ECLI:NL:RBMNE:2023:3340

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 juli 2023
Publicatiedatum
5 juli 2023
Zaaknummer
16.016102.22 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor dodelijk verkeersongeval en verlaten van de plaats van het ongeval

Op 5 juli 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 21-jarige verdachte die op 7 november 2021 in Creil een dodelijk verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte reed met zijn auto, een Volkswagen Golf, met een snelheid van 80 km/u over de onverlichte Noordermiddenweg, terwijl het regende en winderig was. Tijdens het rijden ontving hij een Snapchat-bericht en keek hij op zijn telefoon, waardoor hij de 21-jarige fietser, genaamd [slachtoffer], niet opmerkte en deze van achteren aanreed. De fietser raakte ernstig gewond en overleed op 8 november 2021 aan zijn verwondingen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich zeer onvoorzichtig en onoplettend heeft gedragen, wat leidde tot schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet (WVW). De verdachte had redelijkerwijs moeten vermoeden dat hij een persoon had aangereden en verliet de plaats van het ongeval zonder hulp te bieden. De rechtbank veroordeelde de verdachte tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden, een taakstraf van 240 uren, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk. De uitspraak benadrukt de ernst van verkeersveiligheid en de gevolgen van onoplettendheid in het verkeer.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16.016102.22 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 5 juli 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2000] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 21 juni 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. J.P. Jansen, en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. F.N. Dijkers, advocaat te Diemen, en de nabestaanden naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt erop neer dat verdachte:
feit 1primairop 7 november 2021 in Creil als bestuurder van een auto op de Noordermiddenweg zich zodanig heeft gedragen dat aan zijn schuld te wijten een verkeersongeval heeft plaatsgevonden, ten gevolge waarvan [slachtoffer] op [2021] is overleden;
subsidiairop 7 november 2021 in Creil als bestuurder van een auto gevaar of hinder op de Noordermiddenweg heeft veroorzaakt, ten gevolge waarvan [slachtoffer] op [2021] is overleden;
feit 2op 7 november 2021 in Creil, de plaats van het ongeval heeft verlaten, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat een ander, te weten [slachtoffer] , aan wie bij dat ongeval letsel was toegebracht, in hulpeloze toestand werd achtergelaten.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair onder 1 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend te bewijzen. De officier van justitie is van mening dat verdachte zich zeer onvoorzichtig en onoplettend heeft gedragen als bestuurder van een auto ten gevolge waarvan [slachtoffer] is overleden. De officier van justitie acht eveneens het onder 2 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend te bewijzen. Verdachte had gelet op de schade die hij aan zijn auto heeft geconstateerd vlak na het ongeval, redelijkerwijs moeten vermoeden dat hij mogelijk een persoon had aangereden. Gelet op het voorgaande had hij meer moeten doen dan slechts achterom kijken richting de onverlichte weg.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het primair onder 1 ten laste gelegde feit. Verdachte is op een zeer ongelukkig moment onoplettend geweest, maar de gedragingen van verdachte leveren geen aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid op. Ten aanzien van het subsidiair onder 1 ten laste gelegde feit refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank.
