ECLI:NL:RBMNE:2023:3386

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 juli 2023
Publicatiedatum
6 juli 2023
Zaaknummer
1617259622
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van vrijheidsberoving, diefstal met geweld, afpersing en poging tot zware mishandeling door minderjarige

Op 4 juli 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2004. De zaak betreft meerdere ernstige strafbare feiten, waaronder medeplegen van vrijheidsberoving, diefstal met geweld, afpersing, en poging tot zware mishandeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in de periode van 9 tot 10 juli 2022 [slachtoffer 1] heeft ontvoerd en gedwongen tot het afgeven van geld en persoonlijke bezittingen, waaronder bankpassen en een telefoon. De verdachte heeft [slachtoffer 1] met een mes bedreigd en hem gedwongen om geld op te nemen bij verschillende pinautomaten. Daarnaast heeft de verdachte op 4 juli 2022 samen met anderen [slachtoffer 2] zwaar mishandeld en zijn mobiele telefoon gestolen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 180 dagen, waarvan 132 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar, en een taakstraf van 200 uren. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers zwaar laten meewegen in de strafmaat.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16/172596-22; 16/255617-22 (gev. ttz) en 16/205928-22 (gev. ttz)
Vonnis van de meervoudige kamer van 4 juli 2023
in de strafzaak tegen
[minderjarige] ,
geboren op [geboortedatum 1] 2004 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [woonplaats] ,
hierna: [minderjarige] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 20 juni 2023. [minderjarige] was bij deze zitting aanwezig, daarom is sprake van een vonnis op tegenspraak. Omdat [minderjarige] ten tijde van de tenlastegelegde feiten minderjarig was, heeft de rechtbank de zaak achter gesloten deuren behandeld.
De rechtbank heeft tijdens de zitting gesproken met en geluisterd naar de standpunten van [minderjarige] , zijn advocaat mr. J.J.J.L. Maalsté, advocaat te Utrecht en de officier van justitie mr. E. Wiersma. Daarnaast waren aanwezig de ouders van [minderjarige] met een tolk (mevrouw Toufexes) en S. Hafsi, jeugdreclasseringswerker namens Samen Veilig Midden-Nederland. Ook waren aanwezig de heer [A] en mevrouw [B] van [bedrijf 1] B.V.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat [minderjarige] :
16/172596-22
feit 1: in de periode van 9 juli 2022 tot en met 10 juli 2022 te Utrecht, Amsterdam, Ede
en/of Arnhem in vereniging [slachtoffer 1] wederrechtelijk van zijn vrijheid heeft beroofd;
feit 2: in de periode van 9 juli 2022 tot en met 10 juli 2022 te Utrecht, Amsterdam, Ede en/of Arnhem in vereniging met geweld en/of bedreiging met geweld (bank)passen en/of kentekenbewijzen van [slachtoffer 1] heeft gestolen;
feit 3: in de periode van 9 juli 2022 tot en met 10 juli 2022 te Utrecht, Amsterdam, Ede en/of Arnhem in vereniging [slachtoffer 1] heeft afgeperst (gedwongen tot de afgifte van een telefoon, bijbehorende pincode, bankpassen en bijbehorende pincodes);
feit 4: in de periode van 9 juli 2022 tot en met 10 juli 2022 te Utrecht, Amsterdam, Ede en/of Arnhem in vereniging een geldbedrag van ongeveer 1.600 euro van [slachtoffer 1] heeft gestolen door middel van een valse sleutel (pinnen met de bankpas en bijbehorende pincode van de rekening van [slachtoffer 1] bij verschillende pinautomaten);
feit 5: in de periode van 9 juli 2022 tot en met 10 juli 2022 te Utrecht, Amsterdam, Ede, Arnhem en/of Bennekom in vereniging heeft geprobeerd ongeveer 8.430 euro met geweld te stelen van [slachtoffer 1] ;
16/305928-22
feit 1: op 4 juli 2022 te Utrecht heeft geprobeerd samen met anderen [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen (
primair), dan wel dat hij op 4 juli 2022 te Utrecht openlijk geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2] (
subsidiair);
feit 2: op 4 juli 2022 te Utrecht samen met anderen met geweld een mobiele telefoon heeft gestolen van [slachtoffer 2] ;
16/255617-22
feit: op 12 februari 2022 te Utrecht samen met anderen vier wielen heeft gestolen van [slachtoffer 3] (
primair), dan wel dat hij op 12 februari 2022 te Utrecht vier wielen voorhanden heeft gehad terwijl hij wist, althans moest vermoeden, dat de wielen van een misdrijf afkomstig waren (
subsidiair).

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van [minderjarige] en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de feiten 1 tot en met 5 ten laste gelegd onder parketnummer 16/172596-22 wettig en overtuigend te bewijzen. De officier van justitie verzoekt [minderjarige] partieel vrij te spreken van het zetten van het mes op de keel van aangever [slachtoffer 1] , omdat aangever bij de rechter-commissaris heeft verklaard zich niet meer te kunnen herinneren of hij het mes tegen zijn hals heeft gevoeld.
De officier van justitie acht de feiten 1 en 2 ten laste gelegd onder parketnummer 16/305928-22 eveneens wettig en overtuigend te bewijzen. Ten aanzien van de primair onder feit 1 ten laste gelegde poging tot zware mishandeling betoogt de officier van justitie dat alle drie de verdachten hebben aangever [slachtoffer 2] met kracht tegen zijn hoofd en lichaam geslagen en getrapt. Daarnaast is duidelijk dat [slachtoffer 2] meermalen met het longboard tegen zijn lichaam is geslagen. Ook het gooien van een fiets en een fietsenrek in iemands richting levert onder deze omstandigheden een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel op. Voorts geldt dat algemene ervaringsregels leren dat het hoofd een zeer kwetsbare plek van het lichaam is. Door met kracht tegen het hoofd te slaan, bestaat de aanmerkelijke kans dat daardoor zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht. Dit geldt temeer omdat in deze zaak drie personen tegelijkertijd dergelijk geweld op aangever uitoefenen en hij op een gegeven moment zelfs op de grond ligt. Hierdoor wordt de kans op het toebrengen van zwaar letsel groter. Daarbij maakt het niet uit of het letsel uiteindelijk meevalt.
De officier van justitie merkt ten aanzien van feit 2 op dat aangever [slachtoffer 2] heeft verklaard dat er tussen de verdachten onderling werd gesproken over het wegnemen van de telefoon, medeverdachte [medeverdachte 1] heeft bij de politie verklaard dat hij later wist dat er een telefoon was weggenomen en dat die telefoon nadien is weggegooid en op de camerabeelden is te horen dat één van de verdachten roept ‘pak zijn telefoon’. Hierna is te horen dat iemand zegt ‘ja ik heb alles’. Helder is dat de telefoon van aangever [slachtoffer 2] onder bedreiging en met toepassing van geweld is weggenomen en dat alle drie de verdachten hier een aandeel in hebben gehad. Dat niet helemaal is komen vast te staan wie van de drie daadwerkelijk de telefoon heeft afgepakt en meegenomen, doet hier niet aan af nu er sprake is van medeplegen. Alle drie de verdachten kunnen verantwoordelijk worden gehouden voor het wegnemen van de telefoon van [slachtoffer 2] .
Tot slot acht de officier van justitie het primair ten laste gelegde onder parketnummer 16/255617-22 wettig en overtuigend bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman refereert zich aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de feiten 1 tot en met 5 onder parketnummer 16/172596-22, met het verzoek [minderjarige] partieel vrij te spreken van het houden van het mes op de hals van aangever [slachtoffer 1] en van de bedreiging met de woorden ‘wij gaan jou vermoorden’. Daarnaast wordt verzocht [minderjarige] vrij te spreken van de diefstal met geweld ten laste gelegd onder feit 5. Het geweld had immers geen betrekking op het pinnen, maar enkel op het wegnemen van de bankpas of dwingen tot afgifte van de bankpas.
