4.3Het oordeel van de rechtbank
[verdachte] heeft de tenlastegelegde feiten (grotendeels) bekend. De raadsman heeft geen (integrale) vrijspraak bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de bewijsmiddelen, waarbij enkel de delen van de bewijsmiddelen waar discussie over bestaat, zijn uitgewerkt:
- de (grotendeels) bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 20 juni 2023;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 10 juli 2022, genummerd PL1300-2022143450-21, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , werkzaam bij de politie eenheid Amsterdam, houdende de verklaring van [slachtoffer 1] , doorgenummerde pagina 8 tot en met 10;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor van aangever van 15 juli 2022, genummerd 220715.0758.13082, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 2] , werkzaam bij de politie eenheid Midden-Nederland, houdende een nadere verklaring van [slachtoffer 1] , doorgenummerde pagina 11 tot en met 15;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 15 juli 2022, genummerd PL1300-2022143450-14, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 3] , werkzaam bij de politie eenheid Amsterdam, houdende de bevindingen van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] , doorgenummerde pagina 24 tot en met 27 met bijlagen;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 11 juli 2022, genummerd PL0900-2022199933-3, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 5] , werkzaam bij de politie eenheid Midden-Nederland, houdende de bevindingen van voornoemde verbalisant, doorgenummerde pagina 49 tot en met 51;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 22 juli 2022, genummerd 220722.0816.188024, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 6] , werkzaam bij de politie eenheid Midden-Nederland, houdende de bevindingen bankrekening, doorgenummerde pagina 54 tot en met 55;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 11 juli 2022, genummerd 220711.1323.20170, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 7] , werkzaam bij de politie eenheid Midden-Nederland, houdende de bevindingen [banknummer] , doorgenummerde pagina 56 tot en met 57;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van 25 juli 2022, genummerd 220721.1305.9402, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 8] en [verbalisant 9] , werkzaam bij de politie eenheid Midden-Nederland, houdende de verklaring van verdachte, doorgenummerde pagina 94 tot en met 102;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 2] van 10 juli 2022, genummerd 220721.0950.9402, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 8] en [verbalisant 10] , werkzaam bij de politie eenheid Midden-Nederland, houdende de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2] , doorgenummerde pagina 121 tot en met 127.
Nader uitgewerkte bewijsmiddelen
Uit de verklaring van [verdachte] afgelegd ter terechtzitting van 20 juni 2023 blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende:
Er was een mes aanwezig in de auto. Wij hebben alle drie het mes vastgehad. Ik heb het mes ook opengeklapt.
De pasjes heeft iemand uit de jas van [slachtoffer 1] gepakt. Deze pasjes hebben wij vervolgens bij ons gehouden.
Uit de aangifte van [slachtoffer 1] van 10 juli 2022 blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende:
A:Ik moest toen achterin gaan zitten met mijn hoofd gebogen. Ik mocht niet kijken. Ik kon geen kant op. Het is namelijk een driedeurs auto. Ze zijn als eerste naar een bos in Arnhem gereden, daar zeiden ze dat ze mij zouden vermoorden en daar achter laten. Ik heb hen toen gezegd dat niet te doen en dat ik wel geld kon regelen. Ik heb mijn moeder gebeld voor geld.
V: Wie hield het mes vast?
A: Wat ik weet dat ze alle drie het mes hebben vastgehouden. Terwijl ik aan het rijden was werd de punt van het mes tegen mijn buik gehouden. Het mes had of een groen of een rode handvat. Het was ongeveer 10 centimeter lang. Het lemmet was zilverkleurig en ongeveer 3/4 centimeter breed.
Bewijsoverweging feiten 1, 2, 3 en 5 – geuite bedreiging
De rechtbank vindt de verklaring van aangever [slachtoffer 1] geloofwaardig, omdat zijn verklaring op meerdere punten wordt ondersteund, met name door de verklaring van de moeder van aangever. Aangever heeft verklaard dat tegen hem gezegd is dat hij vermoord zou worden en zij hem achter zouden laten in een bos. Aangever verklaart dat hij daar zijn moeder heeft gebeld met het verzoek geld over te maken. De moeder van aangever heeft verklaard dat haar zoon haar huilend had gebeld en tegen haar zei dat zij snel 5000 euro moest overmaken. Ook had hij gezegd dat hij niet kon praten, anders zouden mensen hem wat aandoen. De rechtbank acht de verklaring van aangever daarom ook wat betreft de bedreiging betrouwbaar, en acht de ten laste gelegde bedreiging wettig en overtuigend bewezen.