De raadsman heeft verder vrijspraak bepleit van het onder 2 ten laste gelegde feit. Verdachte wist niet dat hij een persoon had aangereden met zijn auto en had dit redelijkerwijs op het moment dat hij de schade aan zijn auto constateerde ook niet moeten vermoeden. Verdachte was in de veronderstelling dat hij een tak had geraakt.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Verbalisant [verbalisant 1] heeft volgens een
proces-verbaal van aanrijding misdrijfvan
7 februari 2022 het volgende geverbaliseerd, zakelijk weergegeven:
Op zondag 7 november 2021 tussen 01.05 uur en 01.40 uur heeft een verkeersongeval plaatsgevonden tussen een personenauto en een fietser. Er werd een bestuurder van een fiets zwaar gewond aangetroffen in de berm van de Noordermiddenweg te Creil. Een fiets lag een paar meter verderop. Vervolgens is er een plaats delict opgestart en ruim afgezet. Een korte tijd later meldt er zich een persoon bij een collega die bij de afzetting staat. Deze persoon reed in een
personenauto van het merk Volkswagen type Golf welke aan de voorzijde zwaar beschadigd was. De verbalisant ter plaatse werd duidelijk dat deze persoon de mogelijke veroorzaker was van dit verkeersongeval. Er ontbrak een kentekenplaat aan de voorzijde van de Volkswagen. Een kentekenplaat voorzien van het kenteken ( [kenteken] [2] ) wat bij de Volkswagen hoorde, werd aangetroffen op de ongevalslocatie. [3]
[verbalisant 2] en [verbalisant 3] , medewerkers Verkeers Ongevallen Analyse, hebben volgens het
proces-verbaal Onderzoek Plaats Delictvan 17 januari 2022 het volgende geverbaliseerd, zakelijk weergegeven:
Het verkeersincident had plaatsgevonden op de Noordermiddenweg te Creil gelegen in de gemeente Noordoostpolder. De wettelijk toegestane maximumsnelheid betrof 80 km/h. [4]
Op het moment van de aanrijding was het nacht en het regende. [5]
De bestuurder van de fiets naderde de plaats van het verkeersincident over de
Noordermiddenweg, komende uit de richting van Creil en rijdende in de richting van Espel. De bestuurder van de Volkswagen naderde de plaats van het verkeersincident over de Noordermiddenweg, komende uit dezelfde richting.
Door onbekende oorzaak is de bestuurder van de Volkswagen achterop de fiets gebotst. Als gevolg van deze botsing is de bestuurder van de fiets vermoedelijk met zijn rug op de rechterzijde van de voorruit van de Volkswagen terechtgekomen. Hierna is hij, gemeten vanaf de vermoedelijke conflictzone, circa 25 meter verderop in de berm terechtgekomen. De bestuurder van de fiets is, als gevolg van het verkeersincident, komen te overlijden. [6]
Verdachte heeft tijdens
de terechtzittingvan 21 juni 2023 de volgende verklaring afgelegd, zakelijk weergegeven:
Ik stapte rond 01.00 uur/01.30 uur ’s nachts in de auto. Het was donker en ik reed over de Noordermiddenweg. Dat is een onverlichte weg. Ik rijd wel vaker over die weg. Er was geen belemmering van mist of iets degelijks. Ik reed 80 kilometer per uur. Het was eigenlijk niet verantwoord om op dat moment 80 kilometer per uur te rijden. Het waaide heftig en het regende. Ik had mijn telefoon in de houder in het luchtrooster in het midden van het dashboard. Ik kreeg een bericht op mijn telefoon en opende het met mijn duim. Het was een Snapchat bericht. Toen ik keek van wie het bericht was, hoorde ik een harde klap. Ik zag niet wat ik had geraakt. Ik had niets voor mij gezien. Ik had dimlicht aan, geen grootlicht. Ik rijd nooit met grootlicht.
Mijn halve ruit was gebarsten. Ik heb na twee a drie seconden na de klap de auto stil gezet, ben uitgestapt en heb achter mij gekeken. Ik zag niets. Ik keek achterom en achter de auto. Ik zag een deuk in mijn dak en mijn ruit was flink kapot. Ik was pissig om de schade. Ik heb niet veel geld. Ik meende dat ik een tak had geraakt. Ik ben niet teruggelopen om te kijken wat ik had geraakt. Ik zag niets op de weg liggen. Ik dacht dat het een tak was door de weersomstandigheden. Achteraf was het niet logisch dat het een tak was gezien de schade. Ik heb een filmpje gemaakt van de schade aan mijn auto en deze in de groepsapp van mijn vrienden in de Snapchat-app gestuurd. Toen ben ik weer gaan rijden en heb ik in de auto nog een filmpje gemaakt van de ruit die kapot was. Ik heb dit filmpje