4.3Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
Door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] is op 17 april 2018 een proces-verbaal van onderzoek naar de oorzaak van een aanrijding opgemaakt. Zij hebben daarin gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Plaats van het ongeval is op de Sumatraweg ter hoogte van de kruising gevormd door de Sumatraweg en de Houttuinweg in het district Wanica. Datum van ongeval is op 17 april 2018. Ter plaatse is er openbare straatverlichting geplaatst en ook ontstoken en straalde verder geel licht uit. Op het tijdstip waarop het ongeval geschiedde was het nacht.De aard van het ongeval betrof een aanrijding tussen een voertuig en een voetganger waarbij betrokken waren:
een grijs gelakt voertuig van het merk Toyota Opa gekentekend [kenteken] en de voetganger [slachtoffer] . Ten gevolge van de aanrijding heeft de voetganger [slachtoffer] dusdanige letsels opgelopen als gevolg waarvan hij ter plaatse is komen te overlijden. Op het confrontatiepunt zijn er glaspartikels, afgebroken delen vermoedelijk afkomstig van de linker koplamp, voorruit, voorstootbalk en de linker fender van het voertuig met het merk Toyota Opa en de rechterslipper en hoofddeksel vermoedelijk van het slachtoffer [slachtoffer] aangetroffen.
Ter plaatse is er een snelheidsbeperkingsbord aangebracht tot 50 km per uur.
Verbalisant [verbalisant 3] heeft op 18 april 2018 een proces-verbaal opgesteld met betrekking tot het bekijken van de camerabeelden, en daarin gerelateerd, zakelijk weergegeven:
De camera is gericht naar de kruising van de Sumatraweg, de Houttuinweg en de verlengde Houttuinweg. Uit de beelden blijkt dat [slachtoffer] zich bevindt bij de bar
Hoeblalaan de Sumatraweg. Volgens de beelden is [slachtoffer] , bezig de weg over te steken. Op de beelden is verder te zien dat een voertuig met een vrij hoge snelheid komt aanrijden, die [slachtoffer] vervolgens aanrijdt. Het betreft een grijs gelakt voertuig vermoedelijk van het merk Toyota, type Opa. De bestuurder van bedoeld voertuig rijdt na het ongeval door, zonder zich te ontfermen over het slachtoffer.
De camerabeelden – die deel uitmaken van het dossier – zijn ter terechtzitting bekeken in aanwezigheid van verdachte, zijn raadsvrouw en de officier van justitie. De officier van justitie en de raadsvrouw alsook de rechtbank hebben zich omtrent de waarneming van de beelden uitgelaten. Ook verdachte heeft hiertoe de gelegenheid gehad.
De rechtbank heeft de volgende waarnemingen gedaan:
Het is donker op straat doordat het avond is. Er is een kruising zichtbaar die matig verlicht is. Nabij de kruising steekt een persoon de weg over. Er komt een auto met een veel hogere snelheid dan waarmee andere auto’s over die weg rijden, aangereden. De auto mindert geen vaart bij het naderen van de kruising. De auto remt niet af voor de voetganger en wijkt slechts in zeer beperkte mate uit. Het uitwijken is niet tijdig en niet voldoende. De auto rijdt de voetganger aan en rijdt, zonder te stoppen, door. Er komen vervolgens meerdere personen het kruispunt op en lopen in de richting van de voetganger.
Door drs. M.P.K. Chan van het pathologisch-anatomisch laboratorium van het academisch ziekenhuis Paramaribo is op 29 mei 2019 een obductieverslag opgesteld. Hierin is opgenomen, zakelijk weergegeven:
Bij obductie d.d. 19 april 2018 in het Mortuarium Academisch Ziekenhuis Paramaribo op het lijk van [slachtoffer] vond ik de volgende bijzonderheden.
Het overlijden is t.g.v. shock door bloedverlies t.g.v. multitrauma (uitgebreide tweede halswervel fractuur, 2x aorta ruptuur, rechter hartkamer ruptuur, linker long perforatie, multipele leverrupteren en miltruptuur) a.g.v. hoogenergetisch trauma veroorzaakt door een aanrijding.
Op 19 april 2018 heeft verbalisant [verbalisant 4] een proces-verbaal opgemaakt en daarin gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Op 19 april 2018 begaf ik mij naar de [adres] in het district Wanica. Voor de woning stond een grijs gelakte personenauto van het merk Toyota Opa, gekentekend [kenteken] . Bedoeld voertuig had schade aan de linker voorzijde en de voorruit. De auto bleek niet op slot te zijn en de contactsleutel is in het voertuig aangetroffen. Diverse bescheiden in het voertuig zijn onderzocht en stonden op naam van [verdachte] .
