In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Midden-Nederland het beroep van eiseres tegen de afwijzing van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eemnes om handhavend op te treden tegen de exploitatie van een garagebedrijf. Eiseres, woonachtig tegenover het garagebedrijf, verzocht op 22 juni 2021 om handhaving, omdat zij meende dat het garagebedrijf niet op die locatie mocht opereren en zich zorgen maakte over de verkeersveiligheid. Het college wees het verzoek af, stellende dat er geen strijd was met het bestemmingsplan en dat er geen overtredingen waren geconstateerd.
Eiseres ging in beroep tegen deze afwijzing. Tijdens de zitting op 25 april 2023 werd het beroep behandeld, waarbij eiseres en de gemachtigde van het college aanwezig waren. De rechtbank oordeelde dat een bestuursorgaan alleen bevoegd is om handhavend op te treden bij een overtreding van een wettelijk voorschrift. De rechtbank concludeerde dat er geen overtreding was, aangezien het bestemmingsplan de exploitatie van een garagebedrijf op de betreffende locatie toestaat. Eiseres' argumenten dat het college haar niet had geïnformeerd over de veranderingen en dat er zorgen waren over verkeersveiligheid, werden door de rechtbank verworpen.
De rechtbank stelde vast dat het bestemmingsplan de vestiging van een garagebedrijf op het perceel mogelijk maakt en dat er geen overtredingen waren geconstateerd. De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was en dat het college terecht het verzoek om handhaving had afgewezen. Eiseres kreeg het griffierecht niet terug. De uitspraak werd gedaan door mr. L.A. Witten en is openbaar uitgesproken op 10 juli 2023.