ook gepost terwijl ik aan het rijden was. Ik ben eerst naar [A] gegaan, maar hij was dronken. Ik wilde mijn frustratie kwijt, omdat ik dacht dat een tak schade had veroorzaakt aan mijn auto. Daarna ben ik naar [B] gereden. Hij attendeerde mij op het ontbreken van mijn kenteken en de schade aan de grill. In eerste instantie dacht ik dat het een tak was door de schade aan het dak en de voorruit. Een tak komt van boven. Toen ik zag dat mijn kenteken weg was en de grill kapot was dacht ik: wat als het een dier of een persoon is geweest? Ik ben terug gereden. Ik zag politie en ambulance staan en heb mij gelijk gemeld. Ik heb toen gevraagd of ik iemand had aangereden. Ik wist niet wat ik moest doen. Ik had anders moeten handelen op dat moment. Het was dom dat ik met mijn telefoon bezig was. Ik had ook terug moeten lopen om te kijken wat ik precies had geraakt. Het was laksheid dat ik op mijn telefoon zat. [7]
Getuige [getuige 1] heeft volgens een
proces-verbaal van verhoor getuigeop 7 november 2021 het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Op zondag 7 november 2021 omstreeks 01:35 uur zijn mijn vriend en ik vanuit Creil weggefietst naar huis. Wij fietsten op de Noordermiddenweg te Creil in de richtingvan de Espelerweg te Espel. Ik zag een achterlicht in de berm bij een sloot liggen.Hij lag vlak voor een boom. We gingen ervan uit dat er een fiets lag. Dit vond ikraar en we zijn gestopt. Ik zette mijn zaklamp van mijn telefoon aan en ik liep in derichting van de fiets. Ik struikelde. Ik zag dat er een persoon op zijn buik lag inhet gras. Hij lag met zijn gezicht naar de grond. Ik zag dat hij schaafwonden op zijn rug had. Mijn vriend heeft hem omgedraaid en toen bleek dat het om [slachtoffer] ging. We waren op hetzelfde feestje geweest. Ik zag dat [slachtoffer] zijn gezicht onder het bloed zat. Ik zag dat hij nog wel ademde maar hij reageerde nergens op. Ik heb 112 gebeld en mijn vriend probeerde hem wakker te krijgen maar dat lukte niet. [8]
Getuige [getuige 2] heeft volgens een
proces-verbaal van verhoor getuigeop 11 november 2021 het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Toen wij bij de Noordermiddenweg kwamen, zijn wij rechtsaf geslagen richting Creil. Wij waren beiden op de fiets. Het was best wel slecht weer. Het waaide hard en het miezerde. Toen wij een tijdje op de Noordermiddenweg fietsten, kwamen wij een fietser tegen komende uit de richting van Creil. Toen wij dichterbij elkaar kwamen zag ik dat deze fietser [slachtoffer] was. Ik zag dat [slachtoffer] licht op zijn fiets had. Het was helder licht zowel aan de voor en achterzijde. Ik heb namelijk nog achterom gekeken toen wij hem gepasseerd waren. [9]
In het
schouwverslag betreffende [slachtoffer] ,opgesteld door T. van Mesdag (forensisch arts KNMG), van 8 november 2021 is het volgende vermeld, zakelijk weergegeven:
Het betreft een 22-jarige man met een blanco medische voorgeschiedenis die op 7-11-21 in de vroege ochtend als fietser naar alle waarschijnlijkheid van achteren is aangereden door een achteropkomende auto. Het slachtoffer is enige tijd later buiten bewustzijn in de berm aangetroffen. In het ziekenhuis bleek er sprake van breuken van meerdere ribben rechts, beide schouderbladen en het schaambeen. Daarnaast was er sprake van ernstige hersenbeschadiging met bloedingen en zwelling van de hersenen. Ondanks maximale behandeling verslechterde de neurologische situatie van het slachtoffer waardoor verder behandelen medisch zinloos werd geacht. Na staken van de behandeling is het slachtoffer overleden. De letsels die bij schouw werden aangetroffen passen bij de opgegeven toedracht en de beschadigingen die aan de betrokken voertuigen werd geconstateerd. [10]
Uit de
akte van overlijdenvolgt dat [slachtoffer] op [2021] is overleden. [11]
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één feit.
Bewijsoverwegingen
De rechtbank stelt op grond van de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen vast dat verdachte met zijn auto op 7 november 2021 in Creil een aanrijding met [slachtoffer] heeft veroorzaakt door [slachtoffer] van achteren tegen zijn fiets aan te rijden. [slachtoffer] is op [2021] aan de verwondingen die hij heeft opgelopen als gevolg van de aanrijding overleden.
