ECLI:NL:RBMNE:2023:333

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
31 januari 2023
Publicatiedatum
31 januari 2023
Zaaknummer
16-177455-22; 16-128009-22 (gev. ttz.): 16-294162-22 (gev. ttz.); 16-246803-20 (vord. tul) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meervoudige strafzaak tegen verdachte wegens gewapende overvallen en poging tot doodslag

In deze strafzaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 31 januari 2023 uitspraak gedaan in een meervoudige kamer tegen een minderjarige verdachte, die samen met medeverdachten betrokken was bij gewapende overvallen. De eerste overval vond plaats op 15 juni 2022 in Amersfoort, waar de verdachte en zijn medeverdachten een winkel overvallen, de eigenaars bedreigen met vuurwapens en daarbij geweld gebruiken. De verdachte heeft een Rolex horloge gestolen. De tweede overval vond plaats op 11 juli 2022, waarbij het gezin van [slachtoffer 1] in hun woning werd overvallen. Tijdens deze overval stak de verdachte [slachtoffer 1] meerdere keren met een mes, wat leidde tot zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot doodslag, poging tot diefstal met geweld en heling van een scooter. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 10 maanden, met aftrek van het voorarrest, en heeft een PIJ-maatregel opgelegd voor de duur van drie jaar. De rechtbank heeft ook schadevergoedingen toegewezen aan de slachtoffers, die aanzienlijke psychische en lichamelijke schade hebben geleden door de daden van de verdachte. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers zwaar laten meewegen in de strafmaat.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16-177455-22; 16-128009-22 (gev. ttz.): 16-294162-22 (gev. ttz.);
16-246803-20 (vord. tul) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 31 januari 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2005] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] te [woonplaats] ,
thans verblijvende in de [verblijfplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen achter gesloten deuren op 4 oktober 2022, 20 december 2022, 10 januari 2023 en 31 januari 2023.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd.
De inhoudelijke behandeling van de zaken heeft op 10 januari 2023 plaatsgevonden. Het onderzoek is op 31 januari 2023, met instemming van de officier van justitie en de verdediging, enkelvoudig gesloten, waarna aansluitend uitspraak is gedaan.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. E. Wiersma en van de standpunten van verdachte en mr. M.J. Schimmel, advocaat te Bussum.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van hetgeen:
- door J.S.H. Stolk (getuige-deskundige), K.F.J. Vonhögen (getuige-deskundige), C.P. Annhoff (Raad voor de Kinderbescherming) en A. Madjoub (Samen Veilig Midden-Nederland),
- door en/of namens de slachtoffers en benadeelde partijen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] , allen bijgestaan door mrs. S. de Lang en B.A. Hopman, en
- door en/of namens de slachtoffers en benadeelde partijen [slachtoffer 5] , [slachtoffer 6] en [benadeelde] , allen bijgestaan door M.G. de Wolf (DAS rechtsbijstand),
naar voren is gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
16-177455-22
feit 1 op 11 juli 2022 te [woonplaats] , samen met anderen, geprobeerd heeft [slachtoffer 1]
, [slachtoffer 3] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] in hun woning (gelegen aan de [straat] ) te overvallen waarbij, onder meer,
- die [slachtoffer 1] - onder andere - met een mes in de borst en/of buik is gestoken,
- een vuurwapen is gericht op die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 4] ,
- die [slachtoffer 4] (met kracht) is geduwd,
terwijl het feit voor voornoemde [slachtoffer 4] zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad, te weten zenuwletsel aan de (rechter) arm en/of pols;
feit 2 op 11 juli 2022 in [woonplaats] , samen met anderen, opzettelijk geprobeerd heeft [slachtoffer 1] van het leven te beroven door die [slachtoffer 1] met een mes/scherp voorwerp meerdere malen in de borst en/of buik te steken, dan wel (subsidiair) die [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, dan wel (meer subsidiair) geprobeerd heeft die [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen;
feit 3 op 15 juni 2022 in [woonplaats] , samen met anderen, [benadeelde] heeft overvallen waarbij een horloge (Rolex) is gestolen en [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] met vuurwapens en/of op vuurwapens gelijkende voorwerpen zijn bedreigd;
16-128009-22
feit 1 op 24 oktober 2021 in [woonplaats] [slachtoffer 7] en [slachtoffer 8] heeft bedreigd
- door die [slachtoffer 8] dreigend de woorden toe te voegen "Hou je bek dicht ik zet zo een pistool op je hoofd en ik schiet zo door je hoofd" en
- door die [slachtoffer 7] een op een vuurwapen gelijkend voorwerp tegen het voorhoofd te zetten en daarbij te zeggen dat hij haar dood ging schieten;
feit 2 op 24 oktober 2021 in Amersfoort een vuurwapen (veerdrukpistool) voorhanden heeft gehad;
16-294162-22
in de periode van 1 juli 2022 tot en met 4 juli 2022 in Amersfoort een scooter, merk Piaggio, heeft geheeld.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4 WAARDERING VAN HET BEWIJS
4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de feiten die zijn tenlastegelegd onder 1 (poging woningoverval), 2 primair (poging doodslag) en 3 (overval op de optiek) van parketnummer 16-177455-22, onder 2 van parketnummer 16-128009-22 (voorhanden hebben van een veerdrukpistool) en onder parketnummer 16-294162-22 (schuldheling) wettig en overtuigend te bewijzen.
