ECLI:NL:RBMNE:2023:3385

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 juli 2023
Publicatiedatum
6 juli 2023
Zaaknummer
1617258722
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van vrijheidsberoving, diefstal met geweld, afpersing en poging tot zware mishandeling door minderjarige verdachte

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 4 juli 2023, is de minderjarige verdachte veroordeeld voor meerdere ernstige strafbare feiten, waaronder medeplegen van vrijheidsberoving, diefstal met geweld, afpersing, en poging tot zware mishandeling. De feiten vonden plaats in de periode van 9 tot 10 juli 2022, waarbij de verdachte samen met medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] [slachtoffer 1] heeft beroofd van zijn vrijheid en onder bedreiging met een mes gedwongen om geld en persoonlijke bezittingen af te geven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachten [slachtoffer 1] bijna acht uur in een auto hebben vastgehouden, waarbij hij werd bedreigd en mishandeld. De verdachte heeft grotendeels bekend, maar heeft vrijspraak bepleit voor enkele specifieke handelingen. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers en de aanwezige getuigen als geloofwaardig beoordeeld en heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 187 dagen, met een voorwaardelijke PIJ-maatregel voor twee jaar. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn jeugdige leeftijd en psychische problemen, en heeft besloten dat behandeling noodzakelijk is om recidive te voorkomen. De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] is toegewezen, waarbij de verdachte hoofdelijk aansprakelijk is gesteld voor de schade.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16/172587-22; 16/305926-22 (gev. ttz) en 16/095387-21 (vord. tul)
Vonnis van de meervoudige kamer van 4 juli 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2005] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [woonplaats] ,
hierna: [verdachte] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 31 maart 2023 en 20 juni 2023. Op 20 juni 2023 is de zaak inhoudelijk behandeld. [verdachte] was bij deze zitting aanwezig, daarom is sprake van een vonnis op tegenspraak. Omdat [verdachte] ten tijde van de tenlastegelegde feiten minderjarig was, heeft de rechtbank de zaak achter gesloten deuren behandeld.
De rechtbank heeft tijdens de zitting gesproken met en geluisterd naar de standpunten van [verdachte] , zijn advocaat mr. A.C. Vingerling, advocaat te Utrecht en de officier van justitie mr. E. Wiersma. Daarnaast waren aanwezig [moeder] , de moeder van [verdachte] met een tolk (M. Chbab), [raadsonderzoeker] , raadsonderzoeker namens de Raad voor de Kinderbescherming, en S. Hafsi, jeugdreclasseringswerker namens Samen Veilig Midden-Nederland.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat [verdachte] :
16/172587-22
feit 1: in de periode van 9 juli 2022 tot en met 10 juli 2022 te Utrecht, Amsterdam, Ede ` en/of Arnhem in vereniging [slachtoffer 1] wederrechtelijk van zijn vrijheid heeft beroofd;
feit 2: in de periode van 9 juli 2022 tot en met 10 juli 2022 te Utrecht, Amsterdam, Ede en/of Arnhem in vereniging met geweld en/of bedreiging met geweld (bank)passen en/of kentekenbewijzen van [slachtoffer 1] heeft gestolen;
feit 3: in de periode van 9 juli 2022 tot en met 10 juli 2022 te Utrecht, Amsterdam, Ede en/of Arnhem in vereniging [slachtoffer 1] heeft afgeperst (gedwongen tot de afgifte van een telefoon, bijbehorende pincode, bankpassen en bijbehorende pincodes);
feit 4: in de periode van 9 juli 2022 tot en met 10 juli 2022 te Utrecht, Amsterdam, Ede en/of Arnhem in vereniging een geldbedrag van ongeveer 1.600 euro van [slachtoffer 1] heeft gestolen door middel van een valse sleutel (pinnen met de bankpas en bijbehorende pincode van de rekening van [slachtoffer 1] bij verschillende pinautomaten);
feit 5: in de periode van 9 juli 2022 tot en met 10 juli 2022 te Utrecht, Amsterdam, Ede, Arnhem en/of Bennekom in vereniging heeft geprobeerd ongeveer 8.430 euro met geweld te stelen van [slachtoffer 1] ;
16/305926-22
feit 1: op 4 juli 2022 te Utrecht heeft geprobeerd samen met anderen [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen (
primair), dan wel dat hij op 4 juli 2022 te Utrecht openlijk geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2] (
subsidiair);
feit 2: op 4 juli 2022 te Utrecht [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht;
feit 3: op 4 juli 2022 te Utrecht samen met anderen met geweld een mobiele telefoon heeft gestolen van [slachtoffer 2] .

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van [verdachte] en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de feiten 1 tot en met 5 ten laste gelegd onder parketnummer 16/172587-22 wettig en overtuigend te bewijzen. De officier van justitie verzoekt [verdachte] partieel vrij te spreken van het zetten van het mes op de keel van aangever [slachtoffer 1] , omdat aangever bij de rechter-commissaris heeft verklaard zich niet meer te kunnen herinneren of hij het mes tegen zijn hals heeft gevoeld.
De officier van justitie acht de feiten 1 tot en met 3 ten laste gelegd onder parketnummer 16/305926-22 eveneens wettig en overtuigend te bewijzen.
Ten aanzien van de primair onder feit 1 ten laste gelegde poging tot zware mishandeling betoogt de officier van justitie dat alle drie de verdachten aangever [slachtoffer 2] met kracht tegen zijn hoofd en lichaam hebben geslagen en getrapt. Daarnaast is duidelijk dat [slachtoffer 2] meermalen met het longboard tegen zijn lichaam is geslagen. Ook het gooien van een fiets en een fietsenrek in iemands richting levert onder deze omstandigheden een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel op.
Voorts geldt dat algemene ervaringsregels leren dat het hoofd een zeer kwetsbare plek van het lichaam is. Door met kracht tegen het hoofd te slaan, bestaat de aanmerkelijke kans dat daardoor zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht. Dit geldt temeer omdat in deze zaak drie personen tegelijkertijd dergelijk geweld op aangever uitoefenen en hij op een gegeven moment zelfs op de grond ligt. Hierdoor wordt de kans op het toebrengen van zwaar letsel groter. Daarbij maakt het niet uit of het letsel uiteindelijk meevalt.
De officier van justitie merkt ten aanzien van feit 2 op dat de bedreiging van dien aard is dat bij aangever [slachtoffer 2] de redelijke vrees kon ontstaan dat het misdrijf waarmee werd gedreigd ook zou worden gepleegd. Dat aangever de bedreiging niet specifiek heeft genoemd bij zijn aangifte doet hier niet aan af, nu er meer gewicht wordt toegekend aan de geobjectiveerde toets.
Ten aanzien van feit 3 wordt het volgende opgemerkt. Aangever [slachtoffer 2] heeft verklaard dat er tussen de verdachten onderling werd gesproken over het wegnemen van de telefoon, [verdachte] heeft verklaard dat hij later wist dat er een telefoon was weggenomen en dat die telefoon nadien is weggegooid en op de camerabeelden is te horen dat één van de verdachten roept ‘pak zijn telefoon’. Hierna is te horen dat iemand zegt ‘ja ik heb alles’. Helder is dat de telefoon van aangever [slachtoffer 2] onder bedreiging en met toepassing van geweld is weggenomen en dat alle drie de verdachten hier een aandeel in hebben gehad. Dat niet helemaal is komen vast te staan wie van de drie daadwerkelijk de telefoon heeft afgepakt en meegenomen, doet hier niet aan af nu er sprake is van medeplegen. Alle drie de verdachten kunnen verantwoordelijk worden gehouden voor het wegnemen van de telefoon van [slachtoffer 2] .
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman verwijst voor de feiten ten laste gelegd onder parketnummer 16/172587-22 naar het vonnis van de medeverdachte [medeverdachte 1] en verzoekt de verweren die in die zaak zijn gehonoreerd ook in deze zaak te honoreren.