De raadsman merkt ten aanzien van de feiten 1 en 2 ten laste gelegd onder parketnummer 16/305928-22 het volgende op. Niet betwist wordt dat [minderjarige] aangever [slachtoffer 2] heeft geslagen, geschopt en getrapt zoals ten laste gelegd onder 1. Echter, ook is te zien dat hij zegt ‘kom we gaan’ en de medeverdachten heeft meegetrokken. Hij lijkt dan ook op bepaalde momenten tot bezinning te komen. Uit het dossier volgt dat [minderjarige] nooit het voornemen heeft gehad aangever [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Het verzoek is [minderjarige] vrij te spreken van het primair ten laste gelegde. Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van feit 2 wordt opgemerkt dat uit het dossier niet blijkt dat [minderjarige] de telefoon heeft weggenomen of dat hij wist dat de telefoon werd weggenomen, laat staan dat hij geweld heeft gebruikt met als doel de diefstal van de telefoon te plegen. Het verzoek is dan ook [minderjarige] vrij te spreken van het ten laste gelegde onder feit 2.
De raadsman verzoekt [minderjarige] vrij te spreken van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde onder parketnummer 16/255617-22. Hoewel [minderjarige] de auto heeft geleend die betrokken is geweest bij de diefstal, is het onduidelijk of hij in de auto heeft gereden. Dit is niet aannemelijk nu gesproken wordt over een blank persoon met een tenger postuur. Daarnaast zijn er documenten van minimaal drie personen aangetroffen in de auto. De constatering van de politie dat [minderjarige] een bebloede hand had bij zijn staande houding is juist een aanwijzing dat hij geen betrokkenheid heeft gehad bij de diefstal. Er zijn in de auto, op de banden of op de velgen immers geen bloedsporen aangetroffen.
[minderjarige] hoeft geen alternatieve verklaring te geven voor het feit dat hij zich op straat begeeft, het is geen situatie die schreeuwt om een uitleg. Verder is er niet waargenomen dat [minderjarige] uit de auto is gestapt. De vraag is welke deelnemingsvorm dan aan hem toegeschreven kan worden. Het verzoek is hem zowel van het primair als het subsidiair ten laste gelegde vrij te spreken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
16/172596-22 [1]
Bewijsmiddelen feiten 1 tot en met 5
[minderjarige] heeft de tenlastegelegde feiten (grotendeels) bekend. De raadsman heeft geen (integrale) vrijspraak bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de bewijsmiddelen, waarbij enkel de delen van de bewijsmiddelen waar discussie over bestaat zijn uitgewerkt:
- de (grotendeels) bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 20 juni 2023;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 10 juli 2022, genummerd PL1300-2022143450-21, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , werkzaam bij de politie eenheid Amsterdam, houdende de verklaring van [slachtoffer 1] , doorgenummerde pagina 8 tot en met 10;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor van aangever van 15 juli 2022, genummerd 220715.0758.13082, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 2] , werkzaam bij de politie eenheid Midden-Nederland, houdende een nadere verklaring van [slachtoffer 1] , doorgenummerde pagina 11 tot en met 15;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 15 juli 2022, genummerd PL1300-2022143450-14, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 3] , werkzaam bij de politie eenheid Amsterdam, houdende de bevindingen van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] , doorgenummerde pagina 24 tot en met 27 met bijlagen;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 11 juli 2022, genummerd PL0900-2022199933-3, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 5] , werkzaam bij de politie eenheid Midden-Nederland, houdende de bevindingen van voornoemde verbalisant, doorgenummerde pagina 49 tot en met 51;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 22 juli 2022, genummerd 220722.0816.188024, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 6] , werkzaam bij de politie eenheid Midden-Nederland, houdende de bevindingen bankrekening, doorgenummerde pagina 54 tot en met 55;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 11 juli 2022, genummerd 220711.1323.20170, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 7] , werkzaam bij de politie eenheid Midden-Nederland, houdende de bevindingen [rekeningnummer] , doorgenummerde pagina 56 tot en met 57;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van 25 juli 2022, genummerd 220721.1305.9402, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 8] en [verbalisant 9] , werkzaam bij de politie eenheid Midden-Nederland, houdende de verklaring van verdachte, doorgenummerde pagina 94 tot en met 102;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor medeverdachte [minderjarige] van 10 juli 2022, genummerd 220721.0950.9402, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 8] en [verbalisant 10] , werkzaam bij de politie eenheid Midden-Nederland, houdende de verklaring van medeverdachte [minderjarige] , doorgenummerde pagina 121 tot en met 127.
Nader uitgewerkte bewijsmiddelen
Uit de aangifte van [slachtoffer 1] van 10 juli 2022 blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende [2] :
A:Ik moest toen achterin gaan zitten met mijn hoofd gebogen. Ik mocht niet kijken. Ik kon geen kant op. Het is namelijk een driedeurs auto. Ze zijn als eerste naar een bos in Arnhem gereden, daar zeiden ze dat ze mij zouden vermoorden en daar achter laten. Ik heb hen toen gezegd dat niet te doen en dat ik wel geld kon regelen. Ik heb mijn moeder gebeld voor geld.
V: Wie hield het mes vast?
A: Wat ik weet dat ze alle drie het mes hebben vastgehouden. Terwijl ik aan het rijden was werd de punt van het mes tegen mijn buik gehouden. Het mes had of een groen of een rode handvat. Het was ongeveer 10 centimeter lang. Het lemmet was zilverkleurig en ongeveer 3/4 centimeter breed.
Bewijsoverweging feiten 1, 2, 3 en 5 – geuite bedreiging
De rechtbank vindt de verklaring van aangever [slachtoffer 1] geloofwaardig, omdat zijn verklaring op meerdere punten wordt ondersteund, met name door de verklaring van de moeder van aangever. Aangever heeft verklaard dat tegen hem gezegd is dat hij vermoord zou worden en zij hem achter zouden laten in een bos. Aangever verklaart dat hij daar zijn moeder heeft gebeld met het verzoek geld over te maken. De moeder van aangever heeft verklaard dat haar zoon huilend had gebeld en tegen haar zei dat zij snel 5000 euro moest overmaken. Ook had hij gezegd dat hij niet kon praten, anders zouden mensen hem wat aandoen. De rechtbank acht de verklaring van aangever daarom ook wat betreft de bedreiging betrouwbaar, en acht de ten laste gelegde bedreiging wettig en overtuigend bewezen.
Bewijsoverweging feit 5 – diefstal met geweld en bedreiging met geweld
De rechtbank acht, anders dan in het vonnis van medeverdachte [medeverdachte 2] , wettig en overtuigend bewezen dat er door middel van geweld en bedreiging met geweld meerdere geldbedragen zijn weggenomen. [minderjarige] en zijn medeverdachten hebben geprobeerd geld afhandig te maken van aangever [slachtoffer 1] . Zij hebben namelijk geprobeerd om met de pinpas van aangever geld op te nemen van zijn rekening. Voorafgaand aan deze pogingen om geld op te nemen, hebben zij geweld gebruikt en gedreigd met geweld. Dit hebben zij gedaan om die diefstal voor te bereiden (namelijk om de pinpas waarmee gepind werd in hun bezit te krijgen) en/of gemakkelijk te maken. Uiteindelijk is het de verdachten niet gelukt om het ten laste gelegde geldbedrag op te nemen vanwege de opnamelimiet. Met betrekking tot het onder feit 5 genoemden bedrag is het pinnen dus bij een poging gebleven.
Partiële vrijspraken feiten 1, 2, 3 en 5
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat [minderjarige] en zijn medeverdachten een mes tegen de keel van aangever hebben gehouden. Aangever heeft daarover op 24 november 2022 bij de rechter-commissaris verklaard dat hij niet weet of hij het mes tegen zijn hals heeft gevoeld. De rechtbank acht eveneens niet wettig en overtuigend bewezen dat [minderjarige] en zijn medeverdachten via een tussenpersoon een afspraak met [slachtoffer 1] hebben gemaakt. Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft immers verklaard dat hij zelf een afspraak met [slachtoffer 1] had gemaakt.
