In deze zaak heeft de Gemeente Utrecht op 1 juni 2021 een verzoek om herbeoordeling ingediend bij de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Dit verzoek is door verweerder ontvangen op 3 juni 2021. Aangezien er geen beslissing op het verzoek is genomen, heeft eiseres verweerder op 9 augustus 2022 in gebreke gesteld, wat op 11 augustus 2022 door verweerder is ontvangen. Vervolgens heeft eiseres op 17 mei 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat partijen niet uitgenodigd worden voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet nodig is. De rechtbank verwijst naar de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), die bepalen dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit en dat een beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan worden ingesteld na een schriftelijke ingebrekestelling. De rechtbank concludeert dat eiseres onredelijk laat beroep heeft ingesteld, aangezien er een aanzienlijke tijd is verstreken tussen de ingebrekestelling en het indienen van het beroep.
Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. Er is geen sprake van een vergoeding van de proceskosten. De uitspraak is gedaan door rechter R.C. Stijnen en is openbaar uitgesproken op 28 juni 2023. Eiseres is geïnformeerd over de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens is met de uitspraak.