ECLI:NL:RBMNE:2023:3339

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 juli 2023
Publicatiedatum
5 juli 2023
Zaaknummer
16.102848.20 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dodelijke aanrijding met voetganger in Suriname

Op 17 april 2018 vond er een dodelijke aanrijding plaats in District Wanica, Suriname, waarbij de verdachte, die later naar Nederland vertrok, betrokken was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de bestuurder was van de auto die de voetganger, [slachtoffer], aanreed. De verdachte ontkende echter de bestuurder te zijn geweest. De rechtbank concludeerde dat de verdachte roekeloos en onvoorzichtig had gereden, met een snelheid die veel hoger lag dan toegestaan, en dat hij niet had gereageerd op de aanwezigheid van de voetganger. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet alleen de verkeersregels had overtreden, maar ook de verantwoordelijkheid voor zijn daden niet had genomen door na de aanrijding door te rijden. De verdachte werd veroordeeld tot 10 maanden gevangenisstraf en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor drie jaar. Daarnaast werd er een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij, die de kosten van de begrafenis en andere gerelateerde uitgaven vorderde. De rechtbank hield rekening met de overschrijding van de redelijke termijn in de strafzaak, maar dit leidde niet tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie. De uitspraak vond plaats op 5 juli 2023.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16.102848.20 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 5 juli 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1975] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 21 juni 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. R.J.J.S. Visser en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. J.M.M. Pater, advocaat te Emmeloord, alsmede de benadeelde partij [benadeelde] naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er op neer dat verdachte:
feit 1:
op 17 april 2018 te District Wanica (Suriname) een verkeersongeluk heeft veroorzaakt door roekeloos, zeer of aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend te rijden, waarbij [slachtoffer] is overleden;
feit 2:
op 17 april 2018 te District Wanica (Suriname) de plaats van het ongeval heeft verlaten terwijl hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat een ander is gedood dan wel letsel is toegebracht.

3.VOORVRAGEN

3.1.
Geldigheid van de dagvaarding, bevoegdheid van de rechtbank en schorsing van de vervolging
De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
3.2
Ontvankelijkheid van de officier van justitie
3.2.1
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gesteld dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk is in de vervolging. De eerste reden van de niet-ontvankelijkheid betreft de termijnoverschrijding. Het onderzoek aan de auto heeft op 19 april 2018 plaatsgevonden en vanaf dat moment was verdachte in beeld en werd hij aangemerkt als verdachte. De waarheidsvinding en de verdedigingsrechten zijn in het geding gekomen. Door het enorme tijdsverloop is er geen ander onderzoek meer mogelijk.
De tweede aangevoerde reden voor de niet-ontvankelijkheid is gebaseerd op het feit dat het mobiele telefoonnummer van de raadsvrouw en het nummer van de kantoortelefoon onder de tap zijn gekomen, dan wel dat er is geregistreerd welke nummers met deze telefoons zijn gebeld.
3.2.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in de strafrechtelijke vervolging van verdachte. De officier van justitie heeft gesteld dat de termijn voor de berekening van de redelijke termijn is aangevangen op 16 januari 2023 toen de dagvaarding aan verdachte is betekend. Er is daarmee geen sprake van een overschrijding van de redelijke termijn.
Indien er wel een overschrijding van de redelijke termijn wordt aangenomen, leidt dit niet tot de niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie.
Ten aanzien van de tapgegevens die in het dossier terecht waren gekomen heeft de officier van justitie aangegeven dat de inbreuk hiervan gering is geweest, omdat deze stukken uit het dossier zijn verwijderd en er een duidelijke uitleg over is gegeven in een proces-verbaal.
3.2.3
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van jurisprudentie van de Hoge Raad [1] levert de enkele overschrijding van de redelijke termijn geen grond op voor een niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie. Het kan wel een rol spelen bij de afdoening van de strafzaak. Dat de waarheidsvinding, verdedigingsrechten of andere beginselen van behoorlijke procesorde in deze zaak ten nadele van verdachte in het geding zijn gekomen, is door de raadsvrouw op geen enkele wijze concreet gemaakt. Daarbij is ook meegewogen dat de raadsvrouw geen onderzoekswensen heeft gehad en dat verdachte slechts bloot heeft ontkend dat hij de bestuurder is geweest van de auto die het als gevolg daarvan overleden slachtoffer in Suriname heeft aangereden.
