4.3Het oordeel van de rechtbank
Verbalisant [verbalisant 1] heeft volgens een
proces-verbaal van aanrijding misdrijfvan
7 februari 2022 het volgende geverbaliseerd, zakelijk weergegeven:
Op zondag 7 november 2021 tussen 01.05 uur en 01.40 uur heeft een verkeersongeval plaatsgevonden tussen een personenauto en een fietser. Er werd een bestuurder van een fiets zwaar gewond aangetroffen in de berm van de Noordermiddenweg te Creil. Een fiets lag een paar meter verderop. Vervolgens is er een plaats delict opgestart en ruim afgezet. Een korte tijd later meldt er zich een persoon bij een collega die bij de afzetting staat. Deze persoon reed in een
personenauto van het merk Volkswagen type Golf welke aan de voorzijde zwaar beschadigd was. De verbalisant ter plaatse werd duidelijk dat deze persoon de mogelijke veroorzaker was van dit verkeersongeval. Er ontbrak een kentekenplaat aan de voorzijde van de Volkswagen. Een kentekenplaat voorzien van het kenteken ( [kenteken]) wat bij de Volkswagen hoorde, werd aangetroffen op de ongevalslocatie.
[verbalisant 2] en [verbalisant 3] , medewerkers Verkeers Ongevallen Analyse, hebben volgens het
proces-verbaal Onderzoek Plaats Delictvan 17 januari 2022 het volgende geverbaliseerd, zakelijk weergegeven:
Het verkeersincident had plaatsgevonden op de Noordermiddenweg te Creil gelegen in de gemeente Noordoostpolder. De wettelijk toegestane maximumsnelheid betrof 80 km/h.
Op het moment van de aanrijding was het nacht en het regende.
De bestuurder van de fiets naderde de plaats van het verkeersincident over de
Noordermiddenweg, komende uit de richting van Creil en rijdende in de richting van Espel. De bestuurder van de Volkswagen naderde de plaats van het verkeersincident over de Noordermiddenweg, komende uit dezelfde richting.
Door onbekende oorzaak is de bestuurder van de Volkswagen achterop de fiets gebotst. Als gevolg van deze botsing is de bestuurder van de fiets vermoedelijk met zijn rug op de rechterzijde van de voorruit van de Volkswagen terechtgekomen. Hierna is hij, gemeten vanaf de vermoedelijke conflictzone, circa 25 meter verderop in de berm terechtgekomen. De bestuurder van de fiets is, als gevolg van het verkeersincident, komen te overlijden.
Verdachte heeft tijdens
de terechtzittingvan 21 juni 2023 de volgende verklaring afgelegd, zakelijk weergegeven:
Ik stapte rond 01.00 uur/01.30 uur ’s nachts in de auto. Het was donker en ik reed over de Noordermiddenweg. Dat is een onverlichte weg. Ik rijd wel vaker over die weg. Er was geen belemmering van mist of iets degelijks. Ik reed 80 kilometer per uur. Het was eigenlijk niet verantwoord om op dat moment 80 kilometer per uur te rijden. Het waaide heftig en het regende. Ik had mijn telefoon in de houder in het luchtrooster in het midden van het dashboard. Ik kreeg een bericht op mijn telefoon en opende het met mijn duim. Het was een Snapchat bericht. Toen ik keek van wie het bericht was, hoorde ik een harde klap. Ik zag niet wat ik had geraakt. Ik had niets voor mij gezien. Ik had dimlicht aan, geen grootlicht. Ik rijd nooit met grootlicht.
Mijn halve ruit was gebarsten. Ik heb na twee a drie seconden na de klap de auto stil gezet, ben uitgestapt en heb achter mij gekeken. Ik zag niets. Ik keek achterom en achter de auto. Ik zag een deuk in mijn dak en mijn ruit was flink kapot. Ik was pissig om de schade. Ik heb niet veel geld. Ik meende dat ik een tak had geraakt. Ik ben niet teruggelopen om te kijken wat ik had geraakt. Ik zag niets op de weg liggen. Ik dacht dat het een tak was door de weersomstandigheden. Achteraf was het niet logisch dat het een tak was gezien de schade. Ik heb een filmpje gemaakt van de schade aan mijn auto en deze in de groepsapp van mijn vrienden in de Snapchat-app gestuurd. Toen ben ik weer gaan rijden en heb ik in de auto nog een filmpje gemaakt van de ruit die kapot was. Ik heb dit filmpje ook gepost terwijl ik aan het rijden was. Ik ben eerst naar [A] gegaan, maar hij was dronken. Ik wilde mijn frustratie kwijt, omdat ik dacht dat een tak schade had veroorzaakt aan mijn auto. Daarna ben ik naar [B] gereden. Hij attendeerde mij op het ontbreken van mijn kenteken en de schade aan de grill. In eerste instantie dacht ik dat het een tak was door de schade aan het dak en de voorruit. Een tak komt van boven. Toen ik zag dat mijn kenteken weg was en de grill kapot was dacht ik: wat als het een dier of een persoon is geweest? Ik ben terug gereden. Ik zag politie en ambulance staan en heb mij gelijk gemeld. Ik heb toen gevraagd of ik iemand had aangereden. Ik wist niet wat ik moest doen. Ik had anders moeten handelen op dat moment. Het was dom dat ik met mijn telefoon bezig was. Ik had ook terug moeten lopen om te kijken wat ik precies had geraakt. Het was laksheid dat ik op mijn telefoon zat.