Partiële vrijspraak feit 2
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat [minderjarige] de bankpas van aangever heeft afgenomen. Uit de verklaring van aangever volgt dat hij — onder andere — zijn bankpas aan de verdachten heeft afgegeven.
16/305928-22 [3]
Bewijsmiddelen feit 1
Uit de aangifte van [slachtoffer 2] van 8 juli 2022 blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende [4] :
Op maandag 4 juli 2022, omstreeks 01:40 uur bevond ik mij op het fietspad tussen het [straat 1] en de [straat 2] te Utrecht. Ik was daar op mijn longboard. Ik zag dat de verdachte op de fiets, om het bosje naast het fietspad, ging en zo voor mij kwam staan. De andere jongens stonden achter mij. Ik zag dat de verdachte de fiets, waarop hij eerder had gezeten, boven zijn hoofd hield en dreigde tegen mij aan te gooien. Ik voelde dat ik werd geslagen en dat er werd gegooid met stenen in mij richting. Ik weet dat ik op een gegeven moment op de grond ben gevallen. Door de kracht waarmee de klappen gegeven werden ben ik mijn balans verloren. Terwijl ik op de grond lag heb ik nog twee benen die in de richting van mijn hoofd aan het schoppen waren vastgepakt. Ik weet niet van welke verdachten de benen waren.
Uiteindelijk zag ik dan een verdachte een metalen fietsenrek in mijn richting gooide. Ik heb het fietsenrek afgeweerd met mijn longboard, welke ik hierdoor verloor. Daarna zijn de drie verdachten op mij in blijven slaan. Uiteindelijk viel ik op de grond. Ik weet alleen nog dat ik meerdere schoppen tegen mijn hoofd gevoeld heb. Ik voelde hierdoor pijn aan mijn hoofd. Ik zag lichtflitsen aan de binnenzijde van mijn ogen. Ik vermoed dat ik op dat moment ook even het bewustzijn verloren ben.
Uit het proces-verbaal bevindingen, inhoudende het bekijken van de camerabeelden, blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende [5] :
01.39.37
uur De aangever komt ten val als hij door de 3 verdachten word aangevallen. Er ontstaat vervolgens een schermutseling op de grond, maar net buiten beeld.
01.40.03
uur Van buiten beeld word de fiets naar de aangever gegooid.
01.40.18
uur De verdachte 1 gooit de fiets naar de aangever. De verdachte 2 staat links en de verdachte 3 staat rechts
01.40.26
uur Verdachte 1 komt aangerend en trapt de aangever vol tegen de muur.
01.40.50
uur Verdachten 1 en 3 vallen de aangever weer aan, waarbij verdachte 3 de fiets
naar hem toe gooit.
01.41.09
uur Als de aangever de verdachten nogmaals wijst op de camera's, vallen ze met zijn drieën de aangever aan en krijgt de aangever klappen en schoppen te verwerken.
01.41.33
uur Terwijl verdachte 3 nogmaals de fiets naar aangever gooit, zegt verdachte 2
tegen verdachte 1: "pak zijn ....onverstaanbaar".
01.41.40
uur Doordat de aangever hard roept dat ze weg moeten gaan. valt verdachte 2 samen met verdachte 3 de aangever weer aan en slaan ze hem meerdere malen.
01.41.42
uur Door de klappen die de aangever krijgt, valt hij weer op de grond.
01.41.51
uur Terwijl verdachte 2 de aangever waarschuwt dat hij niet meer moet schreeuwen pakt verdachte 3 een hand vol met steentjes en gooit tot tweemaal een handvol naar de aangever, welke zich probeert te beschermen met zijn skateboard.
01.42.07
uur Verdachte 3 pakt de fiets nogmaals op om te gooien naar de aangever.
01.42.14
uur Verdachte 3 pakt nu een metalen fietsenrek, nadat hij de fiets (de rechtbank begrijpt uit de beelden dat hier bedoeld wordt: het metalen fietsrek) had gegooid, hij loopt naar de aangever. De aangever loopt weg en begint te schreeuwen.
01.42.27
uur Verdachte 1 slaat met de riem naar de aangever, die buiten beeld is en welke hoorbaar wordt belaagd door verdachte 2 en 3.
01.42.38
uur De verdachte 2 loopt naar de aangever en slaat met zijn vuist in zijn hand en zegt: "nog 1 keer schreeuwen en je gaat knock-out hier". Vervolgens geeft verdachte 2 met links een vuistslag in het gezicht van de aangever.
01.42.41
uur Verdachte 3 gooit weer de fiets naar de aangever.
01.42.46
uur De verdachte willen weglopen. De aangever zegt niets.
01.42.46
uur De verdachte 3 komt terug naar de aangever en haalt uit met zijn rechterarm, hij mist de aangever omdat deze op tijd weg duikt, maar ze belanden rechts buiten beeld. De verdachte 2 komt er ook naar toe.
01.42.54
uur De verdachten 2 en 3 vallen aangever aan die meerdere malen roept dat ze hem met rust moeten laten. Je hoort vervolgens de klappen die aangever krijgt.
01.43.17
uur Verdachte 2 slaat aangever en drukt zijn hoofd naar beneden. Hierop schopt verdachte 1 de aangever en verdachte 3 slaat met het skateboard vol op de rug van aangever. Dit herhaalt verdachte 3 nog zeker 5 keer.
01.43.21
uur Terwijl verdachte 2 de aangever schopt, slaat verdachte 3 nogmaals met het skateboard op de rug (1 van de 6 keer) en verdachte 2 schopt ook.
Uit het verhoor van [minderjarige] blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende [6] :
O: ik toon jou nu een aantal foto's. Bijlage 1 t/m 4.
V: Wie zie jij op deze foto's
A: Dit ben ik
V: Ben jij dit?
A: ja
Bewijsoverweging feit 1
De rechtbank begrijpt uit voornoemde bewijsmiddelen dat [minderjarige] zichzelf op foto’s herkent als de persoon die in het proces-verbaal van de camerabeelden omschreven wordt als ‘verdachte 2’.
Uit de inhoud van voornoemde bewijsmiddelen volgt dat [minderjarige] met twee anderen in Utrecht geweld heeft gepleegd tegen aangever [slachtoffer 2] , en dat daarbij sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking.
De rechtbank moet beoordelen of [minderjarige] samen met anderen met het gebruikte geweld heeft geprobeerd aangever [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
Voor de beoordeling of er sprake is van (het medeplegen van) een poging tot zware mishandeling, geldt dat er sprake moet zijn van opzet, al dan niet in voorwaardelijke zin, op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij het slachtoffer. De rechtbank is van oordeel dat op basis van de bewijsmiddelen kan worden vastgesteld dat [minderjarige] tenminste voorwaardelijk opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij aangever [slachtoffer 2] .
Vooropgesteld wordt dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg - zoals hier zwaar lichamelijk letsel - aanwezig is indien een verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
Op grond van de bewijsmiddelen kan worden vastgesteld dat [minderjarige] en zijn medeverdachten de aanmerkelijke kans in het leven hebben geroepen dat aangever [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. [slachtoffer 2] is geslagen en geschopt door drie personen, onder meer tegen zijn hoofd. Verder is er meerdere keren een fiets naar [slachtoffer 2] gegooid en zelfs een fietsenrek. Ook wordt twee keer een hand vol met grind met kracht naar [slachtoffer 2] gegooid. Daarnaast wordt er een riem van een tas gebruikt om [slachtoffer 2] te slaan. Tot slot wordt het longboard van [slachtoffer 2] afgepakt en wordt [slachtoffer 2] hiermee meerdere keren geslagen. De gebruikte voorwerpen zetten het intense geweld kracht bij en zijn naar hun aard geschikt om aanzienlijk letsel toe te brengen.
Dit handelen van [minderjarige] en zijn medeverdachten is naar zijn uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht op het ontstaan van zwaar lichamelijk letsel, dat het niet anders kan dan dat [minderjarige] bewust de aanmerkelijke kans op het intreden van dit gevolg heeft aanvaard. [minderjarige] had voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer 2] .
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het primair ten laste gelegde onder feit 1 bewezen.