De raadsman heeft voor de feiten ten laste gelegd onder parketnummer 16/305926-22 vrijspraak bepleit van het primair ten laste gelegde onder feit 1, van feit 2 en van feit 3. Ten aanzien van feit 1 wordt het volgende opgemerkt. Wanneer de ten laste gelegde handelingen afzonderlijk worden bekeken, is het de vraag of dit de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel oplevert. Uit jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat een klap op het hoofd niet zonder meer de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel oplevert. Het meermalen gooien van de fiets zou in theorie fout kunnen aflopen, maar kijkend naar hoe de fiets gegooid werd, was daar in dit geval geen sprake van.
Verder heeft aangever geen aangifte gedaan van de bedreiging ten laste gelegd onder feit 2. Ook verklaart hij niet dat hij de bedreiging heeft gehoord. Voor een strafbare bedreiging moet de aangever direct of indirect kennis hebben genomen van de bedreiging. Daar lijkt in dit geval geen sprake van te zijn en het verzoek is dan ook [verdachte] vrij te spreken van de ten laste gelegde bedreiging.
Tot slot is het niet de bedoeling geweest van [verdachte] om aangever [slachtoffer 2] te beroven. [verdachte] staat iets verder weg als wordt geroepen dat aangever zijn telefoon moet geven. Het is de vraag of [verdachte] dit heeft gehoord en, voor zover hij het al heeft gehoord, of dat voldoende is voor medeplegen. Het verzoek is daarom [verdachte] vrij te spreken van de diefstal met geweld wegens onvoldoende bewijs voor het medeplegen en de vereiste dubbele opzet.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
16/172587-22 [1]
Feiten 1 tot en met 5
[verdachte] heeft de tenlastegelegde feiten (grotendeels) bekend. De raadsman heeft geen (integrale) vrijspraak bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de bewijsmiddelen, waarbij enkel de delen van de bewijsmiddelen waar discussie over bestaat, zijn uitgewerkt:
- de (grotendeels) bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 20 juni 2023;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 10 juli 2022, genummerd PL1300-2022143450-21, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , werkzaam bij de politie eenheid Amsterdam, houdende de verklaring van [slachtoffer 1] , doorgenummerde pagina 8 tot en met 10;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor van aangever van 15 juli 2022, genummerd 220715.0758.13082, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 2] , werkzaam bij de politie eenheid Midden-Nederland, houdende een nadere verklaring van [slachtoffer 1] , doorgenummerde pagina 11 tot en met 15;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 15 juli 2022, genummerd PL1300-2022143450-14, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 3] , werkzaam bij de politie eenheid Amsterdam, houdende de bevindingen van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] , doorgenummerde pagina 24 tot en met 27 met bijlagen;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 11 juli 2022, genummerd PL0900-2022199933-3, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 5] , werkzaam bij de politie eenheid Midden-Nederland, houdende de bevindingen van voornoemde verbalisant, doorgenummerde pagina 49 tot en met 51;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 22 juli 2022, genummerd 220722.0816.188024, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 6] , werkzaam bij de politie eenheid Midden-Nederland, houdende de bevindingen bankrekening, doorgenummerde pagina 54 tot en met 55;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 11 juli 2022, genummerd 220711.1323.20170, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 7] , werkzaam bij de politie eenheid Midden-Nederland, houdende de bevindingen [banknummer] , doorgenummerde pagina 56 tot en met 57;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van 25 juli 2022, genummerd 220721.1305.9402, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 8] en [verbalisant 9] , werkzaam bij de politie eenheid Midden-Nederland, houdende de verklaring van verdachte, doorgenummerde pagina 94 tot en met 102;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 2] van 10 juli 2022, genummerd 220721.0950.9402, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 8] en [verbalisant 10] , werkzaam bij de politie eenheid Midden-Nederland, houdende de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2] , doorgenummerde pagina 121 tot en met 127.
Nader uitgewerkte bewijsmiddelen
Uit de verklaring van [verdachte] afgelegd ter terechtzitting van 20 juni 2023 blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende [2] :
Er was een mes aanwezig in de auto. Wij hebben alle drie het mes vastgehad. Ik heb het mes ook opengeklapt.
De pasjes heeft iemand uit de jas van [slachtoffer 1] gepakt. Deze pasjes hebben wij vervolgens bij ons gehouden.
Uit de aangifte van [slachtoffer 1] van 10 juli 2022 blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende [3] :
A:Ik moest toen achterin gaan zitten met mijn hoofd gebogen. Ik mocht niet kijken. Ik kon geen kant op. Het is namelijk een driedeurs auto. Ze zijn als eerste naar een bos in Arnhem gereden, daar zeiden ze dat ze mij zouden vermoorden en daar achter laten. Ik heb hen toen gezegd dat niet te doen en dat ik wel geld kon regelen. Ik heb mijn moeder gebeld voor geld.
V: Wie hield het mes vast?
A: Wat ik weet dat ze alle drie het mes hebben vastgehouden. Terwijl ik aan het rijden was werd de punt van het mes tegen mijn buik gehouden. Het mes had of een groen of een rode handvat. Het was ongeveer 10 centimeter lang. Het lemmet was zilverkleurig en ongeveer 3/4 centimeter breed.
Bewijsoverweging feiten 1, 2, 3 en 5 – geuite bedreiging
De rechtbank vindt de verklaring van aangever [slachtoffer 1] geloofwaardig, omdat zijn verklaring op meerdere punten wordt ondersteund, met name door de verklaring van de moeder van aangever. Aangever heeft verklaard dat tegen hem gezegd is dat hij vermoord zou worden en zij hem achter zouden laten in een bos. Aangever verklaart dat hij daar zijn moeder heeft gebeld met het verzoek geld over te maken. De moeder van aangever heeft verklaard dat haar zoon haar huilend had gebeld en tegen haar zei dat zij snel 5000 euro moest overmaken. Ook had hij gezegd dat hij niet kon praten, anders zouden mensen hem wat aandoen. De rechtbank acht de verklaring van aangever daarom ook wat betreft de bedreiging betrouwbaar, en acht de ten laste gelegde bedreiging wettig en overtuigend bewezen.
Bewijsoverweging feit 2 – diefstal bankpas
De rechtbank acht, anders dan in het vonnis van medeverdachte [medeverdachte 1] , wettig en overtuigend bewezen dat naast de kentekenbewijzen ook de bankpas van [slachtoffer 1] met geweld en bedreiging met geweld is gestolen. [verdachte] heeft ter zitting immers verklaard dat de pasjes uit de jas van [slachtoffer 1] zijn gepakt en dat zij de pasjes bij zich hebben gehouden.
Bewijsoverweging feit 5 – diefstal met geweld en bedreiging met geweld
De rechtbank acht, anders dan in het vonnis van medeverdachte [medeverdachte 1] , wettig en overtuigend bewezen dat er door middel van geweld en bedreiging met geweld meerdere geldbedragen zijn weggenomen. [verdachte] en zijn medeverdachten hebben geprobeerd geld afhandig te maken van aangever [slachtoffer 1] . Zij hebben namelijk geprobeerd om met de pinpas van aangever geld op te nemen van zijn rekening. Voorafgaand aan deze pogingen om geld op te nemen, hebben zij geweld gebruikt en gedreigd met geweld. Dit hebben zij gedaan om die diefstal voor te bereiden (namelijk om de pinpas waarmee gepind werd in hun bezit te krijgen) en/of gemakkelijk te maken. Uiteindelijk is het de verdachten niet gelukt om het ten laste gelegde geldbedrag op te nemen vanwege de opnamelimiet. Met betrekking tot het onder feit 5 genoemde bedrag is het pinnen dus bij een poging gebleven.
Partiele vrijspraken feiten 1, 2 en 3
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] en zijn medeverdachten een mes tegen de keel van aangever hebben gehouden. Aangever heeft daarover op 24 november 2022 bij de rechter-commissaris verklaard dat hij niet weet of hij het mes tegen zijn hals heeft gevoeld. De rechtbank acht eveneens niet wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] en zijn medeverdachten via een tussenpersoon een afspraak met [slachtoffer 1] hebben gemaakt. [verdachte] heeft verklaard dat hij zelf een afspraak met [slachtoffer 1] had gemaakt.