De raadsvrouw heeft uit twee processen-verbaal (MD2R023007-13 en PL0900-2020113062-10) afgeleid dat het telefoonnummer van haar kantoor en haar mobiele telefoonnummer zouden zijn getapt, omdat in de processen-verbaal melding wordt gemaakt van telefoongesprekken tussen die nummers en een huisarts.
Het Openbaar Ministerie heeft laten weten dat in die processen-verbaal per abuis onjuiste informatie is opgenomen, heeft die processen-verbaal teruggehaald uit het dossier en de rechtbank en verdediging verzocht die processen-verbaal te vernietigen. Tevens is een nieuw proces-verbaal overgelegd van 16 juni 2023 (PL0900-2020113062-11), waarin is vermeld dat alleen een tap heeft gelopen op het telefoonnummer van verdachte, dat is gebleken dat met dit nummer diverse keren contact is gelegd met telefoonnummers van verschoningsgerechtigden, dat deze gesprekken zijn afgeschermd, niet uitgeluisterd en vernietigd, en dat de tap geen zaak gerelateerde informatie heeft opgeleverd.
Aan het dossier zijn alleen stukken toegevoegd betreffende een tap op een telefoonnummer van verdachte.
Op grond daarvan en van het proces-verbaal van 16 juni 2023 gaat de rechtbank ervan uit, dat alleen sprake is geweest van een tap op het telefoonnummer van verdachte en niet op telefoonnummers die bij de raadsvrouw in gebruik zijn. Daarom levert ook dit aangevoerde geen grond voor niet-ontvankelijkheid op.
De rechtbank verklaart het Openbaar Ministerie ontvankelijk in de vervolging van verdachte.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 en 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen. Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat verdachte zich aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gedragen als bestuurder van een auto, ten gevolge waarvan [slachtoffer] is overleden
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 en 2 tenlastegelegde.
Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Het is niet komen vast te staan dat verdachte de auto heeft bestuurd op de bewuste avond. Ook is niet bekend met welke snelheid de auto heeft gereden. Verder blijkt niet dat er sprake is van onvoorzichtig, onoplettend, onachtzaam en/of ongeoorloofd gedrag.
Uit het dossier blijkt dat het slachtoffer, zonder op te letten, een weg overstak. Als er al te hard werd gereden, dan is deze enkele overschrijding niet de oorzaak van dit verkeersongeval, omdat ook bij een minder hoge snelheid sprake zou zijn geweest van een aanrijding met waarschijnlijk dezelfde gevolgen. De dubbele causaliteit ontbreekt. De bestuurder van de auto hoefde ook niet te verwachten dat op het punt waar het slachtoffer overstak, iemand over ging steken.
Nu niet is vast komen te staan dat de verdachte de bestuurder van de auto was, en ook niet dat de bestuurder van de auto de maximumsnelheid ter plaatse heeft overschreden, wordt aan het overige van artikel 6 WVW niet toegekomen en kan hiermee zowel het als feit 1 als feit 2 tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen worden.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [2]
Door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] is op 17 april 2018 een proces-verbaal van onderzoek naar de oorzaak van een aanrijding opgemaakt. Zij hebben daarin gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Plaats van het ongeval is op de Sumatraweg ter hoogte van de kruising gevormd door de Sumatraweg en de Houttuinweg in het district Wanica. Datum van ongeval is op 17 april 2018. Ter plaatse is er openbare straatverlichting geplaatst en ook ontstoken en straalde verder geel licht uit. Op het tijdstip waarop het ongeval geschiedde was het nacht. [3] De aard van het ongeval betrof een aanrijding tussen een voertuig en een voetganger waarbij betrokken waren:
