ECLI:NL:RBMNE:2023:3381

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 juni 2023
Publicatiedatum
6 juli 2023
Zaaknummer
10170771 UC EXPL 222-7174
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling uit hoofde van een koopovereenkomst tussen twee besloten vennootschappen

In deze zaak, die voor de Rechtbank Midden-Nederland is behandeld, gaat het om een vordering van [eiser] B.V. tegen [gedaagde] B.V. inzake een koopovereenkomst. [eiser] B.V. stelt dat er op 12 november 2021 een koopovereenkomst tot stand is gekomen, waarbij [gedaagde] B.V. 100 credits heeft gekocht voor een bedrag van € 1.996,50. [eiser] B.V. vordert betaling van dit bedrag, omdat [gedaagde] B.V. de factuur niet heeft voldaan, ondanks meerdere sommaties.

[gedaagde] B.V. betwist echter dat er een koopovereenkomst is gesloten zoals door [eiser] B.V. gesteld. [gedaagde] B.V. stelt dat de overeenkomst niet schriftelijk is vastgelegd en dat zij niet akkoord is gegaan met de algemene voorwaarden van [eiser] B.V. Bovendien heeft [gedaagde] B.V. de kwaliteit van de leads die zij heeft ontvangen als zeer laag ervaren, wat heeft geleid tot geen opdrachten.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat er inderdaad een koopovereenkomst tot stand is gekomen, maar dat de uitleg van de toezegging 'no cure no pay' door partijen verschillend is. De kantonrechter oordeelt dat [eiser] B.V. haar vordering onvoldoende heeft onderbouwd en wijst deze af. Tevens wordt [eiser] B.V. veroordeeld in de proceskosten van [gedaagde] B.V. De kosten worden begroot op € 398, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na betekening van het vonnis.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 10170771 UC EXPL 22-7174 JH/1050
Vonnis van 7 juni 2023
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,
verder ook te noemen [eiser] ,
eisende partij,
gemachtigde: P.M.F. Otten,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
verder ook te noemen [gedaagde] ,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. R.E. Jonen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Waar gaat het over?

2.1.
Deze zaak gaat over de vraag of tussen partijen een koopovereenkomst tot stand is gekomen op grond waarvan [gedaagde] geld aan [eiser] verschuldigd is.
2.2.
[eiser] brengt financiële specialisten in contact met potentiële opdrachtgevers. Aanvragen van particulieren en ondernemers voor een offerte van een financiële specialist worden door haar in een klantportaal geplaatst. Financiële specialisten kunnen via het klantportaal bij [eiser] credits aankopen om de contactgegevens van de potentiële opdrachtgevers (hierna te noemen: leads) te verkrijgen. De credits die de financiële specialist (partner) per lead moet voldoen, hangt af van vraag en aanbod.
2.3.
[eiser] stelt dat zij [gedaagde] op 12 november 2021 een demonstratie heeft gegeven van het systeem en dat [gedaagde] daarna direct heeft besloten om (online) via het klantportaal 100 credits te kopen voor een bedrag van € 1.996,50 inclusief btw. Hiermee is volgens [eiser] een koopovereenkomst tussen partijen tot stand gekomen.
[eiser] stelt dat [gedaagde] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van die overeenkomst door de factuur van 12 november 2021 van € 1.996,50, ondanks sommaties, niet te betalen. Zij vordert daarom in deze procedure de veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 1.996,50 aan hoofdsom, te vermeerderen met rente, buitengerechtelijke kosten en proceskosten.
2.4.
[gedaagde] voert verweer. Zij betwist dat zij een koopovereenkomst met [eiser] is aangegaan zoals door [eiser] is gesteld. Wel heeft zij eind 2021 via de website van [eiser] een aantal credits afgenomen, nadat haar was toegezegd dat het systeem op no cure no pay basis zou werken. Bij niet geslaagde leads zouden de credits volgens [gedaagde] worden geretourneerd. De overeenkomst is niet schriftelijk vastgelegd en zij is niet akkoord gegaan met de algemene voorwaarden van [eiser] .
[gedaagde] stelt verder dat zij na een aantal leads te hebben benaderd al snel merkte dat de kwaliteit van de leads zeer laag was. De contacten met de leads hebben niet geleid tot opdrachten voor [gedaagde] . De leads reageerden meestal niet op voorstellen, waren nauwelijks serieus te nemen of al door vele concurrerende aanbieders benaderd tegen lagere prijzen.

