ECLI:NL:RBMNE:2023:3381
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vordering tot betaling uit hoofde van een koopovereenkomst tussen twee besloten vennootschappen
In deze zaak, die voor de Rechtbank Midden-Nederland is behandeld, gaat het om een vordering van [eiser] B.V. tegen [gedaagde] B.V. inzake een koopovereenkomst. [eiser] B.V. stelt dat er op 12 november 2021 een koopovereenkomst tot stand is gekomen, waarbij [gedaagde] B.V. 100 credits heeft gekocht voor een bedrag van € 1.996,50. [eiser] B.V. vordert betaling van dit bedrag, omdat [gedaagde] B.V. de factuur niet heeft voldaan, ondanks meerdere sommaties.
[gedaagde] B.V. betwist echter dat er een koopovereenkomst is gesloten zoals door [eiser] B.V. gesteld. [gedaagde] B.V. stelt dat de overeenkomst niet schriftelijk is vastgelegd en dat zij niet akkoord is gegaan met de algemene voorwaarden van [eiser] B.V. Bovendien heeft [gedaagde] B.V. de kwaliteit van de leads die zij heeft ontvangen als zeer laag ervaren, wat heeft geleid tot geen opdrachten.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat er inderdaad een koopovereenkomst tot stand is gekomen, maar dat de uitleg van de toezegging 'no cure no pay' door partijen verschillend is. De kantonrechter oordeelt dat [eiser] B.V. haar vordering onvoldoende heeft onderbouwd en wijst deze af. Tevens wordt [eiser] B.V. veroordeeld in de proceskosten van [gedaagde] B.V. De kosten worden begroot op € 398, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na betekening van het vonnis.