een grijs gelakt voertuig van het merk Toyota Opa gekentekend [kenteken] en de voetganger [slachtoffer] . Ten gevolge van de aanrijding heeft de voetganger [slachtoffer] dusdanige letsels opgelopen als gevolg waarvan hij ter plaatse is komen te overlijden. Op het confrontatiepunt zijn er glaspartikels, afgebroken delen vermoedelijk afkomstig van de linker koplamp, voorruit, voorstootbalk en de linker fender van het voertuig met het merk Toyota Opa en de rechterslipper en hoofddeksel vermoedelijk van het slachtoffer [slachtoffer] aangetroffen. [4]
Ter plaatse is er een snelheidsbeperkingsbord aangebracht tot 50 km per uur. [5]
Verbalisant [verbalisant 3] heeft op 18 april 2018 een proces-verbaal opgesteld met betrekking tot het bekijken van de camerabeelden, en daarin gerelateerd, zakelijk weergegeven:
De camera is gericht naar de kruising van de Sumatraweg, de Houttuinweg en de verlengde Houttuinweg. Uit de beelden blijkt dat [slachtoffer] zich bevindt bij de bar
Hoeblalaan de Sumatraweg. Volgens de beelden is [slachtoffer] , bezig de weg over te steken. Op de beelden is verder te zien dat een voertuig met een vrij hoge snelheid komt aanrijden, die [slachtoffer] vervolgens aanrijdt. Het betreft een grijs gelakt voertuig vermoedelijk van het merk Toyota, type Opa. De bestuurder van bedoeld voertuig rijdt na het ongeval door, zonder zich te ontfermen over het slachtoffer. [6]
De camerabeelden – die deel uitmaken van het dossier – zijn ter terechtzitting bekeken in aanwezigheid van verdachte, zijn raadsvrouw en de officier van justitie. De officier van justitie en de raadsvrouw alsook de rechtbank hebben zich omtrent de waarneming van de beelden uitgelaten. Ook verdachte heeft hiertoe de gelegenheid gehad.
De rechtbank heeft de volgende waarnemingen gedaan:
Het is donker op straat doordat het avond is. Er is een kruising zichtbaar die matig verlicht is. Nabij de kruising steekt een persoon de weg over. Er komt een auto met een veel hogere snelheid dan waarmee andere auto’s over die weg rijden, aangereden. De auto mindert geen vaart bij het naderen van de kruising. De auto remt niet af voor de voetganger en wijkt slechts in zeer beperkte mate uit. Het uitwijken is niet tijdig en niet voldoende. De auto rijdt de voetganger aan en rijdt, zonder te stoppen, door. Er komen vervolgens meerdere personen het kruispunt op en lopen in de richting van de voetganger. [7]
Door drs. M.P.K. Chan van het pathologisch-anatomisch laboratorium van het academisch ziekenhuis Paramaribo is op 29 mei 2019 een obductieverslag opgesteld. Hierin is opgenomen, zakelijk weergegeven:
Bij obductie d.d. 19 april 2018 in het Mortuarium Academisch Ziekenhuis Paramaribo op het lijk van [slachtoffer] vond ik de volgende bijzonderheden. [8]
Het overlijden is t.g.v. shock door bloedverlies t.g.v. multitrauma (uitgebreide tweede halswervel fractuur, 2x aorta ruptuur, rechter hartkamer ruptuur, linker long perforatie, multipele leverrupteren en miltruptuur) a.g.v. hoogenergetisch trauma veroorzaakt door een aanrijding. [9]
Op 19 april 2018 heeft verbalisant [verbalisant 4] een proces-verbaal opgemaakt en daarin gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Op 19 april 2018 begaf ik mij naar de [adres] in het district Wanica. Voor de woning stond een grijs gelakte personenauto van het merk Toyota Opa, gekentekend [kenteken] . Bedoeld voertuig had schade aan de linker voorzijde en de voorruit. De auto bleek niet op slot te zijn en de contactsleutel is in het voertuig aangetroffen. Diverse bescheiden in het voertuig zijn onderzocht en stonden op naam van [verdachte] . [10]
Op 31 mei 2018 heeft verbalisant [verbalisant 5] een proces-verbaal van een souche-onderzoek opgesteld en daarin gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Bij dit onderzoek zijn twee koplampdelen gevonden op de plaats delict en twee afkomstig van de koplamp van het voertuig [kenteken] . [11]
Uit dit technisch vergelijkingsonderzoek is het volgende gebleken te weten:
- dat zowel bij de micaplaten en de verkastingen de breukranden aan elkaar passen;
- dat hierdoor de twee delen micaplaten en de twee delen verkasting eerder een geheel met elkaar hebben gevormd en hier sprake is van een souche;