3.De beoordeling

3.1.
De kantonrechter acht uit de stellingen van partijen voldoende komen vast te staan dat [gedaagde] op 12 november 2021 via de website van [eiser] 100 credits heeft gekocht voor een bedrag van € 1.996,50 inclusief btw. Een schriftelijke bevestiging van de overeenkomst ontbreekt, maar duidelijk is dat [eiser] aan [gedaagde] leads heeft verstrekt en dat [gedaagde] daar gebruik van heeft gemaakt. De leads hebben niet geleid tot daadwerkelijke opdrachten voor [gedaagde] .
3.2.
Door [eiser] is niet betwist dat zij voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst aan [gedaagde] heeft toegezegd dat het systeem op no cure no pay basis zou werken. De kantonrechter stelt vast dat partijen de toezegging ‘no cure no pay’ anders uitleggen. Volgens [eiser] is het door haar toezegde resultaat behaald als zij aan [gedaagde] de contactgegevens van de lead heeft verstrekt en [gedaagde] in staat heeft gesteld de lead te benaderen. [gedaagde] legt de toezegging ‘no cure no pay’ anders uit, namelijk dat op haar pas een betalingsverplichting rust als er daadwerkelijk opdrachten zijn voortgekomen uit de leads.
3.3.
Bij de uitleg van een mondelinge overeenkomst komt het aan op de zin die partijen over en weer redelijkerwijs aan de door hen gebezigde bewoordingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.
De kantonrechter sluit niet uit dat [eiser] met de opmerking ‘no cure no pay’ slechts heeft bedoeld dat geen credits verschuldigd zijn als [gedaagde] zich buiten haar schuld niet bij de lead heeft kunnen presenteren. [eiser] heeft immers geen invloed op de inhoud van het contact tussen [gedaagde] en de leads en op de door [gedaagde] uitgebrachte offertes. Dat [gedaagde] dit redelijkerwijs ook zo had moeten begrijpen kan echter niet worden vastgesteld.
[eiser] heeft slechts in algemene zin gesteld dat zij partners bij de rondleiding door het klantportaal duidelijk aangeeft dat zij alleen de garantie geeft dat de partner het gesprek kan aangaan met de betreffende lead. Niet gesteld of gebleken is echter dat dit ook zo met [gedaagde] is besproken en dat aan [gedaagde] duidelijk is uitgelegd dat de toezegging ‘no cure no pay’ alleen daarop zag. Om onduidelijkheid over de uitleg van de toezegging te voorkomen, had dit wel op de weg van [eiser] gelegen, zeker nu zij ervoor gekozen heeft om de inhoud van de overeenkomst niet schriftelijk vast te leggen. Volgens [gedaagde] is over de inhoud van de toezegging niets gezegd. Dat de beperkte uitleg van de toezegging voor [gedaagde] duidelijk was bij het aangaan van de overeenkomst, kan daarom niet worden vastgesteld.
3.4.
Het voorgaande leidt ertoe dat [eiser] haar stelling, dat zij op grond van de overeenkomst recht heeft op betaling van de factuur van 12 november 2021, onvoldoende heeft onderbouwd. De vordering wordt daarom afgewezen. De overige stellingen van partijen behoeven verder geen bespreking.
3.5.
[eiser] wordt, als de in het ongelijk gestelde partij, veroordeeld in de kosten van deze procedure. Deze kosten worden aan de kant van [gedaagde] begroot op € 398
(2 punten x € 199) aan salaris gemachtigde. De nakosten en rente zijn toewijsbaar als na te melden.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
wijst de vordering af;
4.2.
veroordeelt [eiser] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [gedaagde] , tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 398 aan salaris gemachtigde, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na de datum van betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
4.3.
veroordeelt [eiser] , onder de voorwaarde dat zij niet binnen 14 dagen na aanschrijving door [gedaagde] volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 124,-- aan salaris gemachtigde, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na aanschrijving tot de voldoening,
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening tot de voldoening;
4.4.
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A.M. Pinckaers, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 7 juni 2023.