Bewijsmiddelen feit 2
Uit de aangifte van [slachtoffer 2] van 8 juli 2022 blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende [7] :
Ik heb alleen gehoord dat één van de verdachte zei: "Pak zijn telefoon." Ik weet niet wie het gezegd heeft. Ik had mijn mobiele telefoon in mijn broekzak.
Uit het proces-verbaal bevindingen, inhoudende het bekijken van de camerabeelden, blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende [8] :
01.41.33
uur Terwijl verdachte 3 nogmaals de fiets naar aangever gooit zegt verdachte 2
tegen verdachte 1: "pak zijn ....onverstaanbaar".
01.41.42
uur Door de klappen die de aangever krijgt, valt hij weer op de grond op de achtergrond. De verdachte 1 raapt wat spullen van de grond op de achtergrond.
01.42.27
uur Verdachte 1 slaat met de riem naar de aangever, die buiten beeld is en welke
hoorbaar word belaagd door verdachte 2 en 3.
01.42.32
uur De aangever wordt weer geslagen met de riem door verdachte 1.
01.42.46
uur De verdachten willen weglopen. De aangever zegt niets.
01.42.46
uur De verdachte 3 komt terug naar de aangever en haalt uit met zijn rechterarm, hij mist de aangever omdat deze op tijd weg duikt, maar ze belanden rechts buiten beeld. De verdachte 2 komt er ook naar toe.
01.43.14
uur Verdachte 2 zegt tegen aangever haal hem eruit waarop aangever zegt waar zie je mijn telefoon. Hierop geeft verdachte 2 een trap tegen aangever. De verdachte 3 heeft nu het skateboard vast.
01.43.17 uur Verdachte 2 slaat aangever en drukt zijn hoofd naar beneden. Hierop schopt verdachte 1 de aangever en verdachte 3 slaat met het skateboard vol op de rug van aangever. Dit herhaalt verdachte 3 nog zeker 5 keer.
01.43.21 uur Terwijl verdachte 2 de aangever schopt, slaat verdachte 3 nogmaals met het skateboard op de rug (1 van de 6 keer) en verdachte 2 schopt ook. Hierna hoor je verdachte 2 zeggen: "geef je kanker telefoon". Waarop de aangever nee roept.
01.43.39 uur Je hoort meerdere malen iemand zeggen "geef die kanker telefoon" en de aangever zegt elke keer nee. Tevens hoor je dat aangever meerdere malen met het skateboard wordt geslagen. Vervolgens komt de hand van verdachte 2 met een voorwerp in zijn hand. Dit voorwerp lijkt op een telefoon.
Uit het proces-verbaal van verhoor minderjarige verdachte Aachboun van 16 november 2022 blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende [9] :
Ik wist later dat er een telefoon is mee genomen, deze is later weggegooid.
Bewijsoverweging feit 2
De rechtbank is van oordeel dat sprake is van medeplegen van diefstal met geweld van de mobiele telefoon van [slachtoffer 2] . Op het moment dat de vechtpartij gestopt lijkt te zijn (omstreeks 01:42:45) keren [minderjarige] en zijn medeverdachte weer terug naar [slachtoffer 2] om opnieuw geweld te gebruiken tegen hem. Op de camerabeelden is te horen dat wordt gezegd ‘haal hem eruit’, door de persoon waarvan [minderjarige] zegt dat hij dat is. [slachtoffer 2] reageert met ‘waar zie je mijn telefoon’. Vanaf dat moment is het geweld gericht op de diefstal van de telefoon. Vervolgens voegen alle verdachten zich weer bij de vechtpartij en gebruiken zij opnieuw geweld tegen [slachtoffer 2] . Deze geweldshandelingen zijn naar hun uiterlijke verschijningsvorm gericht op de (voltooiing van) de diefstal van de telefoon.
16/255617-22 [10]
Bewijsmiddelen
Uit het proces-verbaal van aangifte, inhoudende de aangifte van [slachtoffer 3] , blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende [11] :
Op vrijdag 11 februari 2022, omstreeks 17.30 uur, heb ik mijn voertuig in goede staat geparkeerd op [straat 3] te Utrecht. Op zaterdag 12 februari 2022, omstreeks 09.45 uur werd ik gebeld door de politie die mij vertelde dat al mijn vier de wielen van mijn voertuig waren afgenomen. Ik liep naar mijn auto en ik zag dat mijn voertuig op tegels stond zonder de wielen.
Uit het proces-verbaal van bevindingen, inhoudende het ter plaatse komen, blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende [12] :
12 februari 2022 omstreeks 03:07 uur kregen wij de melding dat er op de parkeerplaats bij de [straat 3] een aantal jongens tussen auto's bezig waren. Diezelfde dag, omstreeks 03:10 uur kwamen wij aan op de [straat 3] . Vervolgens zagen wij vanaf flat [nummers] ook het voertuig rijden met gedoofde verlichting. Wij zagen dat het voertuig onze kant op reed. Toen ik naar de bestuurderszijde van het voertuig liep, zag ik dat het voertuig er ineens met hoge snelheid vandoor ging. Ik zag dat het voertuig een Citroën betrof en voorzien was van kenteken [kenteken 1] . Ik zag dat er twee (2) personen in het voertuig zaten.
Wij reden vervolgens terug naar de [straat 3] om vervolgens de [straat 4] op te rijden. Wij zagen direct aan het begin van de [straat 4] een voertuig schuin in het gras/bosschage staan. Wij zagen dat dit het eerder genoemde voertuig betrof met kenteken [kenteken 1] . Het betrof een Citroën C3. Wij zagen geen inzittende meer in dit voertuig. Wij zagen dat de sleutel van het voertuig nog in het contact zat. Wij zagen op de achterbank 3 autobanden inclusief velgen liggen. Wij zagen dat de velgen van een Seat waren. Tevens zagen wij een krik op de achterbank liggen. Wij zagen ook één autoband inclusief Seat velg in de achterbak liggen. Ook hierbij zagen we een krik liggen.
Vervolgens zagen wij op de bijrijdersstoel een dopsleutel en een jas liggen. Wij zagen dat in de jaszak meerdere persoonlijke pasjes en sleutels zaten. Wij zagen dat er:
- een pinpas op naam van [minderjarige] ;
- een zorgpas met initialen [minderjarige] . en Personal identification number [nummer 1] .
Uit het proces-verbaal bevindingen, inhoudende de aanhouding van [minderjarige] , blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende [13] :
Terwijl ik zocht naar dit voertuig zag ik op een bepaald moment op de eerder genoemde [straat 5] een persoon voor mijn auto voorbij rennen. Ik hoorde dat de [nummer 2] een achtervolging te voet had en dat het signalement van de persoon waar hij achteraan rende, overeen kwam met de persoon die voor mijn voertuig rende. Ik stapte uit en zette de achtervolging te voet in. Ik zag dat de persoon zijn snelheid minderde. Hierop kon ik de persoon vastpakken en legde ik de trasportboeien aan. Toen ik de verdachte later vroeg naar zijn gegevens, vertelde hij dat hij woonachtig was op de [adres] te [woonplaats] . Hij maakte zich vervolgens kenbaar als: ' [minderjarige] , geboren op [geboortedatum 1] 2004 te [geboorteplaats] '.
Uit het proces-verbaal bevindingen, inhoudende het contact met de eigenaar van de auto, blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende [14] :
Op 17 februari 2022 had ik telefonisch contact met [C] , de tenaamgestelde van het voertuig. Ik hoorde [C] zeggen dat zijn vrouw het voertuig op 7 februari 2022 tussen 17:00 en 18:00 uur had uitgeleend. Ik hoorde hem zeggen dat [minderjarige] in de woning stond en dat hij vroeg of hij de auto kon lenen, omdat hij onderdelen moest halen en dat de auto van zijn vader kapot zou zijn. Ik hoorde [C] zeggen dat [minderjarige] vertelde
dat hij een vriend bij zich had die een rijbewijs had. Ik hoorde [C] zeggen dat [minderjarige] , gehaast dan wel gestrest over kwam. Ik hoorde [C] zeggen dat [minderjarige] de auto diezelfde dag weer terug zou komen brengen. En dat dit niet gebeurd was.