16/305926-22 [4]
Bewijsmiddelen feit 1
Uit de aangifte van [slachtoffer 2] van 8 juli 2022 blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende [5] :
Op maandag 4 juli 2022, omstreeks 01:40 uur bevond ik mij op het fietspad tussen het [adres] en de [adres] te Utrecht. Ik was daar op mijn longboard. Ik zag dat de verdachte op de fiets, om het bosje naast het fietspad, ging en zo voor mij kwam staan. De andere jongens stonden achter mij. Ik zag dat de verdachte de fiets, waarop hij eerder had gezeten, boven zijn hoofd hield en dreigde tegen mij aan te gooien. Ik voelde dat ik werd geslagen en dat er werd gegooid met stenen in mij richting. Ik weet dat ik op een gegeven moment op de grond ben gevallen. Door de kracht waarmee de klappen gegeven werden ben ik mijn balans verloren. Terwijl ik op de grond lag heb ik nog twee benen die in de richting van mijn hoofd aan het schoppen waren vastgepakt.
Ik weet niet van welke verdachten de benen waren. Uiteindelijk zag ik dan een verdachte een metalen fietsenrek in mijn richting gooide. Ik heb het fietsenrek afgeweerd met mijn longboard, welke ik hierdoor verloor. Daarna zijn de drie verdachten op mij in blijven slaan. Uiteindelijk viel ik op de grond. Ik weet alleen nog dat ik meerdere schoppen tegen mijn hoofd gevoeld heb. Ik voelde hierdoor pijn aan mijn hoofd. Ik zag lichtflitsen aan de binnenzijde van mijn ogen. Ik vermoed dat ik op dat moment ook even het bewustzijn verloren ben.
Uit de verklaring van [verdachte] afgelegd ter terechtzitting van 20 juni 2023 blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende [6] :
Ik ben de persoon op de beelden die komt aanfietsen, die onder andere met een fiets gooit en een trap geeft. Ik heb ook geslagen met de band van mijn tasje.
Uit het proces-verbaal bevindingen, inhoudende het bekijken van de camerabeelden, blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende [7] :
01.39.41
uur De verdachte 1 slaat tot driemaal toe met het skateboard op de aangever. Hierna gooit hij het skateboard richting de aangever, welke het skateboard opvangt.
01.40.03 uur Van buiten beeld word de fiets naar de aangever gegooid.
01.40.18
uur De verdachte 1 gooit de fiets naar de aangever.
01.40.26
uur Verdachte 1 komt aangerend en trapt de aangever vol tegen de muur.
01.40.50
uur Verdachten 1 en 3 vallen de aangever weer aan, waarbij verdachte 3 de fiets
naar hem toe gooit.
01.41.09
uur Als de aangever de verdachten nogmaals wijst op de camera's, vallen ze met zijn drieën de aangever aan en krijgt de aangever klappen en schoppen te verwerken.
01.41.33
uur Terwijl verdachte 3 nogmaals de fiets naar aangever gooit, zegt verdachte 2
tegen verdachte 1: "pak zijn ....onverstaanbaar".
01.41.40
uur Doordat de aangever hard roept dat ze weg moeten gaan, valt verdachte 2 samen met verdachte 3 de aangever weer aan en slaan ze hem meerdere malen.
01.41.42
uur Door de klappen die de aangever krijgt, valt hij weer op de grond.
01.41.51
uur Terwijl verdachte 2 de aangever waarschuwt dat hij niet meer moet schreeuwen pakt verdachte 3 een hand vol met steentjes en gooit tot tweemaal een handvol naar de aangever, welke zich probeert te beschermen met zijn skateboard.
01.42.07 uur Verdachte 3 pakt de fiets nogmaals op om te gooien naar de aangever.
01.42.14
uur Verdachte 3 pakt nu een metalen fietsenrek, nadat hij de fiets (de rechtbank begrijpt uit de beelden dat hier bedoeld wordt: het metalen fietsrek) had gegooid, loopt hij naar de aangever. De aangever loopt weg en begint te schreeuwen.
01.42.27
uur Verdachte 1 slaat met de riem naar de aangever, die buiten beeld is en welke hoorbaar wordt belaagd door verdachten 2 en 3.
01.42.38
uur De verdachte 2 loopt naar de aangever en slaat met zijn vuist in zijn hand en zegt: "nog 1 keer schreeuwen en je gaat knock-out hier". Vervolgens geeft verdachte 2 met links een vuistslag in het gezicht van de aangever.
01.43.03 uur Terwijl verdachte 2 en aangever het skateboard vast hebben komt verdachte 3 aanlopen en haalt met links voluit in het gezicht van de aangever.
01.43.17 uur Verdachte 2 slaat aangever en drukt zijn hoofd naar beneden. Hierop schopt verdachte 1 de aangever en verdachte 3 slaat met het skateboard vol op de
rug van aangever. Dit herhaalt verdachte 3 nog zeker 5 keer.
01.43.21
uur Terwijl verdachte 2 de aangever schopt, slaat verdachte 3 nogmaals met het skateboard op de rug (1 van de 6 keer) en verdachte 2 schopt ook.
Bewijsoverweging feit 1
De rechtbank begrijpt uit voornoemde bewijsmiddelen dat [verdachte] zichzelf op de camerabeelden herkent als de persoon die in het proces-verbaal van de camerabeelden omschreven wordt als ‘verdachte 1’.
Uit de inhoud van voornoemde bewijsmiddelen volgt dat [verdachte] met twee anderen in Utrecht geweld heeft gepleegd tegen aangever [slachtoffer 2] , en dat daarbij sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking.
De rechtbank moet beoordelen of [verdachte] samen met anderen met het gebruikte geweld heeft geprobeerd aangever [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
Voor de beoordeling of er sprake is van (het medeplegen van) een poging tot zware mishandeling, geldt dat er sprake moet zijn van opzet, al dan niet in voorwaardelijke zin, op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij het slachtoffer. De rechtbank is van oordeel dat op basis van de bewijsmiddelen kan worden vastgesteld dat [verdachte] tenminste voorwaardelijk opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij aangever [slachtoffer 2] .
Vooropgesteld wordt dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg - zoals hier zwaar lichamelijk letsel - aanwezig is indien een verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
Op grond van de bewijsmiddelen kan worden vastgesteld dat [verdachte] en zijn medeverdachten de aanmerkelijke kans in het leven hebben geroepen dat aangever [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. [slachtoffer 2] is geslagen en geschopt door drie personen, onder meer tegen zijn hoofd. Er is meerdere keren een fiets naar [slachtoffer 2] gegooid en zelfs een fietsenrek. Ook wordt twee keer een hand vol met grind met kracht naar [slachtoffer 2] gegooid. Daarnaast wordt er een riem van een tas gebruikt om [slachtoffer 2] te slaan. Tot slot wordt het longboard van [slachtoffer 2] afgepakt en wordt [slachtoffer 2] hiermee meerdere keren geslagen. De gebruikte voorwerpen zetten het intense geweld kracht bij en zijn naar hun aard geschikt om aanzienlijk letsel toe te brengen. Dit handelen van [verdachte] en zijn medeverdachten is naar zijn uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht op het ontstaan van zwaar lichamelijk letsel, dat het niet anders kan dan dat [verdachte] bewust de aanmerkelijke kans op het intreden van dit gevolg heeft aanvaard. [verdachte] had voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer 2] .
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het primair ten laste gelegde onder feit 1 bewezen.
Bewijsmiddelen feit 2
Uit de verklaring van [verdachte] afgelegd ter terechtzitting van 20 juni 2023 blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende [8] :
Ik ben te zien op de camerabeelden van de vechtpartij op 7 juli 2022 in Utrecht.
De rechtbank heeft ter zitting het volgende waargenomen [9] :
De rechtbank heeft de camerabeelden bekeken. De rechtbank constateert dat op de camerabeelden genaamd ‘rechts achter 7-4-2022’ om 01:40:55 uur te horen is dat [verdachte] zegt ‘Jij gaat dood vandaag’ waarop aangever [verdachte] aankijkt en reageert met ‘Op camera?’. [verdachte] en aangever staan op dat moment dicht bij elkaar.