Mate van schuld in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet
Voor de beantwoording van de vraag of verdachte schuld heeft gehad aan het verkeersongeval in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet (hierna: WVW) moet gekeken worden naar het geheel van de gedragingen van verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Er moet sprake zijn van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid.
Verdachte reed midden in de nacht met een snelheid van 80 kilometer per uur over de onverlichte Noordermiddenweg met zijn dimlichten aan, terwijl het waaide en regende. De rechtbank is van oordeel dat een gemiddelde automobilist in die situatie met grootlicht zou hebben gereden om goed zicht te kunnen hebben over de weg. Verdachte heeft zelf verklaard dat het gelet op de weersomstandigheden eigenlijk niet verantwoord was om 80 kilometer per uur te rijden. Verdachte had zijn snelheid moeten aanpassen. Dit heeft hij nagelaten. Het feit dat verdachte toen en daar zijn groot licht niet aanhad, maakt het extra onverantwoord. Terwijl verdachte aan het rijden was ontving hij een Snapchat-bericht. Verdachte keek vervolgens naar zijn telefoon die in een houder in het luchtrooster in het midden van het dashboard stond, en opende het bericht. Op dat moment rijdt verdachte met volle vaart met zijn auto tegen, naar later bleek, [slachtoffer] aan die op de Noordermiddenweg aan het fietsen was. Verdachte heeft verklaard dat hij niets voor zich heeft gezien voordat hij op zijn telefoon keek. De rechtbank stelt gelet op de bewijsmiddelen vast dat [slachtoffer] zijn lichten op zijn fiets ten tijde van de aanrijding wel aan heeft gehad. Meerdere getuigen hebben verklaard dat zij kort voor de aanrijding [slachtoffer] hebben zien fietsen en zagen dat hij zijn lichten op zijn fiets aan had, zowel zijn voor- als achterlicht. Getuige [getuige 1] heeft bovendien verklaard dat zij het achterlicht van een fiets in de berm zag branden en vervolgens [slachtoffer] heeft aangetroffen. De rechtbank overweegt dat verdachte [slachtoffer] dus had kunnen en moeten zien fietsen op de lange rechte weg. De raadsman heeft ter terechtzitting aangehaald dat door een getuige is verklaard dat [slachtoffer] mogelijk door de wind aan het slingeren zou zijn geweest. De rechtbank overweegt dat het voorgaande nergens uit blijkt en ook niet ter zake doet nu uit de verklaring van verdachte volgt dat hij [slachtoffer] helemaal niet heeft zien fietsen., dus dat de aanrijding niet het gevolg kan zijn geweest van een plotselinge beweging van [slachtoffer] .
De mate van schuld moet, gelet op de ten laste gelegde terminologie, beoordeeld worden als zeer onvoorzichtig en/of onoplettend. De rechtbank is van oordeel dat het samenstel van gedragingen van verdachte fors afwijkt van het gedrag van een normale verkeersdeelnemer. Verdachte heeft door zijn handelen onaanvaardbare risico’s op ernstige gevolgen in het leven geroepen. Door zich op voornoemde wijze in het verkeer te gedragen is verdachte naar het oordeel van de rechtbank zeer onvoorzichtig en onoplettend geweest, zodat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW zoals onder 1 primair ten laste gelegd.
Causaal verband verkeersongeval en overlijden
De vraag die vervolgens dient te worden beantwoord is of het overlijden van [slachtoffer] in redelijkheid aan de gedragingen van verdachte kan worden toegerekend. Zoals hierboven uiteen is gezet, is door het handelen van verdachte het verkeersongeval veroorzaakt. De conclusie in het schouwverslag, zoals in de bewijsmiddelen is aangehaald, luidt samengevat dat [slachtoffer] is gestorven als gevolg van het verkeersongeval. Daarmee is voldaan aan het vereiste van de dubbele causaliteit.
Conclusie
De rechtbank acht het als feit 1 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna onder 5 omschreven.