- dat met aan een grote zekerheid grenzende waarschijnlijkheid kan worden gesteld dat de op de plaats delict aangetroffen gebroken delen van een koplamp een onderdeel vormt van de linkerkoplamp van het voertuig [kenteken] . [12]
[getuige 1] is op 19 april 2018 bij de politie als getuige gehoord. Hij heeft verklaard, zakelijk weergegeven:
Gistermorgen omstreeks 10.00 uur belde mijn uitvoerder [verdachte] mij op en vertelde mij dat hij bij een aanrijding was betrokken aan de Houttuinweg. Vanmorgen kreeg ik bezoek van mijn compagnon [A] . Tijdens het gesprek zei [A] dat [verdachte] betrokken was bij een aanrijding en dat het voertuig waarmee hij betrokken is geweest bij die aanrijding bij [verdachte] thuis is. [13]
Het voertuig heeft als volgnummer [kenteken] en is van het merk Toyota Opa, grijs gelakt en staat op naam van [bedrijf] . Het voertuig is al een jaar bij [verdachte] . Hij gebruikt de auto om werkzaamheden voor het bedrijf te doen en de auto is ook na werktijd bij hem. [14]
Op 19 april 2018 is [getuige 2] bij de politie gehoord. Zij heeft verklaard, zakelijk weergegeven:
[verdachte] , bestuurt een grijs gelakt voertuig van het merk Toyota Opa welke aan zijn werkgever behoort. Op 17 april 2018 begaf ik mij omstreeks 22.00 uur te ruste, echter was [verdachte] nog niet thuis. Toen ik rond middernacht wakker werd zag ik hem op bed liggen. [15]
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik ben bekend met deze weg. Het is normaal een drukke weg. Het is geen weg waar je stevig door kunt rijden. Het het naderen van het kruispunt moest je afremmen. Er lopen daar altijd mensen op de weg. [16]
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Bewijsoverweging
Is verdachte de bestuurder?
De eerste vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of verdachte de bestuurder van de auto is geweest ten tijde van de aanrijding.
De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend gelet op de hiervoor genoemde bewijsmiddelen.
Bij de woning van verdachte in Suriname is een auto aangetroffen met schade aan de linkervoorkant. De auto komt qua merk en type overeen met de auto van de aanrijding die op camerabeelden is waargenomen, te weten een Toyota Opa. Door een souchevergelijking met de op de plaats van de aanrijding aangetroffen koplampdelen, is vastgesteld dat dit de auto is die betrokken is geweest bij de aanrijding. In de auto zijn diverse bescheiden op naam van verdachte aangetroffen en de werkgever van verdachte heeft verklaard dat verdachte deze auto al een jaar gebruikt en de auto ook na werktijd bij zich heeft.
Op het moment van de aanrijding, rond 21:45 uur, was verdachte niet thuis, zoals uit de verklaring van zijn vriendin blijkt.
Bovendien heeft de werkgever van verdachte verklaard dat verdachte hem op 18 april 2018 om 10.00 uur heeft gebeld met de mededeling dat hij bij een aanrijding op de Houttuinweg betrokken is geweest.
Uit het voorgaande leidt de rechtbank af dat verdachte de auto heeft bestuurd ten tijde van de aanrijding.
Opvallend is bovendien dat verdachte de volgende ochtend vroeg op slag naar Nederland is vertrokken zonder zijn vriendin gedag te zeggen. Verdachte is op de boot gestapt naar Frans-Guyana. En is van daaruit naar Parijs gevlogen. Zijn verklaring dat hij met spoed naar Nederland moest omdat zijn vader erg ziek was, is overigens niet nader onderbouwd en blijkt ook verder niet uit het dossier.
Mate van schuld
Om tot een bewezenverklaring van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 te komen, dient de rechtbank vast te stellen dat sprake is van schuld aan de zijde van verdachte. Of er sprake is van schuld hangt af van het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Er moet sprake zijn van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid.
De rechtbank stelt de volgende feiten en omstandigheden vast.
Zoals hiervoor aangegeven is de rechtbank van oordeel dat verdachte de bestuurder was van de Toyota Opa op 17 april 2018 rond 21:45 uur. Verdachte reed op dat moment op de Sumatraweg in District Wanica in Suriname. Hij naderde de kruising met de Houttuinweg.