Bewijsoverweging feit 2
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] aangever [slachtoffer 2] heeft bedreigd met een misdrijf tegen het leven. De rechtbank acht deze bedreiging ook strafbaar, nu uit de camerabeelden afgeleid wordt dat [slachtoffer 2] deze bedreiging ook daadwerkelijk heeft gehoord, hij reageert hier immers op en kijkt [verdachte] hierbij aan. Uit het dossier blijkt dat de verdachten tegen aangever zoveel (verschillende vormen van) geweld hebben gebruikt, dat het alleszins voorstelbaar is dat hij dit niet heeft genoemd in zijn aangifte. Dat de aangever geen melding heeft gemaakt van de bedreiging in de aangifte, doet niets af aan het feit dat de bedreiging de aangever blijkens de camerabeelden (rechtstreeks) heeft bereikt.
Bewijsmiddelen feit 3
Uit de aangifte van [slachtoffer 2] van 8 juli 2022 blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende [10] :
Ik heb alleen gehoord dat één van de verdachten zei: "Pak zijn telefoon." Ik weet niet wie het gezegd heeft. Ik had mijn mobiele telefoon in mijn broekzak.
Uit het proces-verbaal bevindingen, inhoudende het bekijken van de camerabeelden, blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende [11] :
01.41.33
uur Terwijl verdachte 3 nogmaals de fiets naar aangever gooit zegt verdachte 2
tegen verdachte 1: "pak zijn ....onverstaanbaar".
01.41.42
uur Door de klappen die de aangever krijgt, valt hij weer op de grond op de achtergrond. De verdachte 1 raapt wat spullen van de grond op de achtergrond.
01.42.27
uur Verdachte 1 slaat met de riem naar de aangever, die buiten beeld is en welke
hoorbaar word belaagd door verdachte 2 en 3.
01.42.32
uur De aangever wordt weer geslagen met de riem door verdachte 1.
01.42.46
uur De verdachten willen weglopen. De aangever zegt niets.
01.42.46
uur De verdachte 3 komt terug naar de aangever en haalt uit met zijn rechterarm, hij mist de aangever omdat deze op tijd weg duikt, maar ze belanden rechts buiten beeld. De verdachte 2 komt er ook naar toe.
01.43.14
uur Verdachte 2 zegt tegen aangever haal hem eruit waarop aangever zegt waar zie je mijn telefoon. Hierop geeft verdachte 2 een trap tegen aangever.
De verdachte 3 heeft nu het skateboard vast.
01.43.17 uur Verdachte 2 slaat aangever en drukt zijn hoofd naar beneden. Hierop schopt verdachte 1 de aangever en verdachte 3 slaat met het skateboard vol op de rug van aangever. Dit herhaalt verdachte 3 nog zeker 5 keer.
01.43.21 uur Terwijl verdachte 2 de aangever schopt, slaat verdachte 3 nogmaals met het skateboard op de rug (1 van de 6 keer) en verdachte 2 schopt ook. Hierna hoor je verdachte 2 zeggen: "geef je kanker telefoon". Waarop de aangever nee roept.
01.43.39 uur Je hoort meerdere malen iemand zeggen "geef die kanker telefoon" en de aangever zegt elke keer nee. Tevens hoor je dat aangever meerdere malen met het skateboard wordt geslagen. Vervolgens komt de hand van verdachte 2 met een voorwerp in zijn hand.
Uit het proces-verbaal van verhoor minderjarige verdachte van 16 november 2022 blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende [12] :
Ik wist later dat er een telefoon is mee genomen, deze is later weggegooid.
Bewijsoverweging feit 3
De rechtbank is van oordeel dat sprake is van medeplegen van diefstal met geweld van de mobiele telefoon van [slachtoffer 2] . Op het moment dat de vechtpartij gestopt lijkt te zijn (omstreeks 01:42:45) keren de twee personen die met [verdachte] zijn weer terug naar [slachtoffer 2] om opnieuw geweld te gebruiken tegen hem. Hierna wordt door de andere persoon gezegd ‘haal hem eruit’ waarop [slachtoffer 2] reageert met ‘waar zie je mijn telefoon’. Vanaf dat moment is het geweld gericht op de diefstal van de telefoon. Vervolgens voegt [verdachte] zich ook weer bij de vechtpartij en gebruikt hij opnieuw geweld tegen het slachtoffer. De geweldshandelingen van [verdachte] en zijn mededaders zijn naar hun uiterlijke verschijningsvorm gericht op (de voltooiing van) de diefstal van de telefoon.
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben geen betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] :
16-172587-22
1. in de periode van 9 juli 2022 tot en met 10 juli 2022 te Utrecht, Amsterdam, Ede en Arnhem, tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk [slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, door
- een afspraak te maken met die [slachtoffer 1] en
- met die [slachtoffer 1] af te spreken op de Livingstonelaan in Utrecht en
- bij die [slachtoffer 1] in zijn personenauto (VW Polo, kenteken: [kenteken] ) te stappen en
- een mes tegen die [slachtoffer 1] te houden en
- die [slachtoffer 1] te dwingen om in die personenauto te gaan rijden en
- ( vervolgens) die [slachtoffer 1] te dwingen om achterin die personenauto te gaan zitten en
- die [slachtoffer 1] de woorden toe te voegen: "wij gaan jou vermoorden en we gaan jou daar achter laten" en
-die [slachtoffer 1] in die (personen)auto naar Amsterdam, Ede en Arnhem te vervoeren;
2. in de periode van 9 juli 2022 tot en met 10 juli 2022 te Utrecht en/of Amsterdam en/of Ede en/of Arnhem, tezamen en in vereniging met anderen, één of meerdere (bank)passen en kentekenbewijzen die geheel aan [slachtoffer 1] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, door
- een mes tegen de buik van die [slachtoffer 1] te zetten en
- die [slachtoffer 1] meermalen tegen het hoofd te slaan en/of te stompen en
- die [slachtoffer 1] de woorden toe te voegen: “wij gaan jou vermoorden en wij gaan jou hier achter laten” en
- ( bank)passen uit de jas van die [slachtoffer 1] te halen;
3. in de periode van 9 juli 2022 tot en met 10 juli 2022 te Utrecht en/of Amsterdam en/of Ede en/of Arnhem, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een telefoon en bijbehorende pincode en van één bankpas en bijbehorende pincode, die geheel aan [slachtoffer 1] toebehoorden door
- een mes tegen de buik van die [slachtoffer 1] te zetten en
- die [slachtoffer 1] meermalen tegen het hoofd te slaan en/of te stompen en
- die [slachtoffer 1] te woorden toe te voegen: “wij gaan jou vermoorden en wij gaan jou hier achter laten” en
- die [slachtoffer 1] te dwingen om een telefoon (een Iphone) met bijbehorende codes en wachtwoorden aan de verdachte en zijn medeverdachten te geven en
- die [slachtoffer 1] te dwingen om een bankpas en bijbehorende pincodes aan verdachte en zijn medeverdachten te geven;
4. in de periode van 9 juli 2022 tot en met 10 juli 2022 te Utrecht en/of Amsterdam en/of Ede en/of Arnhem tezamen en in vereniging met anderen een geldbedrag (ongeveer 1600 euro) dat geheel aan [slachtoffer 1] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders dat weg te nemen geldbedrag onder hun bereik hebben gebracht door middel van valse sleutel door met een bankpas en bijbehorende pincode bij verschillende pinautomaten geld van die rekening van die [slachtoffer 1] op te nemen;
5. in de periode van 9 juli 2022 tot en met 10 juli 2022 te Utrecht en/of Amsterdam en/of Bennekom, tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om meerdere geldbedragen (ongeveer 8430 euro), die geheel aan [slachtoffer 1] toebehoorden weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze poging diefstal te doen voorafgaan van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] , te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, door
- een mes tegen de buik van die [slachtoffer 1] heeft gezet en
- die [slachtoffer 1] meermalen tegen het hoofd heeft geslagen en/of heeft gestompt en
- die [slachtoffer 1] de woorden heeft toegevoegd: "wij gaan jou vermoorden en wij gaan jou hier achter laten", en
- ( bank)passen uit de jas van die [slachtoffer 1] heeft gehaald en
- met die bankpas en bijbehorende pincode bij verschillende pinautomaten geld van de rekening van die [slachtoffer 1] heeft getracht op te nemen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
16-305926-22
1. op 4 juli 2022 te Utrecht tezamen en in vereniging met anderen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, naar die [slachtoffer 2] zijn toegegaan en hem meermalen tegen zijn lichaam en/of hoofd hebben geschopt/getrapt en gestompt/geslagen en meermalen een fiets en fietsenrek en handen vol grind in zijn richting hebben gegooid en met een longboard meermalen tegen het lichaam en/of hoofd van die [slachtoffer 2] hebben geslagen en die [slachtoffer 2] meermalen met een (op een) riem (gelijkend voorwerp) tegen het lichaam van die [slachtoffer 2] hebben geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2. op 4 juli 2022 te Utrecht [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen "Jij gaat dood vandaag".