Ten aanzien van het onder 1 en 2 primair van parketnummer 16-177455-22 ten laste gelegde volgt volgens de officier van justitie uit het dossier en de verklaring van verdachte ter terechtzitting dat verdachte de dader was die [slachtoffer 1] met het mes heeft gestoken en dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte voorwaardelijk opzet had op de dood van [slachtoffer 1] .
De officier van justitie acht het onder feit 1 van parketnummer 16-177455-22 en de onder parketnummer 16-294162-22 tenlastegelegde opzetheling niet wettig en overtuigend te bewijzen, zodat verdachte hiervan (partieel) dient te worden vrijgesproken.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ter terechtzitting een pleitnota overgelegd en deze toegelicht.
Parketnummer 16-177455-22feit 1 en 2
De raadsman heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van het eerste gedachtestreepje van het onder 1 tenlastegelegde en van het onder 2 primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde. Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld dat verdachte de dader met het mes was die zich op de tweede verdieping bevond. De raadsman heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Verdachte heeft verklaard dat hij niet degene was die met een mes op de tweede verdieping [slachtoffer 1] heeft gestoken, maar dat hij degene was die zich met een neppistool op de overloop van de eerste verdieping bevond.
Verdachte is na zijn aanhouding, drie dagen na de overval, onderzocht door een forensisch arts. De forensisch arts heeft geen letsel bij verdachte geconstateerd, terwijl [slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij de dader met het mes meerdere malen tegen het hoofd had geslagen.
De plaatsen waar in de woning een handschoen en muts zijn aangetroffen bevestigen de verklaring van verdachte. Op het in de woning aangetroffen mes zijn geen DNA- of dactyloscopische sporen van verdachte aangetroffen.
Verdachte past in het signalement dat de slachtoffers hebben gegeven van de dader met het pistool op de overloop van de eerste verdieping.
Verdachte wist niet dat een van de mededaders een mes bij zich had. Hij kan daarom ook geen (voorwaardelijk) opzet hebben gehad op het gebruik van dat mes. Ten aanzien van het steken kan dan ook niet worden vastgesteld dat sprake was van medeplegen door verdachte.
Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat er een (aanmerkelijke) kans is geweest op de dood van [slachtoffer 1] , laat staan dat die kans, gelet op de uiterlijke verschijningsvorm, aanvaard is door verdachte. Uit de stukken bij de vordering benadeelde partij blijkt dat geen sprake is geweest van letsel binnenin de borstkas. De steekwonden zijn beperkt gebleven tot het onderhuidse vet. Op basis van het dossier kan evenmin worden vastgesteld dat sprake is van zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer 1] . De aard van het lichamelijk letsel kan niet zonder meer als zwaar worden gekwalificeerd. De aard van het operatief ingrijpen viel mee. Ook ontbreken stukken waaruit afgeleid zou kunnen worden dat er een kans was op zwaar lichamelijk letsel.
feit 3
De raadsman heeft zich ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde feit gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Parketnummer 16-128009-22feit 1
Verdachte dient vrijgesproken te worden omdat de ten laste gelegde bedreigingen niet wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
Hetgeen [slachtoffer 8] heeft verklaard vindt geen steun in de verklaring van [slachtoffer 7] en omgekeerd. Voorts vinden deze verklaringen geen steun in de door de getuigen afgelegde verklaringen.
feit 2
De raadsman heeft zich ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Parketnummer 16-294162-22Verdachte moet worden vrijgesproken van opzetheling. Uit het dossier blijkt niets over de omstandigheden waaronder verdachte de scooter voorhanden heeft gekregen. Niet kan worden vastgesteld dat hij wist dat de scooter van diefstal afkomstig was.
