In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland op 6 juli 2023, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn verzoek tot tenaamstelling van een buitenlands voertuig in het kentekenregister beoordeeld. Eiser had op 12 juli 2021 een aanvraag ingediend, die door de RDW op 14 april 2022 werd afgewezen. De rechtbank behandelt het beroep na een zitting op 28 maart 2023, waar eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van verweerder, de RDW. Tijdens deze zitting werd het onderzoek geschorst om verweerder de gelegenheid te geven contact op te nemen met de eerste aanvrager van het voertuig, die op 7 juli 2021 een eerdere aanvraag had ingediend.
De rechtbank concludeert dat de afwijzing van de aanvraag door verweerder terecht was. Eiser had geen geldig kentekenbewijs overgelegd, wat vereist is voor de tenaamstelling van een voertuig dat al in een andere lidstaat is geregistreerd. De rechtbank stelt vast dat er een geschil bestaat over het eigendom van het voertuig tussen eiser, [A] en de eerste aanvrager. Verweerder kan niet treden in dit geschil en heeft daarom de aanvraag terecht afgewezen. De rechtbank oordeelt dat de belangen van de zuiverheid van het kentekenregister en de rechtszekerheid zwaarder wegen dan de belangen van eiser. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft en eiser geen recht heeft op terugbetaling van griffierechten of vergoeding van proceskosten.