Op 31 mei 2018 heeft verbalisant [verbalisant 5] een proces-verbaal van een souche-onderzoek opgesteld en daarin gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Bij dit onderzoek zijn twee koplampdelen gevonden op de plaats delict en twee afkomstig van de koplamp van het voertuig [kenteken] .
Uit dit technisch vergelijkingsonderzoek is het volgende gebleken te weten:
- dat zowel bij de micaplaten en de verkastingen de breukranden aan elkaar passen;
- dat hierdoor de twee delen micaplaten en de twee delen verkasting eerder een geheel met elkaar hebben gevormd en hier sprake is van een souche;
- dat met aan een grote zekerheid grenzende waarschijnlijkheid kan worden gesteld dat de op de plaats delict aangetroffen gebroken delen van een koplamp een onderdeel vormt van de linkerkoplamp van het voertuig [kenteken] .
[getuige 1] is op 19 april 2018 bij de politie als getuige gehoord. Hij heeft verklaard, zakelijk weergegeven:
Gistermorgen omstreeks 10.00 uur belde mijn uitvoerder [verdachte] mij op en vertelde mij dat hij bij een aanrijding was betrokken aan de Houttuinweg. Vanmorgen kreeg ik bezoek van mijn compagnon [A] . Tijdens het gesprek zei [A] dat [verdachte] betrokken was bij een aanrijding en dat het voertuig waarmee hij betrokken is geweest bij die aanrijding bij [verdachte] thuis is.
Het voertuig heeft als volgnummer [kenteken] en is van het merk Toyota Opa, grijs gelakt en staat op naam van [bedrijf] . Het voertuig is al een jaar bij [verdachte] . Hij gebruikt de auto om werkzaamheden voor het bedrijf te doen en de auto is ook na werktijd bij hem.
Op 19 april 2018 is [getuige 2] bij de politie gehoord. Zij heeft verklaard, zakelijk weergegeven:
[verdachte] , bestuurt een grijs gelakt voertuig van het merk Toyota Opa welke aan zijn werkgever behoort. Op 17 april 2018 begaf ik mij omstreeks 22.00 uur te ruste, echter was [verdachte] nog niet thuis. Toen ik rond middernacht wakker werd zag ik hem op bed liggen.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik ben bekend met deze weg. Het is normaal een drukke weg. Het is geen weg waar je stevig door kunt rijden. Het het naderen van het kruispunt moest je afremmen. Er lopen daar altijd mensen op de weg.
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Is verdachte de bestuurder?
De eerste vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of verdachte de bestuurder van de auto is geweest ten tijde van de aanrijding.
De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend gelet op de hiervoor genoemde bewijsmiddelen.
Bij de woning van verdachte in Suriname is een auto aangetroffen met schade aan de linkervoorkant. De auto komt qua merk en type overeen met de auto van de aanrijding die op camerabeelden is waargenomen, te weten een Toyota Opa. Door een souchevergelijking met de op de plaats van de aanrijding aangetroffen koplampdelen, is vastgesteld dat dit de auto is die betrokken is geweest bij de aanrijding. In de auto zijn diverse bescheiden op naam van verdachte aangetroffen en de werkgever van verdachte heeft verklaard dat verdachte deze auto al een jaar gebruikt en de auto ook na werktijd bij zich heeft.
Op het moment van de aanrijding, rond 21:45 uur, was verdachte niet thuis, zoals uit de verklaring van zijn vriendin blijkt.
Bovendien heeft de werkgever van verdachte verklaard dat verdachte hem op 18 april 2018 om 10.00 uur heeft gebeld met de mededeling dat hij bij een aanrijding op de Houttuinweg betrokken is geweest.
Uit het voorgaande leidt de rechtbank af dat verdachte de auto heeft bestuurd ten tijde van de aanrijding.
Opvallend is bovendien dat verdachte de volgende ochtend vroeg op slag naar Nederland is vertrokken zonder zijn vriendin gedag te zeggen. Verdachte is op de boot gestapt naar Frans-Guyana. En is van daaruit naar Parijs gevlogen. Zijn verklaring dat hij met spoed naar Nederland moest omdat zijn vader erg ziek was, is overigens niet nader onderbouwd en blijkt ook verder niet uit het dossier.