De raadsman heeft zich ten aanzien van de tenlastegelegde schuldheling gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1.
vrijspraak parketnummer 16-128009-22 feit 1
De rechtbank is, met de officier van justitie en de raadsman, van oordeel dat de ten laste gelegde bedreigingen van [slachtoffer 7] en [slachtoffer 8] niet wettig en overtuigend bewezen kunnen worden. De verklaringen van beide aangeefsters vinden onderling en in het dossier geen steun. De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het onder 1 van parketnummer 16-128009-22 ten laste gelegde feit.
4.3.2
Bewijsmiddelen
parketnummer 16-177455-22
feit 1 en feit 2 primair [1]
[slachtoffer 1] (hierna ook: [slachtoffer 1] ) heeft het volgende verklaard:
Ik woon op het adres [adres] te [woonplaats] . Ik woon daar samen met mijn vader, moeder en zus. Gisteren, 10 juli 2022, ben ik omstreeks 23.30 uur naar mijn slaapkamer gegaan.
De woning bestaat uit drie woonlagen, bestaande uit de begane grond en de eerste en tweede verdieping. De slaapkamers van mijn ouders en van mijn zus bevinden zich op de eerste verdieping. Mijn slaapkamer bevind zich op de 2e verdieping. [2] Ik werd wakker van gestommel op de trap. Kort daarop hoorde ik mijn moeder gillen/schreeuwen. Ik opende mijn slaapkamerdeur en zag gelijk een donker gekleed persoon voor mijn deur staan. Die persoon en ik stonden op dat moment minder dan een halve meter van elkaar af. Volgens mij werd ik door deze persoon geduwd en volgens mij heb ik die persoon een duw gegeven, Vervolgens ben ik op deze persoon in gaan slaan. Ik zag dat deze persoon op zijn kont viel. Toen deze persoon op de grond zat heb ik hem nogmaals meerdere malen op zijn hoofd geslagen. Ik zag dat deze persoon al zittend naar de trap bewoog. Ik zag dat de persoon de trap bereikte en de trap naar beneden afging. Ik raakte de persoon vervolgens uit zicht toen hij naar beneden de trap afliep. Tijdens het vechten met de persoon heeft deze persoon kennelijk een mes gebruikt en mij daarmee gestoken.
Naar nu blijkt heb ik drie steekwonden. [3]
De daders hebben zich de toegang tot de woning verschaft, door het slot van de achterdeur te forceren. De daders hebben de cilinder van het slot verwijderd en zodoende de achterdeur geopend.
Door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] werden, in samenwerking met GGD arts J. Verweij, op 12 juli 2022 de verwondingen van [slachtoffer 1] (fotografisch) vastgelegd. [4] Verbalisanten zagen bij [slachtoffer 1] de volgende verwondingen:
- op de rechter schouder een verwonding die gehecht was;
- op de rechter borst een verwonding die gehecht was;
- op het linker schouderblad een verwonding die gehecht was. [5]
G.M.A. Clauwaert. medisch adviseur, heeft de medische gegevens betreffende [slachtoffer 1] bestudeerd en heeft - onder andere - het volgende bevonden:
[slachtoffer 1] heeft 3 messteken gekregen: ter hoogte van de voorzijde van de rechterborstkas, de rechterschouder en het linkerschouderblad. Op de Spoedeisende Hulp werden de wonden gehecht. [6]
Mevrouw [slachtoffer 4] heeft het volgende verklaard.