Omdat het avond was, was het donker en het kruispunt was matig verlicht. Rondom dit kruispunt, waar zich ook een bar en supermarkt bevond, was volop bedrijvigheid door de aanwezigheid van meerdere personen.
Rond 21:45 uur stak [slachtoffer] nabij dit kruispunt de weg over.
Verdachte kwam op dat moment aanrijden met een snelheid die veel hoger lag dan de snelheid waarmee de andere auto’s het kruispunt eerder hadden gepasseerd en bovendien te snel was voor het naderen van een kruispunt waarvan verdachte zelf heeft verklaard dat dit een drukke weg is en dat in Suriname altijd veel mensen oversteken. Uit de camerabeelden blijkt dat verdachte zijn snelheid niet heeft geminderd bij het naderen van dit kruispunt.
Verdachte is vervolgens zonder te remmen en door niet tijdig en niet voldoende uit te wijken in aanrijding gekomen met [slachtoffer] . [slachtoffer] is aan zijn verwondingen overleden.
De mate van schuld moet, gelet op de ten laste gelegde terminologie, beoordeeld worden als in zeer hoge of aanmerkelijke mate onvoorzichtig en/of onoplettend. De rechtbank is van oordeel dat het samenstel van gedragingen van verdachte meer dan substantieel afwijkt van het gedrag van een normale verkeersdeelnemer. Verdachte heeft door zijn handelen gedrag vertoond dat de kwalificatie ‘aanmerkelijke mate van schuld’ overstijgt. Hij heeft zeer onvoorzichtig en onoplettend gehandeld en onaanvaardbare risico’s op ernstige gevolgen in het leven geroepen door in het donker op een kruispunt van een slecht verlichte weg, waarvan bij verdachte bekend is dat dit een drukke weg is, en het gebruikelijk is dat mensen oversteken, veel te hard te rijden, niet af te remmen, en niet uit te wijken.
De rechtbank acht, gelet op het voornoemde, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich zodanig als verkeersdeelnemer heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer onvoorzichtig en onoplettend te rijden. Daarmee is sprake van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals onder 1 ten laste gelegd.
Causaal verband verkeersongeval en overlijden
De vraag die vervolgens dient te worden beantwoord is of het overlijden van [slachtoffer] in redelijkheid aan de gedragingen van verdachte kan worden toegerekend. Zoals hierboven uiteen is gezet, is daar het handelen van verdachte het verkeersongeval veroorzaakt. De conclusie in het obductieverslag, zoals in de bewijsmiddelen is aangehaald, luidt samengevat dat [slachtoffer] een niet natuurlijke dood is gestorven als gevolg van het verkeersongeval. Daarmee is voldaan aan het vereiste van de dubbele causaliteit.
Conclusie
De rechtbank acht het als feit 1 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna onder 5 omschreven.
Feit 2
Nu de rechtbank wettig en overtuigend bewezen acht dat het de verdachte is geweest die de bestuurder van de auto is geweest die in aanrijding is gekomen met slachtoffer [slachtoffer] , en uit het dossier blijkt dat verdachte na het ongeval is doorgereden, dient voor het onder 2 tenlastegelegde de vraag te worden beantwoord of de verdachte op het moment van doorrijden wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat een ander is gedood of daarbij letsel en/of schade was toegebracht.