3. op 4 juli 2022 te Utrecht tezamen en in vereniging met anderen, een mobiele telefoon die geheel aan [slachtoffer 2] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld tegen [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door naar die [slachtoffer 2] toe te gaan en hem meermalen tegen zijn lichaam en zijn hoofd te schoppen/trappen en te stompen/klappen en met een longboard meermalen tegen het lichaam van die [slachtoffer 2] te slaan en die [slachtoffer 2] meermalen met een (op een) riem (gelijkend voorwerp) tegen het lichaam te slaan.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. [verdachte] is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. [verdachte] wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
16-172587-22
feit 1 medeplegen van het opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden;
feit 2 diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 3 afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 4 diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels;
feit 5 poging tot diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
16-305926-22
feit 1 medeplegen van een poging tot zware mishandeling;
feit 2 bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
feit 3 diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf en andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van [verdachte] uitsluit. [verdachte] is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd [verdachte] ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een jeugddetentie van 187 dagen, met aftrek van het voorarrest;
- een voorwaardelijke PIJ-maatregel met een proeftijd van twee jaren, met daaraan gekoppeld de voorwaarden die de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) heeft geadviseerd. De officier van justitie verzoekt de rechtbank om die voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft het volgende aangevoerd. De vraag is of een voorwaardelijke PIJ-maatregel de meest passende sanctie is, omdat dit een heel vergaande maatregel is. Een voorwaardelijke jeugddetentie is passender als stok achter de deur.
Gebleken is dat men wil dat [verdachte] snel geschorst wordt uit de voorlopige hechtenis en dat er van alles mogelijk is in een ambulant kader. Voor zover [verdachte] voorwaarden niet heeft nageleefd, is dat ingegeven door zijn problematiek; hij is op zich wel gemotiveerd om zich aan voorwaarden te houden. Verder zijn er geen bezwaren tegen de door de Raad voorgestelde bijzondere voorwaarden.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van [verdachte] , zoals ter terechtzitting is gebleken.
8.3.1.
De ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd
De rechtbank heeft bij de keuze tot het bepalen van de sanctie in het bijzonder het volgende laten meewegen. [verdachte] heeft samen met zijn medeverdachten aangever [slachtoffer 1] bijna acht uren in een auto van zijn vrijheid beroofd gehouden. Aangever [slachtoffer 1] is daarbij bedreigd met een mes, mishandeld, gedwongen tot afgifte van geld en van zijn telefoon en bankpas met de daarbij behorende (pin)codes. [verdachte] en zijn medeverdachten zijn met aangever naar diverse plaatsen gereden en hebben daar veel geld van de rekening van aangever gepind en geprobeerd te pinnen. Ook heeft hij zich gedwongen gevoeld om contact met zijn moeder op te nemen en zijn moeder te vragen direct geld naar zijn rekening over te maken om te voorkomen dat hem geweld zou worden aangedaan. De rechtbank acht deze feiten bijzonder ernstig. Feiten als de onderhavige kenmerken zich doordat zij een ernstige inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers en hun gevoel van veiligheid. Slachtoffers van dergelijke feiten kunnen hiervan nog zeer lang de lichamelijke en psychische gevolgen ondervinden in hun dagelijks functioneren. Dit blijkt ook uit de vordering benadeelde partij waaruit blijkt dat aangever [slachtoffer 1] tot op heden nog steeds de gevolgen hiervan ondervindt. Wat voor [verdachte] kennelijk een manier was om snel geld te verdienen, is voor het slachtoffer een angstaanjagende gebeurtenis geweest. In deze zaak valt de lange duur van de vrijheidsberoving op. Het moet voor aangever een verschrikkelijke, angstige nacht zijn geweest. Ook zijn moeder is na het telefoontje erg bezorgd geweest.
Daarnaast heeft [verdachte] zich met twee medeverdachten schuldig gemaakt aan het mishandelen van aangever [slachtoffer 2] . Aangever [slachtoffer 2] is meermalen getrapt en geslagen, waaronder tegen zijn hoofd. Daarnaast zijn er meermalen harde voorwerpen gebruikt bij het geweld, waaronder een fiets, een fietsenrek en een longboard. Bovendien hebben zij de telefoon van [slachtoffer 2] met geweld gestolen. Door op zo’n agressieve en ongeremde wijze te handelen, heeft [verdachte] op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. De rechtbank vindt de mate van dit excessieve gewelddadige gedrag zeer ernstig. Toen [verdachte] en zijn medeverdachten de mogelijkheid hadden om de woordenwisseling met het slachtoffer te beëindigen door weg te lopen, kozen zij voor de op geweld uitgelopen confrontatie.
8.3.2.
De persoonlijke omstandigheden
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van [verdachte] van 14 juni 2023, waaruit blijkt dat hij meerdere keren is veroordeeld voor vermogensdelicten.
Adviezen van deskundigen
De rechtbank heeft de volgende adviezen van deskundigen gelezen:
• het psychiatrisch onderzoek van 15 mei 2023 van mw. G.C.G.M. Broekman , kinder- en jeugdpsychiater;
• het psychologisch onderzoek van 7 oktober 2022 en het aanvullend psychologisch onderzoek van 11 mei 2023, beide van P.R. Bhagwandin, GZ-psycholoog;
• het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 15 juni 2023 opgesteld door D. Maljaars , raadsonderzoeker.
Ook heeft de rechtbank op de zitting gesproken met D. Maljaars , raadsonderzoeker, en S. Hafsi, jeugdreclasseringswerker.
Het rapport van de psychiater en de psycholoog
Volgens de psychiater lijdt [verdachte] aan een normoverschrijdende gedragsstoornis en een stoornis in middelengebruik (cannabis en alcohol). Volgens de psycholoog lijdt [verdachte] aan een normoverschrijdende gedragsstoornis en een stoornis in cannabisgebruik.
De psychiater en psycholoog menen dat de door hen vastgestelde stoornissen [verdachte] ten tijde van de feiten hebben beïnvloed. [verdachte] wordt in onvoldoende mate in staat geacht het strafrechtelijk ontoelaatbare van zijn handelswijze in te zien en hij wordt daarom onvoldoende in staat geacht zijn wil conform dit besef te bepalen. Zij adviseren daarom de ten laste gelegde feiten in verminderende mate toe te rekenen. De psychiater en de psycholoog achten de kans op herhaling hoog bij onveranderde omstandigheden.
De psychiater is van mening dat [verdachte] voor zijn verslavingsproblematiek moet worden behandeld. Hij zou zich verder moeten ontwikkelen in een voor hem positief sturende omgeving met adequate daginvulling, in combinatie met een school-werkprogramma, positief gerichte contacten/vrienden en adequate vrijetijdsbesteding. De psychiater adviseert de voorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen. Binnen dit kader kan er gestart worden met een adequate behandeling voor zijn gedrags- en verslavingsproblematiek en verdere resocialisatie kan dan optimaal gewaarborgd worden. Een gedragsbeïnvloedende maatregel wordt bewust niet geadviseerd, omdat deze te licht bevonden wordt.
De psycholoog is van mening dat een gedwongen kader noodzakelijk is. In de aanvang wordt klinische behandeling vanwege de verslaving van belang geacht om de recidivekans te doen verminderen. Een PIJ-kader wordt gezien als laatste kans om beter in de maatschappij terecht te komen. De verwachting is dat [verdachte] middels een voorwaardelijke PIJ-maatregel boven zijn hoofd zich, anders dan hij nu laat zien, wel aan de voorwaarden kan houden, mits zijn middelengebruik wordt aangepakt.