Plotseling werd ik wakker van een geluid dat niet bij de normale "huis" geluiden hoorde. Ik zag meteen iemand op de trap van de begane grond naar deze verdieping staan. Ik zag hem naar boven komen. Ik riep: "wie is daar, wat doe je". Hij versnelde toen. Ik heb meteen de deur van de slaapkamer dicht gedaan en probeerde die ook dicht te houden. Ik begon te schreeuwen. Er werd toen twee à drie keer tegen de deur getrapt. De deur ging daardoor iets open, maar deze duwde ik ook weer dicht. Mijn man was inmiddels wakker geworden en hielp mij om de deur dicht te houden. Plotseling hoorde ik mijn dochter [slachtoffer 3] op de gang. Ik heb de deur toen meteen opengetrokken samen met mijn man. We stonden toen met z'n drieën en de dader op de overloop. Ik zag dat mijn dochter achter de dader aan ging. Deze liep de trap af. Ik stond op de overloop hem na te kijken. Ik stond toen bij de paal tussen de trap die vanaf de zolder komt en de trap die naar de begane grond gaat. Plotseling kwam er iemand van de trap van zolder af, die keihard tegen mij aan liep. Ik voelde meteen een heel instabiel gevoel aan mijn rechterarm en mijn onderarm wiebelde. Toen ik nog op de overloop stond en de dader keihard tegen mij aanliep, zag ik dat mijn zoon achter hem aan kwam. Ik zag dat hij zei: "Ik bloed, ik bloed". Ik zag toen ook steekwonden op zijn borst. [7] Nadat de politie en ambulance er waren, ben ik met de ambulance naar het ziekenhuis in Utrecht gebracht. Daar bleek dat ik mijn rechter bovenarm op 3 plaatsen gebroken heb. Ik moet geopereerd worden aan deze breuken. [8]
Door verbalisant [verbalisant 15] werd het volgende gerelateerd:
Op 25 juli 2022 sprak ik met mevrouw [slachtoffer 4] . Mevrouw [slachtoffer 4] vertelde mij dat de operatie aan haar rechter bovenarm was uitgevoerd op vrijdag 22 juli 2022. Ze vertelde daarnaast dat zij merkte dat zij haar rechterpols niet meer kan bewegen. Zij liet zien dat zij alleen haar vingers heen en weer kan bewegen, maar zij geen kracht meer heeft. Ik hoorde dat zij zei dat haar pols slap hing en zij dus ook niets meer vast kan houden en zij zich erg veel zorgen maakt over het herstel en eventuele zenuwschade.
Op dinsdag 2 augustus 2022, ontving ik via WhatsApp een berichtje van [slachtoffer 1] . Ik las in dit berichtje dat hij een update gaf over de arm/hand van zijn moeder. Ik las in het berichtje dat zijn moeder haar pols nog steeds niet kan bewegen en over twee weken een neurologisch onderzoek had om te onderzoeken waardoor dit komt. Daarnaast zag ik dat [slachtoffer 1] een foto doorstuurde van de rechter bovenarm van zijn moeder, mevrouw [slachtoffer 4] . Hierop is een grote hechtingswond te zien. [9]
[slachtoffer 3] (hierna ook: [slachtoffer 3] ) heeft het volgende verklaard.
Op maandag 11 juli 2022 omstreeks 02:35 uur hoorde ik mijn moeder schreeuwen. Ik werd hier wakker van. Tegelijkertijd met het geschreeuw hoorde ik twee harde klappen. De klappen kwamen bij de slaapkamer van mijn vader en moeder vandaan. Deze twee klappen waren het geluid van het dichtslaan van de slaapkamerdeur. Ik rende naar de deur van mijn slaapkamer en opende deze. [10] Ik zag dat er een persoon op de overloop, bij de deur van de slaapkamer van mijn vader en moeder stond. Ik rende naar deze persoon toe. Ik zag dat de persoon zich omdraaide en in mijn richting stond gekeerd. Ik zag dat de afstand tussen mij en deze persoon ongeveer 1 meter was. Ik zag dat de persoon mij aan keek. Ik zag dat de persoon in zijn rechterhand een voorwerp vasthield welke op een pistool leek. Ik zag dat de persoon het pistool op mijn gezicht richtte. Ik zag dat de persoon zijn rechterarm hierbij nagenoeg gestrekt hield. Ik keek recht in de loop van het pistool. Ik dacht dat de persoon op mij zou schieten. Ik deed een paar stapjes naar achteren. Na een paar stapjes bleef ik staan. Ik zag dat het een klein, zwart pistool was. Ik schat dat het pistool ongeveer 10 a 12 centimeter groot was. Ik zag dat de persoon het pistool vervolgens op mijn vader richtte. Ik zag dat de persoon vervolgens het pistool de ene keer op mij richtte en dan weer op mijn vader. Volgens mij wisselde de persoon dit zo'n 2 à 3 keer af. Ik zag dat de persoon een paar treden had genomen. Ik zag dat de persoon met zijn rug naar mij was gekeerd. Ik liep naar de persoon toe. Ik gaf de persoon vervolgens een trap, met mijn rechtervoet, ter hoogte van zijn rechterschouder. Ik zag dat de persoon de trap af rende. Ik zag dat mijn vader de persoon achterna rende de trap af. [11]
De heer [slachtoffer 2] heeft het volgende verklaard.