Bewijsoverweging
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat [minderjarige] op 12 februari 2022 vier wielen heeft gestolen. Uit de bewijsmiddelen volgt dat bij de diefstal van de autowielen die rond drie uur ’s nachts plaatsvond, een Citroën C3 met kenteken [kenteken 1] betrokken was. Als de politie de Citroën na een achtervolging zonder inzittenden aantreft op de [straat 4] , vinden zij de gestolen wielen in de auto alsmede onder meer een pinpas op naam van [minderjarige] . Op datzelfde moment wordt [minderjarige] door verbalisanten rennend gezien op de [straat 5] , een straat die grenst aan de [straat 4] . Tussen het moment van de melding van de verdachte situatie en het moment van de aanhouding van [minderjarige] zitten slechts 13 minuten. De Citroën C3 met kenteken [kenteken 1] blijkt een aantal dagen voor die diefstal door [minderjarige] geleend te zijn van een familielid. De rechtbank is van oordeel dat deze belastende omstandigheden schreeuwen om een uitleg van de verdachte. Die verklaring is uitgebleven. Verdachte ontkent bij de ten laste gelegde feiten betrokken te zijn. Hij verklaart dat hij bezig was met zijn dagelijkse rondje op advies van een psycholoog. De rechtbank acht die verklaring van verdachte niet geloofwaardig, alleen al gelet op het feit dat de politie hem heeft zien rennen en de achtervolging heeft moeten inzetten, terwijl verdachte op de vraag of hij heeft gelopen of ook nog heeft gerend, antwoordt dat hij daar gewoon heeft gelopen. Verdachte heeft zich tijdens een tweede verhoor bij de politie en ter terechtzitting op zijn zwijgrecht beroepen.
Hij heeft het recht om zich op zijn zwijgrecht te beroepen, maar daarmee heeft hij geen aannemelijke verklaring gegeven voor de omstandigheden die redengevend zijn voor het bewijs voor het ten laste gelegde feit. Hij heeft die redengevendheid daarmee dus niet ontzenuwd.
Gelet op genoemde omstandigheden, in samenhang bezien, staat voor de rechtbank buiten redelijke twijfel vast dat [minderjarige] zich in vereniging schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van de vier autowielen.
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben geen betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat [minderjarige] :
16/172596-22
1. in de periode van 9 juli 2022 tot en met 10 juli 2022 te Utrecht, Amsterdam, Ede en Arnhem, tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk [slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, door
- een afspraak te maken met die [slachtoffer 1] en
- met die [slachtoffer 1] af te spreken op de [straat 6] in Utrecht en
- bij die [slachtoffer 1] in zijn personenauto (VW Polo, kenteken: [kenteken 2] ) te stappen en
- een mes tegen die [slachtoffer 1] te houden en
- die [slachtoffer 1] te dwingen om in die personenauto te gaan rijden en
- ( vervolgens) die [slachtoffer 1] te dwingen om achterin die personenauto te gaan zitten en
- die [slachtoffer 1] de woorden toe te voegen: "wij gaan jou vermoorden en we gaan jou daar achter laten" en
-die [slachtoffer 1] in die (personen)auto naar Amsterdam, Ede en Arnhem te vervoeren;
2. in de periode van 9 juli 2022 tot en met 10 juli 2022 te Utrecht en/of Amsterdam en/of Ede en/of Arnhem, tezamen en in vereniging met anderen, meerdere kentekenbewijzen die geheel aan [slachtoffer 1] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, door
- een mes tegen de buik van die [slachtoffer 1] te zetten en
- die [slachtoffer 1] meermalen tegen het hoofd te slaan en/of te stompen en
- die [slachtoffer 1] de woorden toe te voegen: “wij gaan jou vermoorden en wij gaan jou hier achter laten” en
- ( bank)passen uit de jas van die [slachtoffer 1] te halen;
3. in de periode van 9 juli 2022 tot en met 10 juli 2022 te Utrecht en/of Amsterdam en/of Ede en/of Arnhem, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een telefoon en bijbehorende pincode en van één bankpas en bijbehorende pincode, die geheel aan [slachtoffer 1] toebehoorden door
- een mes tegen de buik van die [slachtoffer 1] te zetten en
- die [slachtoffer 1] meermalen tegen het hoofd te slaan en/of te stompen en
- die [slachtoffer 1] te woorden toe te voegen: “wij gaan jou vermoorden en wij gaan jou hier achter laten” en
- die [slachtoffer 1] te dwingen om een telefoon (een Iphone) met bijbehorende codes en wachtwoorden aan de verdachte en zijn medeverdachten te geven en
- die [slachtoffer 1] te dwingen om een bankpas en bijbehorende pincodes aan verdachte en zijn medeverdachten te geven;
4. in de periode van 9 juli 2022 tot en met 10 juli 2022 te Utrecht en/of Amsterdam en/of Ede en/of Arnhem tezamen en in vereniging met anderen een geldbedrag (ongeveer 1600 euro)dat geheel aan [slachtoffer 1] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders dat weg te nemen geldbedrag onder hun bereik hebben gebracht door middel van valse sleutel door met een bankpas en bijbehorende pincode bij verschillende pinautomaten geld van die rekening van die [slachtoffer 1] op te nemen;
5. in de periode van 9 juli 2022 tot en met 10 juli 2022 te Utrecht en/of Amsterdam en/of Bennekom, tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om meerdere geldbedragen (ongeveer 8430 euro), die geheel aan [slachtoffer 1] toebehoorden weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze poging diefstal te doen voorafgaan van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] , te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, door
- een mes tegen de buik van die [slachtoffer 1] heeft gezet en
- die [slachtoffer 1] meermalen tegen het hoofd heeft geslagen en/of heeft gestompt en
- die [slachtoffer 1] de woorden heeft toegevoegd: "wij gaan jou vermoorden en wij gaan jou hier achter laten", en
- met die bankpas en bijbehorende pincode bij verschillende pinautomaten geld van de rekening van die [slachtoffer 1] heeft getracht op te nemen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
16/305928-22
1. op 4 juli 2022 te Utrecht tezamen en in vereniging met anderen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, naar die [slachtoffer 2] zijn toegegaan en hem meermalen tegen zijn lichaam en/of hoofd hebben geschopt/getrapt en gestompt/geslagen en meermalen een fiets en fietsenrek en handen vol grind in zijn richting hebben gegooid en met een longboard meermalen tegen het lichaam en/of hoofd van die [slachtoffer 2] hebben geslagen en die [slachtoffer 2] meermalen met een (op een) riem (gelijkend voorwerp) tegen het lichaam hebben geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2. op 4 juli 2022 te Utrecht tezamen en in vereniging met anderen, een mobiele telefoon die geheel aan [slachtoffer 2] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld tegen [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door naar die [slachtoffer 2] toe te gaan en hem meermalen tegen zijn lichaam en zijn hoofd te schoppen/trappen en te stompen/klappen en met een longboard meermalen tegen het lichaam van die [slachtoffer 2] te slaan en die [slachtoffer 2] meermalen met een (op een) riem (gelijkend voorwerp) tegen het lichaam te slaan.
16/255617-22
op 12 februari 2022 te Utrecht tezamen en in vereniging met een of meer anderen, vier wielen, die geheel aan [slachtoffer 3] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. [minderjarige] is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. [minderjarige] wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
16/172596-22
feit 1 medeplegen van het opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden;
feit 2 diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 3 afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 4 diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels;
feit 5 poging tot diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
16/305928-22
feit 1 medeplegen van een poging tot zware mishandeling;
feit 2 diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf en andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
16/255617-22
feit medeplegen van diefstal.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van [minderjarige] uitsluit. [minderjarige] is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd [minderjarige] ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een jeugddetentie van 180 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 143 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad);
- een taakstraf in de vorm van een werkstraf van 80 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 40 dagen hechtenis.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman acht de eis van de officier van justitie redelijk en heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van [minderjarige] , zoals ter terechtzitting is gebleken.