De psychiater wil volledigheidshalve wel het dilemma benoemen dat [verdachte] geen behandeling heeft gehad of in ieder geval niet heeft laten zien dat hij niet te behandelen is in een ambulant kader, en dat er geen zicht is gekomen op zijn middelengebruik.
Niettemin geven de verdenkingen in combinatie met het feit dat [verdachte] zich niet begeleidbaar opstelt, de psychiater voldoende aanleiding voor het adviseren van een voorwaardelijke PIJ maatregel.
Het advies van de Raad voor de Kinderbescherming (de Raad)
De Raad is het eens met de adviezen van de psychiater en de psycholoog. De Raad vindt dat een voorwaardelijke PIJ-maatregel het juiste kader biedt om [verdachte] te behandelen en te begeleiden. Aan de voorwaardelijke PIJ-maatregel moeten volgens de Raad de bijzondere voorwaarden worden verbonden dat:
• [verdachte] meewerkt aan hulpverlening gericht op het verkrijgen van dagbesteding;
• [verdachte] school en/of werk volgens rooster volgt;
• [verdachte] meewerkt aan hulpverlening gericht op middelengebruik, ook als dit zal betekenen dat hij met urine controle gecontroleerd wordt, bijvoorbeeld klinisch bij YesWeCan Clinics (of een soortgelijke instelling) of ambulant bij de Waag (of een soorgelijke instelling) zolang de jeugdreclassering dit nodig acht;
• [verdachte] meewerkt aan hulpverlening gericht op het bevorderen van zijn gedragsremmingen, impulscontrole, gewetensfuncties, normbesef, interpersoonlijke probleemoplossende-,conflicthanterings- en copingvaardigheden, klinisch bij YesWeCanClinics (of een soortgelijke instelling) of ambulant bij De Waag (of een soortgelijke instelling), zo lang als de jeugdreclassering dit nodig acht;
• [verdachte] zich houdt aan een contactverbod met medeverdachten [medeverdachte 2] (geboren op [2004] ) en [medeverdachte 1] (geboren op [2002] ), zolang de jeugdreclassering dit nodig acht;
• [verdachte] zich houdt aan een contactverbod met slachtoffers, behalve als dit in het kader van perspectief herstelbemiddeling is;
• [verdachte] zich houdt aan een locatiegebod met elektronische monitoring, zolang de jeugdreclassering dit nodig acht;
• [verdachte] zich houdt aan een avondklok van 19.00 uur tot 07.00 uur, zolang de jeugdreclassering dit nodig acht.
• waarbij aan de gecertificeerde instelling te weten Samen Veilig te Utrecht opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de minderjarige ten behoeve daarvan te begeleiden. De minderjarige is daarbij van rechtswege verplicht zijn medewerking te verlenen aan het vaststellen van zijn identiteit en aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
De heer [raadsonderzoeker] heeft het advies van de Raad op de zitting toegelicht en als volgt aangevuld. Hoewel [verdachte] goed ambulant behandeld kan worden, acht de Raad het van groot belang dat er een stok achter de deur is voor het geval de ambulante behandeling niet of onvoldoende blijkt te werken. In het geval van een gedragsbeïnvloedende maatregel of een voorwaardelijke jeugddetentie zal [verdachte] bij het niet of onvoldoende naleven van de voorwaarden uiteindelijk onbehandeld in de maatschappij terugkeren. Dat laatste wordt zeer onwenselijk geacht. In het geval van de voorwaardelijke PIJ-maatregel zal [verdachte] wel alsnog behandeld worden, hetgeen de Raad noodzakelijk acht. Dit maakt dat de Raad tot het advies is gekomen een voorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen.
Het advies van Samen Veilig
De heer Hafsi heeft het advies van Samen Veilig op de zitting toegelicht. Het wordt noodzakelijk geacht dat [verdachte] behandeld wordt. Het advies is daarom een voorwaardelijke PIJ-maatregel. Mocht [verdachte] zich dan niet aan de voorwaarden houden, dan kan de voorwaardelijke PIJ-maatregel worden omgezet in een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel en wordt hij alsnog behandeld. Dit geldt niet voor een gedragsbeïnvloedende maatregel of jeugddetentie. Samen Veilig is daarom eveneens tot het advies gekomen een voorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen.
8.3.3.
PIJ-maatregel
Om een PIJ-maatregel op te kunnen leggen, moet zijn voldaan aan de voorwaarden die in artikel 77s van het Wetboek van Strafrecht worden genoemd.
Ten eerste moet verdachte een gebrekkige ontwikkeling of een ziekelijke stoornis hebben. De psychiater en psycholoog hebben vastgesteld dat [verdachte] tijdens het plegen van de strafbare feiten leed aan verschillende stoornissen. Aan de eerste voorwaarde is voldaan.
Ten tweede moet het maximum van de op te leggen gevangenisstraf voor de door [verdachte] gepleegde strafbare feiten hoger zijn dan vier jaar of moet het gaan om een van de misdrijven genoemd in artikel 77s, eerste lid, sub a Wetboek van Strafrecht. Op meerdere van de door [verdachte] gepleegd strafbare feiten is het strafmaximum hoger dan vier jaren. Aan de tweede voorwaarde is dus ook voldaan.
Ten derde moet de PIJ-maatregel noodzakelijk zijn voor de veiligheid van andere personen of goederen. Omdat uit het rapport van de psychiater en de psycholoog blijkt dat er een grote kans is dat [verdachte] opnieuw (gewelddadige) strafbare feiten zal plegen als hij niet op de juiste manier zal worden behandeld, is ook aan de derde voorwaarde voldaan.
Tot slot moet de PIJ-maatregel in het belang van de ontwikkeling van [verdachte] zijn. Ook aan die voorwaarde is voldaan. De rechtbank overweegt dat behandeling noodzakelijk is om de scheefgroei in de sociaal emotionele ontwikkeling en de gebrekkige gewetensontwikkeling te herstellen. Er is een kader nodig, omdat [verdachte] door zijn problematiek op dit moment onvoldoende in staat is om hier zelf in te veranderen. De voorwaardelijke PIJ-maatregel is de meest passende maatregel om dit te garanderen, nu blijkt dat een maatregel Toezicht en Begeleiding met voorwaarden onvoldoende is en een gedragsbeïnvloedende maatregel of jeugddetentie in onvoldoende mate een vangnet creëren indien [verdachte] zich niet houdt aan de voorwaarden. Ook de schorsing verliep niet zonder incidenten; [verdachte] is herhaaldelijk teruggemeld. De PIJ-maatregel biedt [verdachte] een kans om zich te ontwikkelen en een toekomst op te bouwen. Ook aan de laatste voorwaarde is derhalve voldaan.
Aan alle voorwaarden voor het opleggen van een PIJ-maatregel is gelet op het voorgaande voldaan.
8.3.4.
Conclusie
De rechtbank vindt het belangrijk dat [verdachte] hulp krijgt bij zijn problematiek. Hoewel hij zelf ook erkent problemen te hebben met middelengebruik en zegt hieraan te willen werken, is zijn motivatie slechts in lichte mate en niet consequent aanwezig. [verdachte] heeft meermalen beterschap beloofd, zonder dit ook daadwerkelijk waar te maken. Doordat de schorsing van de voorlopige hechtenis meermalen is opgeheven, is ambulante behandeling nog niet van de grond gekomen. De deskundigen geven aan dat behandeling noodzakelijk is, gezien de problematiek van [verdachte] .