Plotseling werd ik wakker van mijn vrouw. Ik zag dat mijn vrouw de slaapkamerdeur dicht hield. Zij zei: “Er is een vreemde man in huis”. Plotseling hoorden wij onze dochter [slachtoffer 3] op de gang. We hebben toen de deur opengetrokken. Ik zag mijn dochter in de hoek tussen haar slaapkamer en de badkamer staan. Voor haar stond een man. Ik wilde de man pakken die bij mijn dochter stond, maar toen zag ik dat hij een wapen in zijn hand had. Hij zwaaide daarmee heen en weer tussen mijn dochter en mij en mijn vrouw. Mijn dochter gaf hem toen nog wel een trap na. Ik ben toen achter hem aan gerend de trap af. [12] Weer boven zag ik dat mijn vrouw op het bed zat riep: mijn arm, mijn arm". Ik zag dat mijn zoon hevig bloedde.
Mijn zoon had een mes op de trap van de eerste verdieping naar de zolder gevonden. Dit mes is niet van ons. Mijn zoon heeft het mes in de badkamer gelegd. [13]
Door verbalisanten [verbalisant 3] , [verbalisant 4] en [verbalisant 5] werd in de woning aan de [adres] een forensisch onderzoek uitgevoerd. [14] Tijdens dit onderzoek werden onder andere de navolgende voorwerpen aangetroffen:
- op de tweede verdieping van de woning: een bivakmuts. Deze werd veiliggesteld onder nummer AAPH0435NL [15] ;
- in de badkamer op de eerste verdieping: een mes. Dit mes werd veiliggesteld onder nummer AAPH0438NL. [16]
Het NFI heeft het in de woning aan de [straat] aangetroffen mes onderzocht. Door het NFI werd onder andere het volgende bevonden: [17]
Voor de overeenkomsten met het DNA-profiel van [slachtoffer 1] geldt dat elk van de DNA-profielen AAPH0438NL#0l, #02 en #03 (bloed van lemmet mes, bloed van heft mes, en bloed van lemmet mes) meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker is wanneer het DNA
afkomstig is van [slachtoffer 1] , dan wanneer het DNA afkomstig is van een willekeurige (niet aan [slachtoffer 1] verwante) persoon. [18]
Het NFI heeft de in de woning aan de [straat] aangetroffen bivakmuts onderzocht. Door het NFI werd onder andere het volgende bevonden: [19]
- AAPH0435NL#02 (mondregio buitenkant):
- een relatief grote hoeveelheid DNA [verdachte]
- een relatief kleine hoeveelheid DNA van [slachtoffer 1] .
Voor de overeenkomsten met het DNA-profiel van verdachte [verdachte] geldt dat het afgeleide DNA-profiel AAPH0435NL#02 meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker is wanneer de relatief grote hoeveelheid van het DNA in deze bemonstering afkomstig is van verdachte [verdachte] , dan wanneer de relatief grote hoeveelheid van het DNA in deze bemonstering afkomstig is van een willekeurige (niet aan verdachte [verdachte] verwante) persoon.
- AAPH0435NL#03 (nekregio buitenkant) en AAPH0435NL#05 (voorhoofdregio buitenkant):
- DNA afkomstig van minimaal 2 personen:
* een relatief grote hoeveelheid DNA van [verdachte]
* relatief kleine hoeveelheid DNA van [slachtoffer 1]
- AAPH0435NL#04 (onderrand):
- DNA van minimaal twee personen:
* [verdachte]
* [slachtoffer 1]
- AAPH0435NL#06 (voorhoofdregio binnenkant):
- DNA van minimaal drie personen:
* [verdachte]
* [slachtoffer 1]
* minimaal één onbekende persoon.