8.3.1.
De ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd
De rechtbank heeft bij de keuze tot het bepalen van de straf in het bijzonder het volgende laten meewegen. [minderjarige] heeft samen met zijn medeverdachten aangever [slachtoffer 1] bijna acht uren in een auto van zijn vrijheid beroofd gehouden. Aangever [slachtoffer 1] is daarbij bedreigd met een mes, mishandeld, gedwongen tot afgifte van geld en van zijn telefoon en bankpas met de daarbij behorende (pin)codes. [minderjarige] en zijn medeverdachten zijn met aangever naar diverse plaatsen gereden en hebben daar veel geld van de rekening van aangever gepind en geprobeerd te pinnen. Ook heeft hij zich gedwongen gevoeld om contact met zijn moeder op te nemen en zijn moeder te vragen direct geld naar zijn rekening over te maken om te voorkomen dat hem geweld zou worden aangedaan.
De rechtbank acht deze feiten bijzonder ernstig. Feiten als de onderhavige kenmerken zich doordat zij een ernstige inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers en hun gevoel van veiligheid. Slachtoffers van dergelijke feiten kunnen hiervan nog zeer lang de lichamelijke en psychische gevolgen ondervinden in hun dagelijks functioneren. Dit blijkt ook uit de vordering benadeelde partij waaruit blijkt dat aangever [slachtoffer 1] tot op heden nog steeds de gevolgen hiervan ondervindt. Wat voor [minderjarige] kennelijk een manier was om snel geld te verdienen, is voor het slachtoffer een angstaanjagende gebeurtenis geweest. In deze zaak valt de lange duur van de vrijheidsberoving op. Het moet voor aangever een verschrikkelijke, angstige nacht zijn geweest. Ook zijn moeder is na het telefoontje erg bezorgd geweest.
Daarnaast heeft [minderjarige] zich met twee medeverdachten schuldig gemaakt aan het mishandelen van aangever [slachtoffer 2] . Aangever [slachtoffer 2] is meermalen getrapt en geslagen, waaronder tegen zijn hoofd. Daarnaast zijn er meermalen harde voorwerpen gebruikt bij het geweld, waaronder een fiets, een fietsenrek en een longboard. Bovendien hebben zij de telefoon van [slachtoffer 2] met geweld gestolen. Door op zo’n agressieve en ongeremde wijze te handelen, heeft [minderjarige] op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. De rechtbank vindt de mate van dit excessieve gewelddadige gedrag zeer ernstig. Toen [minderjarige] en zijn medeverdachten de mogelijkheid hadden om de woordenwisseling met het slachtoffer te beëindigen door weg te lopen, kozen zij voor de op geweld uitgelopen confrontatie.
Tot slot heeft [minderjarige] zich schuldig gemaakt aan de diefstal van vier autowielen.
Diefstal van autowielen is een ergerlijk feit, dat schade en hinder veroorzaakt voor de eigenaar van de auto. Doordat de geleden schade vervolgens wordt doorberekend in de premie van autoverzekeringen, wordt ook de maatschappij als geheel hierdoor gedupeerd. [minderjarige] heeft hiermee aangetoond geen respect te hebben voor het eigendomsrecht van anderen.
8.3.2.
De persoonlijke omstandigheden
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van [minderjarige] van 14 juni 2023, waaruit blijkt dat hij meerdere keren is veroordeeld voor vermogensdelicten.
Adviezen van deskundigen
De rechtbank heeft de volgende adviezen van deskundigen gelezen:
• het psychologisch onderzoek van 6 oktober 2022 opgesteld door M.A. Westerink-Hetebrij, GZ-psycholoog;
• de rapporten van de Raad voor de Kinderbescherming van 6 maart 2023 en 14 juni 2023 opgesteld door J. van Steenbergen .
Ook heeft de rechtbank op de zitting gesproken met S. Hafsi, jeugdreclasseringswerker.
Het rapport van de psycholoog
De psycholoog geeft aan dat geen sprake is van een psychische stoornis bij [minderjarige] en dat ook geen sprake is van een verstoorde ontwikkeling. Er is aldus geen reden om het ten laste gelegde in verminderde mate toe te rekenen.
Wanneer ingezet wordt op de beschermende factoren en deze versterkt kunnen worden, waaronder dat [minderjarige] zijn school weet op te pakken en gaat werken aan zijn toekomstperspectief, zal er minder ruimte zijn om zich op te houden in de wijk met de jongeren en vrienden die hij daar tegenkomt. Dit kan het risico op recidive doen verminderen. Ook weerbaarder worden richting zijn vrienden, zodat hij zich niet laat meeslepen, kan hem helpen uit de problemen te blijven. Hoewel er geen sprake is van een stoornis of verstandelijke handicap, is binnen het toezicht van de jeugdreclassering aandacht nodig voor de keuzes die [minderjarige] maakt ten aanzien van zijn vrienden, de invulling van zijn vrije tijd en ook de motivatie voor het afronden van de Entree-opleiding, zodat [minderjarige] verder kan met zijn toekomst. Als er meer begeleiding nodig is dan de jeugdreclassering zelf kan bieden, zou hiervoor zou ook ambulante hulpverlening ingezet kunnen worden.
De Raad voor de Kinderbescherming (de Raad)
De Raad vindt ondanks de positieve verandering van [minderjarige] het voortzetten van de maatregel Toezicht en Begeleiding nog noodzakelijk, zodat de positieve ontwikkeling bestendigd en geborgd wordt en [minderjarige] waar nodig ondersteund wordt. De Raad meent dat begeleiding door de jeugdreclassering nodig is om deze ingezette ontwikkeling te kunnen (blijven) monitoren. Om hieraan te blijven meewerken vindt de Raad een voorwaardelijke jeugddetentie passend. [minderjarige] zelf wil immers het liefst geen betrokkenheid meer van instanties. Een duidelijke stok achter de deur is dus nodig. De Raad adviseert daarnaast een werkstraf op te leggen zodat [minderjarige] de consequenties van zijn handelen ervaart.
De Raad adviseert een deels voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen met als bijzondere voorwaarden:
- dat [minderjarige] op geen enkele wijze - direct of indirect - contact opneemt, zoekt of heeft met de medeverdachten [medeverdachte 1] (geboren op [geboortedatum 2] 2005) en [medeverdachte 2] (geboren op [geboortedatum 3] 2002) en het slachtoffer [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum 4] 2001), zolang de jeugdreclassering dit nodig acht;
- dat [minderjarige] meewerkt aan hulpverlening vanuit de PGA, zolang de jeugdreclassering dit nodig acht;
- dat [minderjarige] volgens (les)rooster naar school en/of werk gaat;
waarbij aan de gecertificeerde instelling te weten Samen Veilig Midden-Nederland te Utrecht opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en hem ten behoeve daarvan te begeleiden. Hij is daarbij van rechtswege verplicht zijn medewerking te verlenen aan het vaststellen van zijn identiteit en aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Het advies van Samen Veilig Midden-Nederland (SAVE)
De heer Hafsi heeft op de zitting het advies van SAVE toegelicht. Omdat het gezin van [minderjarige] voornemens is om op korte termijn naar Duitsland te verhuizen, is het de vraag of [minderjarige] zich gedurende de op te leggen proeftijd zal kunnen houden aan alle geadviseerde voorwaarden en in hoeverre de jeugdreclassering gedurende de proeftijd toezicht zal kunnen houden op [minderjarige] en [minderjarige] daadwerkelijk zal kunnen begeleiden. SAVE adviseert om aan alle bijzondere voorwaarden toe te voegen, dat de voorwaarden gelden zolang de jeugdreclassering die nodig acht.
8.3.3.