Mate van schuld
Om tot een bewezenverklaring van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 te komen, dient de rechtbank vast te stellen dat sprake is van schuld aan de zijde van verdachte. Of er sprake is van schuld hangt af van het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Er moet sprake zijn van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid.
De rechtbank stelt de volgende feiten en omstandigheden vast.
Zoals hiervoor aangegeven is de rechtbank van oordeel dat verdachte de bestuurder was van de Toyota Opa op 17 april 2018 rond 21:45 uur. Verdachte reed op dat moment op de Sumatraweg in District Wanica in Suriname. Hij naderde de kruising met de Houttuinweg.
Omdat het avond was, was het donker en het kruispunt was matig verlicht. Rondom dit kruispunt, waar zich ook een bar en supermarkt bevond, was volop bedrijvigheid door de aanwezigheid van meerdere personen.
Rond 21:45 uur stak [slachtoffer] nabij dit kruispunt de weg over.
Verdachte kwam op dat moment aanrijden met een snelheid die veel hoger lag dan de snelheid waarmee de andere auto’s het kruispunt eerder hadden gepasseerd en bovendien te snel was voor het naderen van een kruispunt waarvan verdachte zelf heeft verklaard dat dit een drukke weg is en dat in Suriname altijd veel mensen oversteken. Uit de camerabeelden blijkt dat verdachte zijn snelheid niet heeft geminderd bij het naderen van dit kruispunt.
Verdachte is vervolgens zonder te remmen en door niet tijdig en niet voldoende uit te wijken in aanrijding gekomen met [slachtoffer] . [slachtoffer] is aan zijn verwondingen overleden.
De mate van schuld moet, gelet op de ten laste gelegde terminologie, beoordeeld worden als in zeer hoge of aanmerkelijke mate onvoorzichtig en/of onoplettend. De rechtbank is van oordeel dat het samenstel van gedragingen van verdachte meer dan substantieel afwijkt van het gedrag van een normale verkeersdeelnemer. Verdachte heeft door zijn handelen gedrag vertoond dat de kwalificatie ‘aanmerkelijke mate van schuld’ overstijgt. Hij heeft zeer onvoorzichtig en onoplettend gehandeld en onaanvaardbare risico’s op ernstige gevolgen in het leven geroepen door in het donker op een kruispunt van een slecht verlichte weg, waarvan bij verdachte bekend is dat dit een drukke weg is, en het gebruikelijk is dat mensen oversteken, veel te hard te rijden, niet af te remmen, en niet uit te wijken.
De rechtbank acht, gelet op het voornoemde, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich zodanig als verkeersdeelnemer heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer onvoorzichtig en onoplettend te rijden. Daarmee is sprake van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals onder 1 ten laste gelegd.
Causaal verband verkeersongeval en overlijden
De vraag die vervolgens dient te worden beantwoord is of het overlijden van [slachtoffer] in redelijkheid aan de gedragingen van verdachte kan worden toegerekend. Zoals hierboven uiteen is gezet, is daar het handelen van verdachte het verkeersongeval veroorzaakt. De conclusie in het obductieverslag, zoals in de bewijsmiddelen is aangehaald, luidt samengevat dat [slachtoffer] een niet natuurlijke dood is gestorven als gevolg van het verkeersongeval. Daarmee is voldaan aan het vereiste van de dubbele causaliteit.
Conclusie
De rechtbank acht het als feit 1 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna onder 5 omschreven.
Feit 2
Nu de rechtbank wettig en overtuigend bewezen acht dat het de verdachte is geweest die de bestuurder van de auto is geweest die in aanrijding is gekomen met slachtoffer [slachtoffer] , en uit het dossier blijkt dat verdachte na het ongeval is doorgereden, dient voor het onder 2 tenlastegelegde de vraag te worden beantwoord of de verdachte op het moment van doorrijden wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat een ander is gedood of daarbij letsel en/of schade was toegebracht.
Verdachte is met een aanzienlijke snelheid met de linkervoorzijde van de auto tegen het overstekende slachtoffer gereden. Gelet op de plek en omvang van de schade aan de auto en de aanzienlijke snelheid waarmee verdachte reed, kan het niet anders dan dat verdachte de klap van de aanrijding moet hebben gehoord dan wel gevoeld én gezien. Gelet op de impact van de klap is de rechtbank van oordeel dat verdachte ten minste redelijkerwijs moet hebben vermoed dat een ander is gedood of daarbij letsel en/of schade was toegebracht. De rechtbank acht daarom ook feit 2 wettig en overtuigend bewezen.