Verdachte is met een aanzienlijke snelheid met de linkervoorzijde van de auto tegen het overstekende slachtoffer gereden. Gelet op de plek en omvang van de schade aan de auto en de aanzienlijke snelheid waarmee verdachte reed, kan het niet anders dan dat verdachte de klap van de aanrijding moet hebben gehoord dan wel gevoeld én gezien. Gelet op de impact van de klap is de rechtbank van oordeel dat verdachte ten minste redelijkerwijs moet hebben vermoed dat een ander is gedood of daarbij letsel en/of schade was toegebracht. De rechtbank acht daarom ook feit 2 wettig en overtuigend bewezen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1
op 17 april 2018, te District Wanica, in Suriname, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmee rijdende over de voor het openbaar verkeer openstaande weg, te weten de Sumatraweg nabij de kruising van die Sumatraweg met de Houttuinweg, komende uit de richting van de Zwampweg en gaande in de richting van de Vredenburgweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer onvoorzichtig en onoplettend,
- terwijl het donker was en
- met een aanzienlijk hogere snelheid dan voor een veilig verkeer ter plaatse verantwoord was te rijden en
- daarbij geen vaart te minderen bij het naderen van de kruising van de Sumatraweg met de Houttuinweg, terwijl dit kruispunt matig verlicht was en terwijl zich op en/of rondom dit kruispunt meerdere voetgangers bevonden en
- zich er daarbij niet tijdig en in onvoldoende mate van te vergewissen dat een voetganger, te weten [slachtoffer] , doende was voornoemde Sumatraweg – gezien vanaf verdachtes (rij)richting, van rechts naar links - over te steken en
- vervolgens niet af te remmen en niet tijdig en niet voldoende, uit te wijken voor voetganger [slachtoffer] en
- vervolgens op/tegen voetganger [slachtoffer] aan te rijden, waardoor die [slachtoffer] is overleden;
feit 2
op 17 april 2018, te District Wanica, in Suriname, als bestuurder van een personenauto, door wiens gedraging een verkeersongeval is veroorzaakt op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Sumatraweg nabij de kruising van die Sumatraweg met de Houttuinweg, de plaats van dat ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij (verdachte) wist of redelijkerwijs moest vermoeden, een ander (te weten [slachtoffer] ) is gedood of daarbij letsel en/of schade was toegebracht.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood;
feit 2:
overtreding van artikel 7, eerste lid, onderdeel a en b van de Wegenverkeerswet 1994

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van tien maanden;
- een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van drie jaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft het volgende aangevoerd.
Verdachte heeft de afgelopen vijf jaren veel last van de onzekerheid over deze strafzaak ondervonden. Hij is zijn baan verloren en heeft geen contact meer met zijn kinderen. Verdachte is mantelzorger voor zijn ouders en onderneemt verder niets.
Uit onderzoek is gebleken dat verdachte ADHD heeft en een vorm van autisme.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van één en ander ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van het feit
Verdachte heeft een verkeersongeval veroorzaakt en is vervolgens doorgereden zonder zich te bekommeren om het slachtoffer. Hij heeft met een hogere snelheid dan voor de omgeving verantwoord was gereden. Hij reed namelijk op een druk kruispunt af waar ook meerdere winkels aan zaten en mensen rondhingen en heeft zijn snelheid niet geminderd. Verdachte heeft zich op geen enkele wijze bekommerd om het slachtoffer. Hij is niet alleen doorgereden na de aanrijding, maar heeft vervolgens de opsporing flink bemoeilijkt door de volgende ochtend halsoverkop Suriname te verlaten. En hij blijft tot op de dag van vandaag ontkennen er ook maar iets mee te maken te hebben gehad, zodat hij op geen enkele wijze zijn verantwoordelijkheid neemt. Aan het ontstaan van dit ongeval heeft verdachte door zeer onoplettend en onvoorzichtig rijgedrag, schuld. Het leed dat verdachte heeft veroorzaakt is zeer ingrijpend. Door zijn rijgedrag heeft hij [slachtoffer] het leven ontnomen en de nabestaanden een groot en onherstelbaar verlies aangedaan. Ter terechtzitting is door de broer van het slachtoffer helder verwoord hoe groot hun leed en gemis is.
De persoon van verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank acht geslagen op een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 23 mei 2023, waaruit is gebleken dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor enig strafbaar feit. Verder is rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals deze uit het dossier blijken en ter zitting naar voren zijn gekomen.
De straf
Verdachte zal worden veroordeeld voor een aanrijding met dodelijke afloop en het verlaten van die plek terwijl hij wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat hij mogelijk een persoon had aangereden.
Het feit dat verdachte op geen enkele manier verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn zeer grove verkeersgedrag en de ernstige gevolgen daarvan, weegt de rechtbank mee in strafverzwarende zin. De rechtbank overweegt dat gelet op de ernst van het bewezenverklaarde en de mate van schuld van verdachte aan het ongeval met onomkeerbare gevolgen, niet kan worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van substantiële duur met zich brengt.
De redelijke termijn
De rechtbank neemt bij de straftoemeting ook de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) in aanmerking. Als uitgangspunt geldt dat binnen een termijn van twee jaar na aanvang van de redelijke termijn vonnis dient te worden gewezen.