Van de sporen met SIN-nummer AAPH0435NL#03, AAPH0435NL#04, AAPH0435NL#05en AAPH0435NL#06 is vanwege de eerder verkregen resultaten de bewijskracht niet berekend. [20]
Door de [instelling] was aan verdachte een zogenaamd “telionummer”, [telefoonnummer] , verstrekt, waarmee verdachte naar buiten kon bellen. [21]
Door verbalisant [verbalisant 6] werd het volgende bevonden: [22]
Sessie 52 d.d. 28 juli 2022 TA004
Verdachte heeft een gesprek over wat zijn medegedetineerden hebben gedaan. Verdachte zegt in dat gesprek over zichzelf: "Ja ik heb gestoken. Ja focked op, maar ja man". [23]
Verdachte heeft verklaard dat hij in de nacht van 11 juli 2022 had meegedaan aan de poging overval op woning van de familie [familie 1] . Twee medeverdachten hadden de achterdeur geforceerd en hij was één van de verdachten die de woning binnen waren gegaan. Tijdens de overval was zijn bivakmuts van zijn hoofd getrokken en was hij tegen een mevrouw (de rechtbank begrijpt dat hier mevrouw [slachtoffer 4] wordt bedoeld) aan gelopen. [24]
Bewijsoverwegingen
Dader met het mes.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte de dader is geweest die op de tweede verdieping met [slachtoffer 1] heeft gevochten en hem met het mes heeft gestoken.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Uit het dossier blijkt dat tijdens de poging woningoverval twee daders boven in de woning van familie [familie 1] zijn geweest. Een dader heeft op de eerste verdieping tegen de deur van de ouderslaapkamer getrapt, en een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) gericht op [slachtoffer 2] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] (hierna: de dader met het vuurwapen). De andere dader is doorgelopen naar de tweede verdieping, heeft op die tweede verdieping met [slachtoffer 1] gevochten en tijdens dat gevecht [slachtoffer 1] drie steekverwondingen in het bovenlichaam toegebracht.
Terwijl [slachtoffer 2] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] de dader met het vuurwapen de trap af zagen gaan (waarbij [slachtoffer 3] de dader met het vuurwapen nog een trap na gaf), is - zo blijkt uit de aangiftes - [slachtoffer 4] door de dader met het mes overhoop gelopen.
Dat verdachte de dader met het mes is geweest, blijkt allereerst uit de verklaring van verdachte dat hij degene is geweest die tegen [slachtoffer 4] is aangelopen. Uit de aangiftes volgt dat de dader met het vuurwapen op het moment dat mevrouw [slachtoffer 4] op de overloop van de eerste verdieping overhoop werd gelopen, al onderweg was naar beneden.
Dat verdachte de dader met het mes is geweest, blijkt voorts uit het feit dat er maar een dader op de tweede verdieping is geweest, dat verdachte heeft verklaard dat op enig moment tijdens de overval zijn bivakmuts van zijn hoofd is getrokken, dat in de woning slechts één bivakmuts is aangetroffen, te weten op de tweede verdieping, en dat op die bivakmuts DNA van verdachte en DNA van [slachtoffer 1] werd aangetroffen.
Dat verdachte de dader is geweest met het mes, wordt bevestigd door hetgeen hij zelf in een tapgesprek vanuit de [instelling] heeft gezegd, namelijk dat hij (de rechtbank begrijpt: vastzit omdat hij) heeft “gestoken”. De verklaring van verdachte dat “gestoken” in straattaal iets anders betekent, acht de rechtbank niet aannemelijk. Dat verdachte de dader is geweest met het mes, wordt naar het oordeel van de rechtbank tot slot ook nog bevestigd doordat verdachte ter zitting niet meer uit zichzelf wist te vertellen dat de dader met het vuurwapen een aantal keer tegen de deur van de ouderslaapkamer had getrapt.
feit 1 zwaar lichamelijk letsel [slachtoffer 4]
De rechtbank ziet zich vervolgens gesteld voor de vraag of de breuken in de arm van [slachtoffer 4] , die zij heeft opgelopen door het handelen van de verdachte, kunnen worden gekwalificeerd als zwaar lichamelijk letsel zoals bedoeld in artikel 300, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Als algemene gezichtspunten voor de beantwoording van deze vraag, kunnen - naar vaste rechtspraak - in elk geval worden aangemerkt de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel.