Getuige [getuige 1] heeft volgens een
proces-verbaal van verhoor getuigeop 7 november 2021 het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Op zondag 7 november 2021 omstreeks 01:35 uur zijn mijn vriend en ik vanuit Creil weggefietst naar huis. Wij fietsten op de Noordermiddenweg te Creil in de richtingvan de Espelerweg te Espel. Ik zag een achterlicht in de berm bij een sloot liggen.Hij lag vlak voor een boom. We gingen ervan uit dat er een fiets lag. Dit vond ikraar en we zijn gestopt. Ik zette mijn zaklamp van mijn telefoon aan en ik liep in derichting van de fiets. Ik struikelde. Ik zag dat er een persoon op zijn buik lag inhet gras. Hij lag met zijn gezicht naar de grond. Ik zag dat hij schaafwonden op zijn rug had. Mijn vriend heeft hem omgedraaid en toen bleek dat het om [slachtoffer] ging. We waren op hetzelfde feestje geweest. Ik zag dat [slachtoffer] zijn gezicht onder het bloed zat. Ik zag dat hij nog wel ademde maar hij reageerde nergens op. Ik heb 112 gebeld en mijn vriend probeerde hem wakker te krijgen maar dat lukte niet.
Getuige [getuige 2] heeft volgens een
proces-verbaal van verhoor getuigeop 11 november 2021 het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Toen wij bij de Noordermiddenweg kwamen, zijn wij rechtsaf geslagen richting Creil. Wij waren beiden op de fiets. Het was best wel slecht weer. Het waaide hard en het miezerde. Toen wij een tijdje op de Noordermiddenweg fietsten, kwamen wij een fietser tegen komende uit de richting van Creil. Toen wij dichterbij elkaar kwamen zag ik dat deze fietser [slachtoffer] was. Ik zag dat [slachtoffer] licht op zijn fiets had. Het was helder licht zowel aan de voor en achterzijde. Ik heb namelijk nog achterom gekeken toen wij hem gepasseerd waren.
In het
schouwverslag betreffende [slachtoffer] ,opgesteld door T. van Mesdag (forensisch arts KNMG), van 8 november 2021 is het volgende vermeld, zakelijk weergegeven:
Het betreft een 22-jarige man met een blanco medische voorgeschiedenis die op 7-11-21 in de vroege ochtend als fietser naar alle waarschijnlijkheid van achteren is aangereden door een achteropkomende auto. Het slachtoffer is enige tijd later buiten bewustzijn in de berm aangetroffen. In het ziekenhuis bleek er sprake van breuken van meerdere ribben rechts, beide schouderbladen en het schaambeen. Daarnaast was er sprake van ernstige hersenbeschadiging met bloedingen en zwelling van de hersenen. Ondanks maximale behandeling verslechterde de neurologische situatie van het slachtoffer waardoor verder behandelen medisch zinloos werd geacht. Na staken van de behandeling is het slachtoffer overleden. De letsels die bij schouw werden aangetroffen passen bij de opgegeven toedracht en de beschadigingen die aan de betrokken voertuigen werd geconstateerd.
Uit de
akte van overlijdenvolgt dat [slachtoffer] op [2021] is overleden.
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één feit.
Bewijsoverwegingen
De rechtbank stelt op grond van de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen vast dat verdachte met zijn auto op 7 november 2021 in Creil een aanrijding met [slachtoffer] heeft veroorzaakt door [slachtoffer] van achteren tegen zijn fiets aan te rijden. [slachtoffer] is op [2021] aan de verwondingen die hij heeft opgelopen als gevolg van de aanrijding overleden.
Mate van schuld in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet
Voor de beantwoording van de vraag of verdachte schuld heeft gehad aan het verkeersongeval in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet (hierna: WVW) moet gekeken worden naar het geheel van de gedragingen van verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Er moet sprake zijn van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid.