Ten aanzien van de start van deze redelijke termijn overweegt de rechtbank als volgt.
De bemoeienis van [B] is voor de bepaling van het begin van de redelijke termijn niet relevant, omdat diens handelen journalistiek van aard is en niet is uitgegaan van de politie en het Openbaar Ministerie. Ook het moment van het verzoek tot overname van de vervolging door Suriname is niet relevant, omdat niet is gebleken dat dat toen bij verdachte bekend is geweest. Evenmin is het moment waarop de raadsvrouw informatie heeft verzocht bij het Openbaar Ministerie of er een strafzaak is gestart, relevant.
Bepalend is de eerste (re)actie van de politie of het Openbaar Ministerie richting de verdachte waaruit verdachte kan afleiding dat hij in Nederland vervolgd kan worden. Dit heeft plaatsgevonden in 2020. De raadsvrouw hanteert 1 april 2020 als fictieve datum omdat het Openbaar Ministerie (kennelijk in het voorjaar van 2020) telefonisch aan haar heeft aangegeven dat verdachte zal worden verhoord en vervolgd; concretisering en onderbouwing van het moment van dit contact ontbreekt overigens. In elk geval is verdachte als verdachte gehoord op 5 oktober 2020 en is er daarvoor kennelijk contact geweest tussen verdediging en politie dan wel openbaar ministerie. De rechtbank is van oordeel dat op 5 oktober 2020 het moment is geweest waarop de redelijke termijn op zijn laatst is gestart.
De uitspraak vindt plaats op 5 juli 2023, wat betekent dat er sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn met negen tot vijftien maanden. Dit tijdsverloop is niet aan verdachte te wijten. De rechtbank zal hiermee in strafverminderende zin rekening houden.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van tien maanden passend en geboden is.
Gelet op de ernst van de feiten, en hoe verdachte naderhand is omgegaan met het ongeluk, zal de rechtbank tevens een ontzegging van de rijbevoegdheid opleggen voor de duur van drie jaren.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

9.BENADEELDE PARTIJ

[benadeelde] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 1.958,34 aan materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij geheel kan worden toegewezen, met vermeerdering met de wettelijke rente en toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren dan wel de vordering af te wijzen gelet op de bepleite vrijspraak.
Subsidiair heeft de raadsvrouw gesteld dat de kosten niet door [benadeelde] zijn gemaakt maar door andere familieleden, met uitzondering van het vliegticket. Hiervan wordt aangenomen dat [benadeelde] naar Suriname is gevlogen voor de begrafenis van zijn broer. De ‘rekening ontvangst nabestaanden’ is niet verifieerbaar, omdat op de kwitantie geen bedrijfsnaam staat en er drie verschillende handschriften zijn gebruikt. Bovendien lijkt er te zijn onderhandeld over de prijs omdat ook het bedrag van 800 Surinaamse dollars is genoemd. Dit komt overeen met de kwitantie die in bijlage 6 van de vordering is opgenomen. Verder heeft de raadsvrouw aangegeven dat er is uitgegaan van een onjuiste wisselkoers.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde feit rechtstreeks schade is ontstaan. De kosten voor de begrafenis, begraafplaats en overige kosten die met het overlijden gemoeid zijn geweest, zijn alleszins redelijk en voldoende onderbouwd en gemotiveerd. Ook is de rechtbank van oordeel dat [benadeelde] deze vordering in heeft kunnen dienen, omdat het vanuit proceseconomisch belang passend en redelijk is dat de invordering van de kosten voor zover door andere nabestaanden gemaakt, is overgedragen aan de in Nederland wonende broer van [slachtoffer] , te weten [benadeelde] .