Bewijsoverweging feit 2 – diefstal bankpas
De rechtbank acht, anders dan in het vonnis van medeverdachte [medeverdachte 1] , wettig en overtuigend bewezen dat naast de kentekenbewijzen ook de bankpas van [slachtoffer 1] met geweld en bedreiging met geweld is gestolen. [verdachte] heeft ter zitting immers verklaard dat de pasjes uit de jas van [slachtoffer 1] zijn gepakt en dat zij de pasjes bij zich hebben gehouden.
Bewijsoverweging feit 5 – diefstal met geweld en bedreiging met geweld
De rechtbank acht, anders dan in het vonnis van medeverdachte [medeverdachte 1] , wettig en overtuigend bewezen dat er door middel van geweld en bedreiging met geweld meerdere geldbedragen zijn weggenomen. [verdachte] en zijn medeverdachten hebben geprobeerd geld afhandig te maken van aangever [slachtoffer 1] . Zij hebben namelijk geprobeerd om met de pinpas van aangever geld op te nemen van zijn rekening. Voorafgaand aan deze pogingen om geld op te nemen, hebben zij geweld gebruikt en gedreigd met geweld. Dit hebben zij gedaan om die diefstal voor te bereiden (namelijk om de pinpas waarmee gepind werd in hun bezit te krijgen) en/of gemakkelijk te maken. Uiteindelijk is het de verdachten niet gelukt om het ten laste gelegde geldbedrag op te nemen vanwege de opnamelimiet. Met betrekking tot het onder feit 5 genoemde bedrag is het pinnen dus bij een poging gebleven.
Partiele vrijspraken feiten 1, 2 en 3
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] en zijn medeverdachten een mes tegen de keel van aangever hebben gehouden. Aangever heeft daarover op 24 november 2022 bij de rechter-commissaris verklaard dat hij niet weet of hij het mes tegen zijn hals heeft gevoeld. De rechtbank acht eveneens niet wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] en zijn medeverdachten via een tussenpersoon een afspraak met [slachtoffer 1] hebben gemaakt. [verdachte] heeft verklaard dat hij zelf een afspraak met [slachtoffer 1] had gemaakt.
Uit de aangifte van [slachtoffer 2] van 8 juli 2022 blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende:
Op maandag 4 juli 2022, omstreeks 01:40 uur bevond ik mij op het fietspad tussen het [adres] en de [adres] te Utrecht. Ik was daar op mijn longboard. Ik zag dat de verdachte op de fiets, om het bosje naast het fietspad, ging en zo voor mij kwam staan. De andere jongens stonden achter mij. Ik zag dat de verdachte de fiets, waarop hij eerder had gezeten, boven zijn hoofd hield en dreigde tegen mij aan te gooien. Ik voelde dat ik werd geslagen en dat er werd gegooid met stenen in mij richting. Ik weet dat ik op een gegeven moment op de grond ben gevallen. Door de kracht waarmee de klappen gegeven werden ben ik mijn balans verloren. Terwijl ik op de grond lag heb ik nog twee benen die in de richting van mijn hoofd aan het schoppen waren vastgepakt.
Ik weet niet van welke verdachten de benen waren. Uiteindelijk zag ik dan een verdachte een metalen fietsenrek in mijn richting gooide. Ik heb het fietsenrek afgeweerd met mijn longboard, welke ik hierdoor verloor. Daarna zijn de drie verdachten op mij in blijven slaan. Uiteindelijk viel ik op de grond. Ik weet alleen nog dat ik meerdere schoppen tegen mijn hoofd gevoeld heb. Ik voelde hierdoor pijn aan mijn hoofd. Ik zag lichtflitsen aan de binnenzijde van mijn ogen. Ik vermoed dat ik op dat moment ook even het bewustzijn verloren ben.
Uit de verklaring van [verdachte] afgelegd ter terechtzitting van 20 juni 2023 blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende:
Ik ben de persoon op de beelden die komt aanfietsen, die onder andere met een fiets gooit en een trap geeft. Ik heb ook geslagen met de band van mijn tasje.
Uit het proces-verbaal bevindingen, inhoudende het bekijken van de camerabeelden, blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende:
01.39.41uur De verdachte 1 slaat tot driemaal toe met het skateboard op de aangever. Hierna gooit hij het skateboard richting de aangever, welke het skateboard opvangt.
01.40.03 uur Van buiten beeld word de fiets naar de aangever gegooid.
01.40.18uur De verdachte 1 gooit de fiets naar de aangever.
01.40.26uur Verdachte 1 komt aangerend en trapt de aangever vol tegen de muur.
01.40.50uur Verdachten 1 en 3 vallen de aangever weer aan, waarbij verdachte 3 de fiets
naar hem toe gooit.
01.41.09uur Als de aangever de verdachten nogmaals wijst op de camera's, vallen ze met zijn drieën de aangever aan en krijgt de aangever klappen en schoppen te verwerken.
01.41.33uur Terwijl verdachte 3 nogmaals de fiets naar aangever gooit, zegt verdachte 2
tegen verdachte 1: "pak zijn ....onverstaanbaar".