Verdachte reed midden in de nacht met een snelheid van 80 kilometer per uur over de onverlichte Noordermiddenweg met zijn dimlichten aan, terwijl het waaide en regende. De rechtbank is van oordeel dat een gemiddelde automobilist in die situatie met grootlicht zou hebben gereden om goed zicht te kunnen hebben over de weg. Verdachte heeft zelf verklaard dat het gelet op de weersomstandigheden eigenlijk niet verantwoord was om 80 kilometer per uur te rijden. Verdachte had zijn snelheid moeten aanpassen. Dit heeft hij nagelaten. Het feit dat verdachte toen en daar zijn groot licht niet aanhad, maakt het extra onverantwoord. Terwijl verdachte aan het rijden was ontving hij een Snapchat-bericht. Verdachte keek vervolgens naar zijn telefoon die in een houder in het luchtrooster in het midden van het dashboard stond, en opende het bericht. Op dat moment rijdt verdachte met volle vaart met zijn auto tegen, naar later bleek, [slachtoffer] aan die op de Noordermiddenweg aan het fietsen was. Verdachte heeft verklaard dat hij niets voor zich heeft gezien voordat hij op zijn telefoon keek. De rechtbank stelt gelet op de bewijsmiddelen vast dat [slachtoffer] zijn lichten op zijn fiets ten tijde van de aanrijding wel aan heeft gehad. Meerdere getuigen hebben verklaard dat zij kort voor de aanrijding [slachtoffer] hebben zien fietsen en zagen dat hij zijn lichten op zijn fiets aan had, zowel zijn voor- als achterlicht. Getuige [getuige 1] heeft bovendien verklaard dat zij het achterlicht van een fiets in de berm zag branden en vervolgens [slachtoffer] heeft aangetroffen. De rechtbank overweegt dat verdachte [slachtoffer] dus had kunnen en moeten zien fietsen op de lange rechte weg. De raadsman heeft ter terechtzitting aangehaald dat door een getuige is verklaard dat [slachtoffer] mogelijk door de wind aan het slingeren zou zijn geweest. De rechtbank overweegt dat het voorgaande nergens uit blijkt en ook niet ter zake doet nu uit de verklaring van verdachte volgt dat hij [slachtoffer] helemaal niet heeft zien fietsen., dus dat de aanrijding niet het gevolg kan zijn geweest van een plotselinge beweging van [slachtoffer] .
De mate van schuld moet, gelet op de ten laste gelegde terminologie, beoordeeld worden als zeer onvoorzichtig en/of onoplettend. De rechtbank is van oordeel dat het samenstel van gedragingen van verdachte fors afwijkt van het gedrag van een normale verkeersdeelnemer. Verdachte heeft door zijn handelen onaanvaardbare risico’s op ernstige gevolgen in het leven geroepen. Door zich op voornoemde wijze in het verkeer te gedragen is verdachte naar het oordeel van de rechtbank zeer onvoorzichtig en onoplettend geweest, zodat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW zoals onder 1 primair ten laste gelegd.
Causaal verband verkeersongeval en overlijden
De vraag die vervolgens dient te worden beantwoord is of het overlijden van [slachtoffer] in redelijkheid aan de gedragingen van verdachte kan worden toegerekend. Zoals hierboven uiteen is gezet, is door het handelen van verdachte het verkeersongeval veroorzaakt. De conclusie in het schouwverslag, zoals in de bewijsmiddelen is aangehaald, luidt samengevat dat [slachtoffer] is gestorven als gevolg van het verkeersongeval. Daarmee is voldaan aan het vereiste van de dubbele causaliteit.
Conclusie
De rechtbank acht het als feit 1 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna onder 5 omschreven.
Feit 2
Verdachte heeft verklaard dat hij in eerste instantie dacht dat er een tak op zijn auto was gevallen. De rechtbank volgt deze verklaring van verdachte in die zin dat uit de verschillende getuigenverklaringen volgt dat verdachte in eerste instantie zeer gefrustreerd was over het feit dat hij schade aan zijn auto had opgelopen. De rechtbank is echter wel van oordeel dat verdachte redelijkerwijs had moeten vermoeden dat hij mogelijk een persoon had aangereden. Verdachte had toen hij kort na de aanrijding was gestopt, al geconstateerd dat zijn dak en ruit zwaar waren beschadigd. Verdachte had zich er van moeten vergewissen dat hij niet een persoon had aangereden en daarbij letsel had veroorzaakt. De rechtbank is van oordeel dat verdachte terug had moeten gaan naar de plek waar hij de klap had gehoord. Verdachte is echter weer ingestapt en door gereden en heeft [slachtoffer] in hulpeloze toestand achtergelaten.