De rechtbank waardeert de schade op € 1.958,34 en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 17 april 2018 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [benadeelde] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 1.958,34, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 17 april 2018 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 29 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 36f en 57 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 6, 7, 175, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Ontvankelijkheid officier van justitie
- verklaart de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging van verdachte ten aanzien van het onder 1 en 2 tenlastegelegde;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 en 2 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1 en 2 meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;

-+Strafbaarheid

- verklaart het primair onder feit 1 en het onder feit 2 bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
10 (tien) maanden;
-
ontzegtverdachte ter zake van het onder feit 1 bewezenverklaarde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van
3 (drie) jaren;
Benadeelde partij
  • wijst de vordering van [benadeelde] toe tot een bedrag van € 1.958,34 (negentienhonderdachtenvijftig euro en vierendertig cent);
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [benadeelde] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 april 2018 tot de dag van volledige betaling;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde] aan de Staat € 1.958,34 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 april 2018 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 29 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.W.M. van Hoof, voorzitter, mr. H.B.W. Beekman en mr. E.G. de Jong, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B.T. Feenstra, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 5 juli 2023.
Mr. B.T. Feenstra is buiten staat dit vonnis mee te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij, op of omstreeks 17 april 2018, te District Wanica, althans in Suriname, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmee rijdende over de voor het openbaar verkeer openstaande weg, te weten de Sumatraweg en/of de kruising van die Sumatraweg met de Houttuinweg, komende uit de richting van de Zwampweg en gaande in de richting van de Vredenburgweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
- terwijl het donker was en/of
- met een snelheid van tussen de 77 en 111 kilometer per uur, althans een aanzienlijk hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane maximumsnelheid van 50 kilometer per uur en/of met onverminderde (hoge) snelheid, en/of een te hoge snelheid, althans met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan voor een veilig verkeer ter plaatse toegestaan was en/of verantwoord was te rijden en/of
- ( daarbij) geen/onvoldoende vaart te minderen bij het naderen van de kruising van de Sumatraweg met de Houttuinweg, terwijl dit kruispunt (de kruising van die Sumatraweg met de Houttuinweg) slecht/matig/beperkt verlicht was en/of terwijl zich op en/of rondom dit kruispunt (de kruising van die Sumatraweg met de Houttuinweg) meerdere andere voertuigen en/of voetgangers bevonden en/of
- zich er (daarbij) niet, althans niet tijdig en/of in onvoldoende mate van te vergewissen dat een voetganger, te weten [slachtoffer] , doende was voornoemde Sumatraweg – gezien vanaf verdachtes (rij)richting, van rechts naar links - over te steken, althans dat een voetganger, te weten [slachtoffer] , zich (daartoe) op die Sumatraweg bevond en/of
- ( vervolgens) niet, althans niet tijdig en/of niet voldoende, af te remmen en/of niet, althans niet tijdig en/of niet voldoende, uit te wijken (voor voetganger [slachtoffer] ) (die doende was voornoemde Sumatraweg over te steken en/of zich (daartoe) op die Sumatraweg bevond) en/of
- ( vervolgens) op/tegen voetganger [slachtoffer] te botsen/aan te rijden, waardoor die [slachtoffer] is overleden/werd gedood;
2
hij, op of omstreeks 17 april 2018, te District Wanica, althans in Suriname, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), betrokken bij een verkeersongeval en/of door wiens gedraging een verkeersongeval is veroorzaakt op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Sumatraweg en/of de kruising van die Sumatraweg met de Houttuinweg, de plaats van dat ongeval heeft verlaten, terwijl
- bij dat ongeval, naar hij (verdachte) wist of redelijkerwijs moest vermoeden, een ander (te weten [slachtoffer] ) is gedood en/of
- bij dat ongeval, naar hij (verdachte) wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten [slachtoffer] ) letsel en/of schade was toegebracht en/of
- daardoor, naar hij (verdachte) wist of redelijkerwijs moest vermoeden, een ander (te weten [slachtoffer] ) aan wie bij dat ongeval letsel was toegebracht, in hulpeloze toestand werd achtergelaten.

Voetnoten

2.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlage opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 14 december 2022, genummerd PL0900-2020113062, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 102. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
3.Pagina 50.
4.Pagina 51.
5.Pagina 52.
6.Pagina 56.
7.De rechterlijke waarneming van de zich in het dossier bevindende camerabeelden van het Openbaar Ministerie, getiteld [bestandsnaam] van 21:43:08 uur tot 21:47:00 uur.
8.Pagina 78.
9.Pagina 80.
10.Pagina 57.
11.Pagina 99.
12.Pagina 102.
13.Pagina 65.
14.Pagina 66.
15.Pagina 67.
16.Verklaring verdachte ter terechtzitting op 21 juni 2023.