01.41.40uur Doordat de aangever hard roept dat ze weg moeten gaan, valt verdachte 2 samen met verdachte 3 de aangever weer aan en slaan ze hem meerdere malen.
01.41.42uur Door de klappen die de aangever krijgt, valt hij weer op de grond.
01.41.51uur Terwijl verdachte 2 de aangever waarschuwt dat hij niet meer moet schreeuwen pakt verdachte 3 een hand vol met steentjes en gooit tot tweemaal een handvol naar de aangever, welke zich probeert te beschermen met zijn skateboard.
01.42.07 uur Verdachte 3 pakt de fiets nogmaals op om te gooien naar de aangever.
01.42.14uur Verdachte 3 pakt nu een metalen fietsenrek, nadat hij de fiets (de rechtbank begrijpt uit de beelden dat hier bedoeld wordt: het metalen fietsrek) had gegooid, loopt hij naar de aangever. De aangever loopt weg en begint te schreeuwen.
01.42.27uur Verdachte 1 slaat met de riem naar de aangever, die buiten beeld is en welke hoorbaar wordt belaagd door verdachten 2 en 3.
01.42.38uur De verdachte 2 loopt naar de aangever en slaat met zijn vuist in zijn hand en zegt: "nog 1 keer schreeuwen en je gaat knock-out hier". Vervolgens geeft verdachte 2 met links een vuistslag in het gezicht van de aangever.
01.43.03 uur Terwijl verdachte 2 en aangever het skateboard vast hebben komt verdachte 3 aanlopen en haalt met links voluit in het gezicht van de aangever.
01.43.17 uur Verdachte 2 slaat aangever en drukt zijn hoofd naar beneden. Hierop schopt verdachte 1 de aangever en verdachte 3 slaat met het skateboard vol op de
rug van aangever. Dit herhaalt verdachte 3 nog zeker 5 keer.
01.43.21uur Terwijl verdachte 2 de aangever schopt, slaat verdachte 3 nogmaals met het skateboard op de rug (1 van de 6 keer) en verdachte 2 schopt ook.
De rechtbank begrijpt uit voornoemde bewijsmiddelen dat [verdachte] zichzelf op de camerabeelden herkent als de persoon die in het proces-verbaal van de camerabeelden omschreven wordt als ‘verdachte 1’.
Uit de inhoud van voornoemde bewijsmiddelen volgt dat [verdachte] met twee anderen in Utrecht geweld heeft gepleegd tegen aangever [slachtoffer 2] , en dat daarbij sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking.
De rechtbank moet beoordelen of [verdachte] samen met anderen met het gebruikte geweld heeft geprobeerd aangever [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
Voor de beoordeling of er sprake is van (het medeplegen van) een poging tot zware mishandeling, geldt dat er sprake moet zijn van opzet, al dan niet in voorwaardelijke zin, op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij het slachtoffer. De rechtbank is van oordeel dat op basis van de bewijsmiddelen kan worden vastgesteld dat [verdachte] tenminste voorwaardelijk opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij aangever [slachtoffer 2] .
Vooropgesteld wordt dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg - zoals hier zwaar lichamelijk letsel - aanwezig is indien een verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
Op grond van de bewijsmiddelen kan worden vastgesteld dat [verdachte] en zijn medeverdachten de aanmerkelijke kans in het leven hebben geroepen dat aangever [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. [slachtoffer 2] is geslagen en geschopt door drie personen, onder meer tegen zijn hoofd. Er is meerdere keren een fiets naar [slachtoffer 2] gegooid en zelfs een fietsenrek. Ook wordt twee keer een hand vol met grind met kracht naar [slachtoffer 2] gegooid. Daarnaast wordt er een riem van een tas gebruikt om [slachtoffer 2] te slaan. Tot slot wordt het longboard van [slachtoffer 2] afgepakt en wordt [slachtoffer 2] hiermee meerdere keren geslagen. De gebruikte voorwerpen zetten het intense geweld kracht bij en zijn naar hun aard geschikt om aanzienlijk letsel toe te brengen. Dit handelen van [verdachte] en zijn medeverdachten is naar zijn uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht op het ontstaan van zwaar lichamelijk letsel, dat het niet anders kan dan dat [verdachte] bewust de aanmerkelijke kans op het intreden van dit gevolg heeft aanvaard. [verdachte] had voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer 2] .
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het primair ten laste gelegde onder feit 1 bewezen.
Uit de verklaring van [verdachte] afgelegd ter terechtzitting van 20 juni 2023 blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende:
Ik ben te zien op de camerabeelden van de vechtpartij op 7 juli 2022 in Utrecht.