Feit 2
Verdachte heeft verklaard dat hij in eerste instantie dacht dat er een tak op zijn auto was gevallen. De rechtbank volgt deze verklaring van verdachte in die zin dat uit de verschillende getuigenverklaringen volgt dat verdachte in eerste instantie zeer gefrustreerd was over het feit dat hij schade aan zijn auto had opgelopen. De rechtbank is echter wel van oordeel dat verdachte redelijkerwijs had moeten vermoeden dat hij mogelijk een persoon had aangereden. Verdachte had toen hij kort na de aanrijding was gestopt, al geconstateerd dat zijn dak en ruit zwaar waren beschadigd. Verdachte had zich er van moeten vergewissen dat hij niet een persoon had aangereden en daarbij letsel had veroorzaakt. De rechtbank is van oordeel dat verdachte terug had moeten gaan naar de plek waar hij de klap had gehoord. Verdachte is echter weer ingestapt en door gereden en heeft [slachtoffer] in hulpeloze toestand achtergelaten.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1primairop 7 november 2021 te Creil als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (te weten een Volkswagen Golf gekentekend [kenteken] ), daarmede rijdende over de weg, de Noordermiddenweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer onvoorzichtig en onoplettend, terwijl hij, verdachte, ter plaatse bekend was en het door het ontbreken van straatverlichting ter plaatse zeer donker was en het regende, niet de nodige voorzichtigheid in acht te nemen en onvoldoende aandacht te hebben voor het verkeer en de verkeerssituatie ter plaatse door tijdens het rijden op een mobiele telefoon te kijken (welke telefoon in een houder zat en waarop een bericht in de applicatie Snapchat was binnengekomen) en die telefoon vervolgens te unlocken en naar dat binnengekomen bericht te kijken, waardoor hij een fietser, die voor hem, verdachte, in dezelfde richting reed, niet heeft opgemerkt en een aanrijding is ontstaan met het door zijn, verdachtes, motorrijtuig en die fietser, ten gevolge waarvan die fietser ten val is gekomen en waardoor die fietser, genaamd [slachtoffer] , zwaar lichamelijk letsel, te weten uitgebreid hersenletsel, werd toegebracht ten gevolge waarvan die [slachtoffer] op [2021] is overleden;
feit 2als degene door wiens gedraging, als bestuurder van een motorrijtuig, een verkeersongeval was veroorzaakt, welk verkeersongeval had plaatsgevonden in Creil op de Noordermiddenweg, op 7 november 2021, de voornoemde plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl daardoor, naar hij redelijkerwijs moest vermoeden, een ander, te weten [slachtoffer] , aan wie bij dat ongeval letsel was toegebracht, in hulpeloze toestand werd achtergelaten.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder feit 1 primair en feit 2 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1
primair
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood;
feit 2
Overtreding van artikel 7, eerste lid, onderdeel a en b van de Wegenverkeerswet 1994

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van zes maanden en
- een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 24 maanden.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Het ongeluk heeft veel impact gehad op verdachte. Hij kampt met gevoelens van schuld en schaamte. Verdachte toont berouw en heeft zijn rijgedrag, met name ten aanzien van het telefoongebruik tijdens het rijden, aangepast. Verdachte rijdt voorzichtiger. Verder is verdachte nog jong en heeft hij na het ongeval geen strafbare (verkeers-)feiten gepleegd. De verdediging verzoekt gelet op hetgeen hiervoor is aangehaald geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf aan verdachte op te leggen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van het feit
In de nacht van 7 november 2021 rijdt verdachte met een snelheid 80 kilometer per uur met zijn auto over de onverlichte Noordermiddenweg. Op dat moment fietst [slachtoffer] , 22 jaar, door de regen en de wind van een feestje naar huis. Verdachte ontvangt een Snapchat-bericht en op het moment dat hij het bericht opent, rijdt hij [slachtoffer] van achteren op zijn fiets aan. Verdachte dacht dat hij een tak had geraakt en laat [slachtoffer] in hulpeloze toestand achter. Als gevolg van de aanrijding loopt [slachtoffer] onder andere zeer ernstig hersenletsel op en komt daardoor op [2021] te overlijden. Verdachte heeft [slachtoffer] nooit zien fietsen, terwijl hij zijn fietslampen aan had.