Zij achten het van groot belang dat [verdachte] niet onbehandeld op straat komt te staan in het geval hij de voorwaarden niet naleeft. Een voorwaardelijke jeugddetentie of een gedragsbeïnvloedende maatregel hebben dit mogelijk wel tot gevolg. De kans op het gewenste effect achten alle deskundigen het grootst als [verdachte] ambulante behandeling opgelegd krijgt in combinatie met een voorwaardelijke PIJ-maatregel. [verdachte] is tijdens de schorsing van zijn voorlopige hechtenis (maar liefst) drie keer teruggemeld. Detentie lijkt geen of onvoldoende afschrikwekkende werking te hebben op [verdachte] . De kans dat [verdachte] meewerkt aan de noodzakelijke behandeling is groter, zoals [verdachte] ook zelf ter zitting aangaf, indien hem een PIJ-maatregel boven het hoofd hangt. Gezien de hoge kans op (gewelddadige) recidive moet voorkomen worden dat [verdachte] onbehandeld op straat komt te staan. Dat kan alleen als [verdachte] een voorwaardelijke PIJ-maatregel opgelegd krijgt. In het geval dat [verdachte] niet meewerkt, kan de voorwaardelijke PIJ-maatregel worden omgezet in een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel en zal [verdachte] de noodzakelijke behandeling dan in dat kader moeten ondergaan.
De rechtbank legt [verdachte] een voorwaardelijke PIJ-maatregel op met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden die door de Raad zijn geadviseerd en een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank zal de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar verklaren, nu er gelet op de inhoud van de rapporten ernstig rekening mee moet worden gehouden dat [verdachte] opnieuw een strafbaar feit zal plegen of zich belastend zal gedragen jegens bepaalde personen.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 4.342,86. Dit bedrag bestaat uit € 1.342,86 aan materiële schade en € 3.000 aan immateriële schade, ten gevolge van de aan [verdachte] onder 1 tot en met 5 ten laste gelegde feiten bij parketnummer 16-172587-22.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat de medeverdachte [medeverdachte 1] afstand heeft gedaan van het onder hem in beslag genomen geldbedrag van € 552,40. Het Openbaar Ministerie zal dit geld teruggeven aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] . Dit bedrag dient derhalve in mindering te worden gebracht op de vordering van de benadeelde partij.
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij hoofdelijk toe te wijzen tot een bedrag van € 3.790,46, met daarbij de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij op dezelfde wijze toe te wijzen als is gedaan in het vonnis van de medeverdachte [medeverdachte 1] .
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
De schadepost die ziet op de kosten die gemaakt zijn ten behoeve van het eigen risico (€ 276,23) is een rechtstreeks gevolg van het bewezenverklaarde en deze schadepost, welke voldoende is onderbouwd, wordt dan ook toegewezen.
Daarnaast heeft de benadeelde partij een bedrag van € 1.066,63 gevorderd. Deze schadepost ziet op het weggenomen geld. Uit de vordering blijkt dat een deel van het weggenomen geld reeds is teruggegeven aan de benadeelde partij. Bij de aanhouding van de medeverdachte [medeverdachte 2] is € 530 in beslag genomen en bij medeverdachte [medeverdachte 1] € 552,40, hetgeen in totaal uitkomt op € 1.082,40. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hebben beiden afstand gedaan van de onder hen inbeslaggenomen geldbedragen. De rechtbank begrijpt dat deze bedragen door het Openbaar Ministerie reeds zijn of zullen worden teruggegeven aan de benadeelde partij, waardoor er - naast de hiervoor behandelde schadepost van het eigen risico - verder geen materiële schade meer is.
Immateriële schade
De rechtbank stelt op basis van het dossier en de door de benadeelde partij ingediende vordering tot schadevergoeding vast dat hij, als gevolg van het hiervoor bewezen verklaarde, lichamelijk letsel heeft opgelopen.
Dat de benadeelde partij daarnaast ook anderszins in zijn persoon is aangetast door het psychische leed dat hij heeft overgehouden aan de ontvoering door [verdachte] en zijn mededaders, ligt gelet op de hiervoor (onder 8.3.1. onder het kopje "ernst van de feiten") beschreven aard en ernst van de normschending voor de hand. Rekening houdend met wat in vergelijkbare gevallen aan schadevergoeding wordt toegekend is de rechtbank van oordeel dat de gevorderde immateriële schade van € 3.000 kan worden toegewezen.
De rechtbank zal de vordering voor een totaalbedrag van € 3.276,23, bestaande uit € 276,23 aan materiële schade en € 3.000 aan immateriële schade, toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 9 juli 2022 tot de dag van volledige betaling.
De rechtbank zal de vordering hoofdelijk toewijzen. [verdachte] is, mede gelet op zijn rol, met zijn mededaders verantwoordelijk voor de gehele schade.
[verdachte] zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij aan [verdachte] de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 3.276,23 te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 9 juli 2022 tot de dag van volledige betaling. Omdat [verdachte] minderjarig is, zal geen gijzeling worden verbonden aan de schadevergoedingsmaatregel.

10.VORDERING TENUITVOERLEGGING

Bij de stukken bevindt zich ook de vordering van de officier van justitie in de zaak met parketnummer 16-095387-21, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis op tegenspraak van 19 april 2021 van de kinderrechter van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, waarbij [verdachte] is veroordeeld tot een werkstraf van 30 uren, met bevel dat het voorwaardelijke gedeelte van deze straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op de grond dat veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering tot tenuitvoerlegging, omdat de vordering tot tenuitvoerlegging van deze voorwaardelijke straf reeds volledig is toegewezen door de rechtbank bij vonnis van 22 maart 2022 met parketnummer 16-305926-22.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman stelt zich op het standpunt dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk verklaard dient te worden.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij vonnis van de rechtbank te Midden-Nederland van 19 april 2021 (parketnummer 16-095387-21) is [verdachte] een voorwaardelijke werkstraf voor de duur van 30 uren opgelegd.
Nu gebleken is dat de rechtbank bij vonnis van 22 maart 2022 met parketnummer 16-305926-22 de vordering tot tenuitvoerlegging van deze voorwaardelijke straf reeds volledig heeft toegewezen, verklaart de rechtbank het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in de onderhavige vordering tot tenuitvoerlegging.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 45, 47, 77a, 77g, 77i, 77s, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 282, 285, 302, 311, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf en maatregel
- veroordeelt verdachte tot een
jeugddetentievoor de duur van
187 dagen;
- bepaalt dat de tijd door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht (187 dagen) op de tenuitvoerlegging van de jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;
- veroordeelt verdachte tot de
maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen;
- bepaalt dat deze maatregel
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat de verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijdvan
twee jarenvast;
- als voorwaarden gelden dat verdachte:
o zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
o ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
o medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte:
o meewerkt aan hulpverlening gericht op het verkrijgen van dagbesteding;
o school en/of werk volgens rooster volgt;
o meewerkt aan ambulante hulpverlening gericht op middelengebruik, ook als dit zal betekenen dat hij met urinecontroles gecontroleerd wordt, bij De Waag (of een soortgelijke instelling), zolang de jeugdreclassering dit nodig acht;
o meewerkt aan ambulante hulpverlening gericht op het bevorderen van zijn gedragsremmingen, impulscontrole, gewetensfuncties, normbesef, interpersoonlijke probleemoplossende-, conflicthanterings- en copingvaardigheden, bij De Waag (of een soortgelijke instelling), zolang de jeugdreclassering dit nodig acht;
o zich houdt aan een contactverbod met medeverdachten [medeverdachte 2] , geboren op [2004] te [geboorteplaats] , en [medeverdachte 1] , geboren op [2002] te [geboorteplaats] , zolang de jeugdreclassering dit nodig acht;
o zich houdt aan een contactverbod met slachtoffers [slachtoffer 1] , geboren op [2001] te [geboorteplaats] en [slachtoffer 2] , geboren op [1997] te [geboorteplaats] , behalve als dit in het kader van perspectief herstelbemiddeling is;
o zich houdt aan een locatiegebod met elektronische monitoring, zolang de jeugdreclassering dit nodig acht;
o zich houdt aan een avondklok van 19.00 uur tot 07.00 uur, zolang de jeugdreclassering dit nodig acht;
- waarbij aan Samen Veilig Midden-Nederland te Utrecht opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en hem ten behoeve daarvan te begeleiden;
- beveelt dat de bijzondere voorwaarden
dadelijk uitvoerbaarzijn;
Benadeelde partij
- wijst de vordering van [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van € 3.276,23, bestaande voor een bedrag van € 276,23 uit materiële schade en voor een bedrag van € 3.000 uit immateriële schade;
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 juli 2022, tot de dag van volledige betaling, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- legt verdachte hoofdelijk de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat € 3.276,23 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 juli 2022, tot de dag van volledige betaling. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt deze verplichting aangevuld met 0 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd
als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft/hebben vergoed;
- veroordeelt verdachte in de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt, tot op dit moment begroot op nihil, alsmede in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken;
Vordering tenuitvoerlegging
- verklaart het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in de vordering tot tenuitvoerlegging in de zaak onder parketnummer 16-095387-21;
Voorlopige hechtenis
- heft op het – reeds geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.M.G. de Weerd, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. I.G.C. Bij de Vaate en mr. H.C. Piet, (kinder)rechters, in tegenwoordigheid van mr. T.T. van den Dool, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 4 juli 2023.