Conclusie
Gelet op de ernst van de feiten, kan in beginsel niet met een andere strafmodaliteit worden volstaan dan een vrijheidsbenemende straf. Het is zeer zorgwekkend dat [minderjarige] zich op zo’n jonge leeftijd schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten. De rechtbank zal echter rekening houden met de jeugdige leeftijd van [minderjarige] . De rechtbank zal dan ook geen onvoorwaardelijke jeugddetentie opleggen die langer duurt dan het voorarrest. De rechtbank acht het echter wel van belang dat [minderjarige] op het juiste pad blijft en zal daarom een voorwaardelijke jeugddetentie opleggen. De rechtbank zal daarnaast, gelet op de ernst van de feiten en het belang dat [minderjarige] de gevolgen van zijn handelen ervaart, aan hem een onvoorwaardelijke taakstraf opleggen.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat de volgende straf passend en geboden is: een jeugddetentie van 180 dagen, waarvan 143 dagen voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die [minderjarige] in voorarrest heeft doorgebracht (namelijk 37 dagen), met een proeftijd van 2 jaar en een taakstraf in de vorm van een werkstraf van 200 uren, te vervangen door 100 dagen jeugddetentie. De rechtbank zal aan de voorwaardelijke jeugddetentie de door de Raad geadviseerde bijzondere voorwaarden verbinden.

9.BENADEELDE PARTIJEN

[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 4.342,86. Dit bedrag bestaat uit € 1.342,86 aan materiële schade en € 3.000 aan immateriële schade, ten gevolge van de aan [minderjarige] onder 1 tot en met 5 ten laste gelegde feiten bij parketnummer 16/172596-22.
[bedrijf 1] B.V. heeft namens [benadeelde] een vordering tot schadevergoeding ingesteld. Zij vordert € 1326,79 aan materiële schade vanwege schade aan het voertuig en
€ 80 aan bemiddelingskosten.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] het volgende aangevoerd. De benadeelde partij heeft een schadepost van € 1.066,63 gevorderd die ziet op het weggenomen geldbedrag. Bij de medeverdachte is een geldbedrag van € 552,40 aangetroffen, hij heeft hier afstand van gedaan. Bij [minderjarige] is een bedrag van € 530,00 aangetroffen. Ook [minderjarige] heeft hier afstand van gedaan. De officier van justitie verzoekt het resterende bedrag van € 3,26 toe te wijzen. Daarnaast verzoekt de officier van justitie om de schadepost die ziet op het eigen risico € 276,23 toe te wijzen.
De officier van justitie verzoekt de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk te verklaren nu er geen machtiging is overgelegd waaruit volgt dat [bedrijf 1] B.V. bevoegd is om [benadeelde] te vertegenwoordigen in het proces.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman verzoekt ten aanzien van de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 1] het standpunt van de officier van justitie te volgen voor wat betreft het materiële deel van de vordering. De raadsman refereert zich aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de immaterieel gevorderde schadevergoeding.
De raadsman heeft zich ten aanzien van de vordering van [benadeelde] op het standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
Materiële schade
De schadepost die ziet op de kosten die gemaakt zijn ten behoeve van het eigen risico (€ 276,23) is een rechtstreeks gevolg van het bewezenverklaarde en deze schadepost, welke voldoende is onderbouwd, wordt dan ook toegewezen.
Daarnaast heeft de benadeelde partij een bedrag van € 1.066,63 gevorderd. Deze schadepost ziet op het weggenomen geld. Uit de vordering blijkt dat een deel van het weggenomen geld reeds is teruggegeven aan de benadeelde partij. Bij de aanhouding van [minderjarige] is € 530 in beslag genomen en bij medeverdachte [medeverdachte 2] € 552,40, hetgeen in totaal uitkomt op € 1.082,40. [medeverdachte 2] en [minderjarige] hebben beiden afstand gedaan van de onder hen inbeslaggenomen geldbedragen. De rechtbank begrijpt dat deze bedragen door het Openbaar Ministerie reeds zijn of zullen worden teruggegeven aan de benadeelde partij, waardoor er - naast de hiervoor behandelde schadepost van het eigen risico - verder geen materiële schade meer is.
Immateriële schade
De rechtbank stelt op basis van het dossier en de door de benadeelde partij ingediende vordering tot schadevergoeding vast dat hij, als gevolg van het hiervoor bewezen verklaarde, lichamelijk letsel heeft opgelopen. Dat de benadeelde partij daarnaast ook anderszins in zijn persoon is aangetast door het psychische leed dat hij heeft overgehouden aan de ontvoering door [minderjarige] en zijn mededaders, ligt gelet op de hiervoor (onder 8.3.1. onder het kopje "ernst van de feiten") beschreven aard en ernst van de normschending voor de hand. Rekening houdend met wat in vergelijkbare gevallen aan schadevergoeding wordt toegekend is de rechtbank van oordeel dat de gevorderde immateriële schade van € 3.000 kan worden toegewezen.
De rechtbank zal de vordering voor een totaalbedrag van € 3.276,23, bestaande uit € 276,23 aan materiële schade en € 3.000 aan immateriële schade, toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 9 juli 2022 tot de dag van volledige betaling.
De rechtbank zal de vordering hoofdelijk toewijzen. [minderjarige] is, mede gelet op zijn rol, met zijn mededaders verantwoordelijk voor de gehele schade.
[minderjarige] zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij aan [minderjarige] de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 3.276,23 te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 9 juli 2022 tot de dag van volledige betaling. Omdat [minderjarige] minderjarig is, zal geen gijzeling worden verbonden aan de schadevergoedingsmaatregel.
Benadeelde partij [benadeelde]
De rechtbank overweegt dat uit de door [bedrijf 1] B.V. ingediende vordering niet blijkt dat zij bevoegd is de benadeelde partij [benadeelde] te vertegenwoordigen, nu geen machtiging is overgelegd en ook uit de overige ingediende stukken niet blijkt dat zij de benadeelde partij mag vertegenwoordigen. De rechtbank zal de vordering daarom niet-ontvankelijk verklaren. De vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht. [benadeelde] wordt veroordeeld in de kosten die de verdachte heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 45, 47, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 282, 302, 311, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf en maatregel
- veroordeelt verdachte tot een
jeugddetentie van 180 dagen;
- bepaalt dat de tijd door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht (te weten: 37 dagen) op de tenuitvoerlegging van de jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat een gedeelte van
143 dagenvan de jeugddetentie
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijdvan
twee jarenvast;
- als voorwaarden gelden dat verdachte:
o zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
o ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
o medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte:
o op geen enkele wijze - direct of indirect - contact opneemt, zoekt of heeft met de medeverdachten [medeverdachte 1] (geboren op [geboortedatum 2] 2005) en [medeverdachte 2] (geboren op [geboortedatum 3] 2002) en het slachtoffer [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum 4] 2001), zolang de jeugdreclassering dit nodig acht;
o meewerkt aan hulpverlening vanuit de PGA, zolang de jeugdreclassering dit nodig acht;
o volgens (les)rooster naar school en/of werk gaat;
waarbij aan de gecertificeerde instelling te weten Samen Veilig Midden-Nederland te Utrecht opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en hem ten behoeve daarvan te begeleiden. Hij is daarbij van rechtswege verplicht zijn medewerking te verlenen aan het vaststellen van zijn identiteit en aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 200 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 100 dagen jeugddetentie;
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
- wijst de vordering van [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van € 3.276,23, bestaande voor een bedrag van € 276,23 uit materiële schade en voor een bedrag van € 3.000 uit immateriële schade;
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 juli 2022, tot de dag van volledige betaling, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- legt verdachte hoofdelijk de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat € 3.276,23 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 juli 2022, tot de dag van volledige betaling. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt deze verplichting aangevuld met 0 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd
als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
- veroordeelt verdachte in de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt, tot op dit moment begroot op nihil, alsmede in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken;
Benadeelde partij [benadeelde]
- verklaart [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
Voorlopige hechtenis
- heft op het – reeds geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.C. Piet, voorzitter, mr. L.M.G. de Weerd en mr. I.G.C. Bij de Vaate, kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. T.T. van den Dool, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 4 juli 2023.