Uit de indringende verklaringen van de nabestaanden ter terechtzitting volgt dat het plotselinge overlijden van [slachtoffer] diepe sporen heeft achtergelaten bij zijn ouders, broer, zus en schoonzus. Het gezin waar hij onderdeel van was zal nooit meer compleet zijn en daar is verdachte verantwoordelijk voor. Aan de nabestaanden is door het verkeersongeval een groot en onherstelbaar verlies aangedaan.
Het is daarbij extra zwaar dat verdachte, zoals hij het zelf noemt, laks heeft gehandeld door met zijn telefoon bezig te zijn tijdens het besturen van zijn auto
De persoon van verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met:
- een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 11 mei 2023;
- een reclasseringsadvies van 1 september 2022, uitgebracht door J. de Boer (reclasseringswerker). In het reclasseringsadvies is opgenomen dat verdachte op een doorleefde manier berouw toont. Hij kampt met schuldgevoel en schaamte. Verdachte leidt over het algemeen een stabiel bestaan en heeft veel beschermende factoren. Gezien de impact van onderhavige zaak en zijn naar verluidt aangepaste rijgedrag, met name wanneer het gaat om telefoongebruik, denkt de reclassering dat verdachte zijn gedrag in positieve zin heeft veranderd. Dit maakt dat er niet kan worden gesproken van risicofactoren. Verdachte neemt verantwoordelijkheid en stelt zich hierin oprecht op. Nadere bemoeienis van de reclassering is niet geïndiceerd. De reclassering is van mening dat het niet wenselijk is dat verdachte een gevangenisstraf opgelegd krijgt, omdat dit een ontwrichtend en emotioneel belastend effect op verdachte zal hebben.
De op te leggen straf
Verdachte zal worden veroordeeld voor een aanrijding met dodelijke afloop en het verlaten van die plek terwijl hij redelijkerwijs had moeten vermoeden dat hij mogelijk een persoon had aangereden en deze in hulpeloze toestand had achtergelaten. De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS gaan voor een aanrijding met dodelijk afloop waarbij sprake is geweest van ernstige schuld (en geen sprake is geweest van alcoholgebruik) uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van twee jaar. Voor het verlaten van de plek van het ongeval zijn geen LOVS-richtlijnen.
De rechtbank is zich ervan bewust dat geen enkele straf het immense verdriet en gemis van de nabestaanden kan wegnemen of de gevolgen van het ongeval ongedaan kan maken. De rechtbank neemt daarbij ook in ogenschouw dat verdachte nog jong is en moet leven met de wetenschap dat door zijn handelen [slachtoffer] niet meer leeft en zijn familie en vrienden [slachtoffer] moeten missen. Dit is een zware last voor de nog jonge verdachte die nooit heeft gewild iemand van het leven te beroven. Verdachte heeft de familie van [slachtoffer] een brief gestuurd waarin hij zijn spijt heeft betuigd. Ook ter terechtzitting heeft verdachte zijn spijtbetuigingen proberen over te brengen. Voorts heeft te gelden dat verdachte op de nacht zelf is teruggegaan naar de plek van het ongeval.
Gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden wijkt de rechtbank bij de straftoemeting af van de vordering van de officier van justitie. Alles overwegende zal de rechtbank de maximale taakstraf aan verdachte opleggen voor de maximale duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis. Ook zal aan verdachte een gevangenisstraf worden opgelegd voor de duur van 4 maanden, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. Daarmee wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt de strafoplegging anderzijds dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Ten aanzien van het onder 1 primair bewezenverklaarde zal bovendien aan verdachte een ontzegging van de rijbevoegdheid worden opgelegd voor de duur van 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 9, 14a, 14b, 14c, 22c en 22d en 57 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 6, 7, 175, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994,
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het primair onder feit 1 en het onder feit 2 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het primair onder feit 1 en het onder feit 2 meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het primair onder feit 1 en het onder feit 2 bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
4 (vier) maanden;
- bepaalt dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast;
- als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstrafvan
240 (tweehonderd veertig) uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 120 (honderd twintig) dagen hechtenis;
-
ontzegtverdachte ter zake van het primair onder feit 1 bewezenverklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
36 (zesendertig) maanden;
- bepaalt dat van de ontzegging een gedeelte, groot 12 (twaalf) maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast;
- als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.B.W. Beekman, voorzitter, mrs. A.W.M. van Hoof en E.G. de Jong, rechters, in tegenwoordigheid van mr. O.S. Salet, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 5 juli 2023.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
feit 1primairhij op of omstreeks 7 november 2021 te Creil als verkeersdeelnemer,
namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (te weten een Volkswagen Golf
gekentekend [kenteken] ), daarmede rijdende over de weg, de Noordermiddenweg,
zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft
plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, terwijl hij, verdachte, ter plaatse bekend was en/of het door het ontbreken van straatverlichting ter plaatse zeer donker was en/of het regende, niet de nodige voorzichtigheid in acht te nemen en/of onvoldoende aandacht te hebben voor het verkeer en/of de verkeerssituatie ter plaatse door tijdens het rijden op een mobiele telefoon te kijken (welke telefoon in een houder zat en/of waarop een berichtje in de applicatie Snapchat was binnengekomen) en/of die telefoon vervolgens vast te houden en/of te unlocken en/of naar dat binnengekomen berichtje te kijken, althans (een) handeling(en) met of aan die telefoon te
verrichten, waardoor hij een fietser, die (voor hem, verdachte) in dezelfde richting reed, niet
heeft opgemerkt en/of een aanrijding en/of botsing is ontstaan met/tussen het door
zijn, verdachtes, motorrijtuig en die fietser, althans de door die fietser bestuurde fiets, ten gevolge waarvan die fietser ten val is gekomen en/of waardoor die fietser (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten uitgebreid hersenletsel werd toegebracht ten gevolge waarvan die [slachtoffer] op [2021] is overleden;
subsidiairhij op of omstreeks 7 november 2021 te Creil als verkeersdeelnemer,
namelijk als bestuurder van een voertuig (te weten een Volkswagen Golf
gekentekend [kenteken] ), daarmede rijdende over de weg, de Noordermiddenweg,
zich zodanig heeft gedragen dat gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon
worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon
worden gehinderd, door terwijl hij, verdachte, ter plaatse bekend was en/of het door het ontbreken van straatverlichting ter plaatse zeer donker was en/of het regende,
niet de nodige voorzichtigheid in acht te nemen en/of onvoldoende aandacht te
hebben voor het verkeer en/of de verkeerssituatie ter plaatse door tijdens het rijden
op een mobiele telefoon te kijken (welke telefoon in een houder zat en/of waarop
een berichtje in de applicatie Snapchat was binnengekomen) en/of die telefoon
vervolgens vast te houden en/of te unlocken en/of naar dat binnengekomen
berichtje te kijken, althans (een) handeling(en) met of aan die telefoon te
verrichten, waardoor hij een fietser, die (voor hem, verdachte) in dezelfde richting reed, niet
heeft opgemerkt en/of een aanrijding en/of botsing is ontstaan met/tussen het door
zijn, verdachtes, voertuig en die fietser, althans de door die fietser bestuurde fiets,
ten gevolge waarvan die fietser ten val is gekomen en/of waardoor die fietser (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten uitgebreid hersenletsel werd toegebracht ten gevolge waarvan die [slachtoffer] op [2021] is overleden;
feit 2hij, als degene door wiens gedraging (al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig) een verkeersongeval was veroorzaakt, welk verkeersongeval had plaatsgevonden in Creil op/aan de Noordermiddenweg, op of omstreeks 7 november 2021, de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl daardoor, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, een ander (te weten [slachtoffer] ), aan wie bij dat ongeval letsel was
toegebracht, in hulpeloze toestand werd achtergelaten.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlage opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 7 februari 2022, genummerd PL0900-2021352814, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 143. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 5.
3.Pagina 4.
4.Pagina 17.
5.Pagina 18.
6.Pagina 43.
7.Een proces-verbaal van de terechtzitting van 21 juni 2023.
8.Pagina 89.
9.Pagina 97.
10.Pagina 52.
11.Pagina 143.