De rechtbank heeft ter zitting het volgende waargenomen:
De rechtbank heeft de camerabeelden bekeken. De rechtbank constateert dat op de camerabeelden genaamd ‘rechts achter 7-4-2022’ om 01:40:55 uur te horen is dat [verdachte] zegt ‘Jij gaat dood vandaag’ waarop aangever [verdachte] aankijkt en reageert met ‘Op camera?’. [verdachte] en aangever staan op dat moment dicht bij elkaar.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] aangever [slachtoffer 2] heeft bedreigd met een misdrijf tegen het leven. De rechtbank acht deze bedreiging ook strafbaar, nu uit de camerabeelden afgeleid wordt dat [slachtoffer 2] deze bedreiging ook daadwerkelijk heeft gehoord, hij reageert hier immers op en kijkt [verdachte] hierbij aan. Uit het dossier blijkt dat de verdachten tegen aangever zoveel (verschillende vormen van) geweld hebben gebruikt, dat het alleszins voorstelbaar is dat hij dit niet heeft genoemd in zijn aangifte. Dat de aangever geen melding heeft gemaakt van de bedreiging in de aangifte, doet niets af aan het feit dat de bedreiging de aangever blijkens de camerabeelden (rechtstreeks) heeft bereikt.
Uit de aangifte van [slachtoffer 2] van 8 juli 2022 blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende:
Ik heb alleen gehoord dat één van de verdachten zei: "Pak zijn telefoon." Ik weet niet wie het gezegd heeft. Ik had mijn mobiele telefoon in mijn broekzak.
Uit het proces-verbaal bevindingen, inhoudende het bekijken van de camerabeelden, blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende:
01.41.33uur Terwijl verdachte 3 nogmaals de fiets naar aangever gooit zegt verdachte 2
tegen verdachte 1: "pak zijn ....onverstaanbaar".
01.41.42uur Door de klappen die de aangever krijgt, valt hij weer op de grond op de achtergrond. De verdachte 1 raapt wat spullen van de grond op de achtergrond.
01.42.27uur Verdachte 1 slaat met de riem naar de aangever, die buiten beeld is en welke
hoorbaar word belaagd door verdachte 2 en 3.
01.42.32uur De aangever wordt weer geslagen met de riem door verdachte 1.
01.42.46uur De verdachten willen weglopen. De aangever zegt niets.
01.42.46uur De verdachte 3 komt terug naar de aangever en haalt uit met zijn rechterarm, hij mist de aangever omdat deze op tijd weg duikt, maar ze belanden rechts buiten beeld. De verdachte 2 komt er ook naar toe.
01.43.14uur Verdachte 2 zegt tegen aangever haal hem eruit waarop aangever zegt waar zie je mijn telefoon. Hierop geeft verdachte 2 een trap tegen aangever.
De verdachte 3 heeft nu het skateboard vast.
01.43.17 uur Verdachte 2 slaat aangever en drukt zijn hoofd naar beneden. Hierop schopt verdachte 1 de aangever en verdachte 3 slaat met het skateboard vol op de rug van aangever. Dit herhaalt verdachte 3 nog zeker 5 keer.
01.43.21 uur Terwijl verdachte 2 de aangever schopt, slaat verdachte 3 nogmaals met het skateboard op de rug (1 van de 6 keer) en verdachte 2 schopt ook. Hierna hoor je verdachte 2 zeggen: "geef je kanker telefoon". Waarop de aangever nee roept.
01.43.39 uur Je hoort meerdere malen iemand zeggen "geef die kanker telefoon" en de aangever zegt elke keer nee. Tevens hoor je dat aangever meerdere malen met het skateboard wordt geslagen. Vervolgens komt de hand van verdachte 2 met een voorwerp in zijn hand.
Uit het proces-verbaal van verhoor minderjarige verdachte van 16 november 2022 blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende:
Ik wist later dat er een telefoon is mee genomen, deze is later weggegooid.
De rechtbank is van oordeel dat sprake is van medeplegen van diefstal met geweld van de mobiele telefoon van [slachtoffer 2] . Op het moment dat de vechtpartij gestopt lijkt te zijn (omstreeks 01:42:45) keren de twee personen die met [verdachte] zijn weer terug naar [slachtoffer 2] om opnieuw geweld te gebruiken tegen hem. Hierna wordt door de andere persoon gezegd ‘haal hem eruit’ waarop [slachtoffer 2] reageert met ‘waar zie je mijn telefoon’. Vanaf dat moment is het geweld gericht op de diefstal van de telefoon. Vervolgens voegt [verdachte] zich ook weer bij de vechtpartij en gebruikt hij opnieuw geweld tegen het slachtoffer. De geweldshandelingen van [verdachte] en zijn mededaders zijn naar hun uiterlijke verschijningsvorm gericht op (de voltooiing van) de diefstal van de telefoon.
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben geen betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.