De oudste rechter is buiten staat het vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan [minderjarige] wordt ten laste gelegd dat:
16/172596-22
1
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 9 juli 2022 tot en met 10 juli 2022 te Utrecht en/of Amsterdam en/of Ede en/of Arnhem, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden, door
- een afspraak te maken met die [slachtoffer 1] via een tussenpersoon en/of
- met die [slachtoffer 1] af te spreken op de [straat 6] in Utrecht en/of
- bij die [slachtoffer 1] in zijn personenauto (VW Polo, kenteken: [kenteken 2] ) te stappen en/of
- een mes, althans een scherp voorwerp, tegen de keel van die [slachtoffer 1] te houden en/of
- die [slachtoffer 1] te dwingen om in die personenauto te gaan rijden en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer 1] te dwingen om achterin die personenauto te gaan zitten en/of
- die [slachtoffer 1] de woorden toe te voegen: "wij gaan jou vermoorden en we gaan jou daar achter
laten", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
-die [slachtoffer 1] in die (personen)auto naar Amsterdam en/of Ede en/of Arnhem en/of één of meerdere onbekend gebleven plaatsen in Nederland te vervoeren;
(Artikel art 282 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
2
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 9 juli 2022 tot en met 10 juli 2022 te Utrecht en/of Amsterdam en/of Ede en/of Arnhem, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, één of meerdere (bank)passen en/of
kentekenbewijzen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- een mes, althans een scherp voorwerp tegen de keel/nek en/of de buik, althans het lichaam van die [slachtoffer 1] te zetten en/of
- die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal tegen het hoofd, althans tegen het lichaam te slaan en/of te stompen en/of
- die [slachtoffer 1] de woorden toe te voegen: "wij gaan jou vermoorden en wij gaan jou hier achter laten", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- (bank)passen uit de jas van die [slachtoffer 1] te halen;
(Artikel art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
3
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 9 juli 2022 tot en met 10 juli 2022 te Utrecht en/of Amsterdam en/of Ede en/of Arnhem, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een telefoon en/of bijbehorende pincode en/of van één of meerdere bankpas(sen) en/of bijbehorende pincode(s), in elk geval enig goed,
dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan die [slachtoffer 1] en/of een derde
toebehoorde(n) door
- een mes, althans een scherp voorwerp tegen de keel/nek en/of de buik, althans het lichaam van die [slachtoffer 1] te zetten en/of
- die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal tegen het hoofd, althans tegen het lichaam te slaan en/of te stompen en/of
- die [slachtoffer 1] te woorden toe te voegen: "wij gaan jou vermoorden en wij gaan jou hier achter laten", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- die [slachtoffer 1] te dwingen om een telefoon (een Iphone) met bijbehorende codes en/of
wachtwoorden aan de verdachte en/of zijn medeverdachte(n) te geven en/of
- die [slachtoffer 1] te dwingen om een of meerdere bankpas(sen) en/of bijbehorende pincodes aan
verdachte en/of zijn medeverdachte(n) te geven;
(Artikel art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 3 Wetboek van Strafrecht)
4
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks een periode van 9 juli 2022 tot en met 10 juli 2022 te Utrecht en/of Amsterdam en/of Ede en/of Arnhem, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een geldbedrag (ongeveer 1600 euro), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat weg te nemen geldbedrag onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van valse sleutel door met bankpassen en/of bijbehorende pincodes bij verschillende pinautomaten geld van die rekening van die [slachtoffer 1] op te nemen;
(Artikel art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht)
5
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 9 juli 2022 tot en met 10 juli 2022 te Utrecht en/of Amsterdam en/of Bennekom, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een of meerdere geldbedragen (ongeveer 8430 euro), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze poging diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] , te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemer(s) aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
- een mes, althans een scherp voorwerp tegen de keel/nek en/of de buik, althans het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft gezet en/of
- die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal tegen het hoofd, althans tegen het lichaam heeft
geslagen en/of heeft gestompt en/of
- die [slachtoffer 1] de woorden heeft toegevoegd: "wij gaan jou vermoorden en wij gaan jou hier achter laten", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- (bank)passen uit de jas van die [slachtoffer 1] heeft gehaald en/of
- met die bankpassen en/of bijbehorende pincodes bij verschillende pinautomaten geld van de rekening van die [slachtoffer 1] heeft getracht op te nemen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(Artikel art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
16/305928-221
hij op of omstreeks 4 juli 2022 te Utrecht tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, naar die [slachtoffer 2] is/zijn toegegaan en/of hem een of meer malen tegen zijn lichaam en/of hoofd heeft/hebben geschopt/getrapt en/of gestompt/geslagen en/of een of meermalen een fiets en/of fietsenrek en/of handen vol grind in zijn richting heeft/hebben gegooid en/of met een longboard een/of meermalen tegen het lichaam en/of hoofd van die [slachtoffer 2] heeft/hebben geslagen en/of die [slachtoffer 2] een of meermalen met een (op een) riem (gelijkend voorwerp) tegen het lichaam
van die [slachtoffer 2] heeft/hebben geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 4 juli 2022 te Utrecht openlijk, te weten, aan het Vivaldiplantsoen, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats,
in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon en/of een goed te weten [slachtoffer 2] door naar die [slachtoffer 2] toe te gaan en/of hem een of meer schoppen/trappen en/of
stompen/klappen tegen zijn lichaam en/of hoofd te gegeven en/of een of meermalen een fiets en/of fietsenrek en/of handen vol grind in zijn richting te gooien en/of met een longboard een/of meermalen tegen het lichaam en/of hoofd van die [slachtoffer 2] te slaan en/of die [slachtoffer 2] een of meermalen met een (op een) riem (gelijkend voorwerp) tegen het lichaam van die [slachtoffer 2] te slaan;
( art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 4 juli 2022 te Utrecht tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een mobiele telefoon, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door naar die [slachtoffer 2] toe te gaan en/of hem een of meer malen tegen zijn lichaam en/of zijn hoofd te schoppen/trappen en/of te stompen/klappen en/of een of meermalen een fiets en/of fietsenrek en/of handen vol grind in zijn richting te gooien en/of met een longboard een/of meermalen tegen het lichaam en/of hoofd van die [slachtoffer 2] te slaan en/of die [slachtoffer 2] een of meermalen met een (op een) riem (gelijkend voorwerp) tegen het lichaam van die [slachtoffer 2] te slaan;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )
16-255617-22hij op of omstreeks 12 februari 2022 te Utrecht tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, vier wielen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 12 februari 2022 te Utrecht, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, vier wielen, althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
( art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 417bis lid 1 ahf/ond a Wetboek
van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij de in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 17 oktober 2022 genaamd 31Pita22 /MD4R022078 opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met pagina 145. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 10 juli 2022, opgesteld door [verbalisant 1] , p. 8-10.
3.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij de in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 29 november 2022 genummerd 2022342562 opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met pagina 181. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
4.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] van 8 juli 2022, opgesteld door [verbalisant 11] , p. 14-17.
5.Proces-verbaal bevindingen van 9 september 2022, opgemaakt door [verbalisant 12] , p. 33-45.
6.Proces-verbaal van verhoor verdachte [minderjarige] van 17 november 2022, incl. fotoblad, opgesteld door [verbalisant 13] en [verbalisant 14] , p. 129-153.
7.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] van 8 juli 2022, opgesteld door [verbalisant 11] , p. 14-17.
8.Proces-verbaal bevindingen van 9 september 2022, opgemaakt door [verbalisant 12] , p. 33-45.
9.Proces-verbaal van verhoor minderjarige verdachte, opgesteld door [verbalisant 13] en [verbalisant 15] , p. 102.
10.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij de in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 19 september 2022 genummerd 2022041767 opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met pagina 121. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
11.Proces-verbaal aangifte van 11 februari 2022, opgemaakt door [verbalisant 16] , p. 47 .
12.Proces-verbaal bevindingen van 12 februari 2022, opgemaakt door [verbalisant 17] en [verbalisant 18] , p. 8-10.
13.Proces-verbaal bevindingen van 12 februari 2022, opgemaakt door [verbalisant 19] , p. 26-27.
14.Proces-verbaal bevindingen van 14 februari 2022, opgemaakt door [verbalisant 20] , p. 30-31.