De voorzitter is buiten staat het vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
16-172587-22
1
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 9 juli 2022 tot en met 10 juli 2022 te Utrecht en/of Amsterdam en/of Ede en/of Arnhem, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden, door
- een afspraak te maken met die [slachtoffer 1] via een tussenpersoon en/of
- met die [slachtoffer 1] af te spreken op de Livingstonelaan in Utrecht en/of
- bij die [slachtoffer 1] in zijn personenauto (VW Polo, kenteken: [kenteken] ) te stappen en/of
- een mes, althans een scherp voorwerp, tegen de keel van die [slachtoffer 1] te houden en/of
- die [slachtoffer 1] te dwingen om in die personenauto te gaan rijden en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer 1] te dwingen om achterin die personenauto te gaan zitten en/of
- die [slachtoffer 1] de woorden toe te voegen: "wij gaan jou vermoorden en we gaan jou daar achter laten", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
-die [slachtoffer 1] in die (personen)auto naar Amsterdam en/of Ede en/of Arnhem en/of één of meerdere onbekend gebleven plaatsen in Nederland te vervoeren;
( art 282 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 9 juli 2022 tot en met 10 juli 2022 te Utrecht en/of Amsterdam en/of Ede en/of Arnhem, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, één of meerdere (bank)passen en/of kentekenbewijzen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- een mes, althans een scherp voorwerp tegen de keel/nek en/of de buik, althans het lichaam van die [slachtoffer 1] te zetten en/of
- die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal tegen het hoofd, althans tegen het lichaam te slaan en/of te stompen en/of
- die [slachtoffer 1] de woorden toe te voegen: "wij gaan jou vermoorden en wij gaan jou hier achter laten", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- ( bank)passen uit de jas van die [slachtoffer 1] te halen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )
3
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 9 juli 2022 tot en met 10 juli 2022 te Utrecht en/of Amsterdam en/of Ede en/of Arnhem, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een telefoon en/of bijbehorende pincode en/of van één of meerdere bankpas(sen) en/of bijbehorende pincode(s), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan die [slachtoffer 1] en/of een derde toebehoorde(n) door
- een mes, althans een scherp voorwerp tegen de keel/nek en/of de buik, althans het lichaam van die [slachtoffer 1] te zetten en/of
- die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal tegen het hoofd, althans tegen het lichaam te slaan en/of te stompen en/of
- die [slachtoffer 1] te woorden toe te voegen: "wij gaan jou vermoorden en wij gaan jou hier achter laten", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- die [slachtoffer 1] te dwingen om een telefoon (een Iphone) met bijbehorende codes en/of wachtwoorden aan de verdachte en/of zijn medeverdachte(n) te geven en/of
- die [slachtoffer 1] te dwingen om een of meerdere bankpas(sen) en/of bijbehorende pincodes aan verdachte en/of zijn medeverdachte(n) te geven;
( art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 3 Wetboek van Strafrecht )
4
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks een periode van 9 juli 2022 tot en met 10 juli 2022 te Utrecht en/of Amsterdam en/of Ede en/of Arnhem, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een geldbedrag (ongeveer 1600 euro), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat weg te nemen geldbedrag onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van valse sleutel door met bankpassen en/of bijbehorende pincodes bij verschillende pinautomaten geld van die rekening van die [slachtoffer 1] op te nemen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )
5
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 9 juli 2022 tot en met 10 juli 2022 te Utrecht en/of Amsterdam en/of Bennekom, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een of meerdere geldbedragen (ongeveer 8430 euro), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze poging diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] , te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemer(s) aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
- een mes, althans een scherp voorwerp tegen de keel/nek en/of de buik, althans het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft gezet en/of
- die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal tegen het hoofd, althans tegen het lichaam heeft geslagen en/of heeft gestompt en/of
- die [slachtoffer 1] de woorden heeft toegevoegd: "wij gaan jou vermoorden en wij gaan jou hier achter laten", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- ( bank)passen uit de jas van die [slachtoffer 1] heeft gehaald en/of
- met die bankpassen en/of bijbehorende pincodes bij verschillende pinautomaten geld van de rekening van die [slachtoffer 1] heeft getracht op te nemen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
16-305926-22
1
hij op of omstreeks 4 juli 2022 te Utrecht tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, naar die [slachtoffer 2] is/zijn toegegaan en/of hem een of meer malen tegen zijn lichaam en/of hoofd heeft/hebben geschopt/getrapt en/of gestompt/geslagen en/of een of meermalen een fiets en/of fietsenrek en/of handen vol grind in zijn richting heeft/hebben gegooid en/of met een longboard een/of meermalen tegen het lichaam en/of hoofd van die [slachtoffer 2] heeft/hebben geslagen en/of die [slachtoffer 2] een of meermalen met een (op een) riem (gelijkend voorwerp) tegen het lichaam
van die [slachtoffer 2] heeft/hebben geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 4 juli 2022 te Utrecht openlijk, te weten, aan het [adres] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon en/of een goed te weten [slachtoffer 2] door naar die [slachtoffer 2] toe te gaan en/of hem een of meer schoppen/trappen en/of stompen/klappen tegen zijn lichaam en/of hoofd te gegeven en/of een of meermalen een fiets en/of fietsenrek en/of handen vol grind in zijn richting te gooien en/of met een longboard een/of meermalen tegen het lichaam en/of hoofd van die [slachtoffer 2] te slaan en/of die [slachtoffer 2] een of meermalen met een (op een) riem (gelijkend voorwerp) tegen het lichaam van die [slachtoffer 2] te slaan;
( art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 4 juli 2022 te Utrecht [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen "Jij gaat dood vandaag", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
3
hij op of omstreeks 4 juli 2022 te Utrecht tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een mobiele telefoon, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door naar die [slachtoffer 2] toe te gaan en/of hem een of meer malen tegen zijn lichaam en/of zijn hoofd te schoppen/trappen en/of te stompen/klappen en/of een of meermalen een fiets en/of fietsenrek en/of handen vol grind in zijn richting te gooien en/of met een longboard een/of meermalen tegen het lichaam en/of hoofd van die [slachtoffer 2] te slaan en/of die [slachtoffer 2] een of meermalen met een (op een) riem (gelijkend voorwerp) tegen het lichaam van die [slachtoffer 2] te slaan;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij de in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 17 oktober 2022 genaamd 31Pita22 /MD4R022078 opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met pagina 145. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.De verklaring van verdachte, afgelegd op de zitting van 20 juni 2023.
3.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 10 juli 2022, opgesteld door [verbalisant 1] , p. 8-10.
4.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij de in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 29 november 2022 genummerd 2022342562 opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met pagina 181. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
5.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] van 8 juli 2022, opgesteld door [verbalisant 11] , p. 14-17.
6.De verklaring van verdachte, afgelegd op de zitting van 20 juni 2023.
7.Proces-verbaal bevindingen van 9 september 2022, opgemaakt door [verbalisant 12] , p. 33-45.
8.De verklaring van verdachte, afgelegd op de zitting van 20 juni 2023.
9.De eigen waarneming van de rechtbank, gedaan op de zitting van 1 februari 2022.
10.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] van 8 juli 2022, opgesteld door [verbalisant 11] , p. 14-17.
11.Proces-verbaal bevindingen van 9 september 2022, opgemaakt door [verbalisant 12] , p. 33-45.
12.Proces-verbaal van verhoor minderjarige verdachte, opgesteld door [verbalisant 13] en [verbalisant 14] , p. 102.