Uit de toelichting op haar vordering benadeelde partij blijkt dat [slachtoffer 4] een gecompliceerde (meervoudige, spiraalvormige, verbrijzelde en verplaatste) breuk in haar rechterbovenarm heeft opgelopen als gevolg van het handelen van verdachte. Op 22 juli 2022 is de breuk operatief gezet en met een metalen plaat met schroeven gefixeerd (met een blijvend groot ontsierend litteken aan de achterzijde van haar bovenarm tot gevolg). Na de operatie kon [slachtoffer 4] haar hand en vingers niet meer bewegen en had zij gevoelsstoornissen aldaar (“dropping hand”). Op 29 juli 2022 concludeerde de neuroloog dat een zenuw in de bovenarm van [slachtoffer 4] was beschadigd. De vraag is nog altijd of en in hoeverre deze schade volledig zal herstellen. [slachtoffer 4] krijgt meerdere keren per week fysiotherapie om het herstel zoveel mogelijk te bevorderen. Doordat [slachtoffer 4] , terwijl zij rechtshandig is, haar rechterhand niet kan gebruiken, is zij als gevolg van het hiervoor bedoelde letsel zeer beperkt in het dagelijks leven.
Uit het voorgaande blijkt dat verdachte een gecompliceerde fractuur in de rechterbovenarm van [slachtoffer 4] heeft veroorzaakt, waarvoor zij een relatief ingrijpende operatieve ingreep heeft moeten ondergaan, met zenuwschade tot gevolg en aanzienlijke beperkingen in het dagelijks leven. [slachtoffer 4] bleek ter terechtzitting nog verre van hersteld. Een en ander rechtvaardigt naar het oordeel van de rechtbank de conclusie dat het door de verdachte gepleegde geweld, zwaar lichamelijk letsel in de zin van artikel 300, tweede lid, Sr tot gevolg heeft gehad.
feit 1 medeplegen
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat er ten aanzien van alle ten laste gelegde onderdelen sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten en dat verdachte een actieve en significante rol in het geheel heeft gehad.
feit 2 primair poging doodslag.
De rechtbank overweegt dat uit voornoemde bewijsmiddelen blijkt dat verdachte tijdens de vechtpartij [slachtoffer 1] meerdere keren met een mes in het bovenlichaam heeft gestoken.
De vraag is hoe deze gedragingen van verdachte strafrechtelijk gekwalificeerd dienen te worden. Primair wordt aan verdachte ten laste gelegd dat hij met deze gedragingen met opzet heeft geprobeerd om [slachtoffer 1] te doden. De rechtbank is van oordeel dat op basis van het dossier niet bewezen kan worden dat verdachte de bedoeling (vol opzet) had om [slachtoffer 1] van het leven te beroven. Naar het oordeel van de rechtbank is wel sprake van voorwaardelijk opzet. Daarvan is sprake als de verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaardt (op de koop toe neemt) dat een bepaald gevolg intreedt.
[slachtoffer 1] heeft steekwonden ter hoogte van de voorzijde van de rechterborstkas, de rechterschouder en het linkerschouderblad opgelopen. Op de Spoedeisende Hulp zijn deze steekwonden gehecht. Het bovenlichaam bevat meerdere vitale organen. Door met een - blijkens de foto’s ervan in het dossier - fors mes meerdere keren in het bovenlichaam te steken bestaat de aanmerkelijke kans dat er vitale organen geraakt worden en dat het slachtoffer ten gevolge daarvan komt te overlijden.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte deze aanmerkelijke kans ook bewust aanvaardt. Daartoe overweegt de rechtbank dat verdachte midden in de nacht met een mes een woning is binnengegaan en naar de slaapkamer van het slachtoffer is gegaan. Vervolgens is een gevecht ontstaan, waarbij verdachte het slachtoffer zowel met het mes in de borst als op de rug heeft gestoken. Deze gedragingen van verdachte kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als het gericht zijn op het toebrengen van dodelijk letsel zodat het niet anders kan zijn geweest dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op dat gevolg bewust heeft aanvaard.
De rechtbank acht, gelet op voornoemde feiten en omstandigheden, het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
feit 2 primair: partiële vrijspraak medeplegen poging doodslag
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten met betrekking tot de poging doodslag. Het dossier bevat daartoe onvoldoende aanwijzingen.
De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van dit deel van het onder feit 2 primair tenlastegelegde.
feit 3
De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen. Verdachte heeft het onder 3 van parketnummer 16-177455-22 ten laste gelegde feit bekend. De verdediging heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden, gelet op artikel 359 lid 3 van het Wetboek van Strafvordering, met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 10 januari 2023;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal aangifte van [slachtoffer 5] van 15 juni 2022, met bijlagen, genummerd PL00900-2022170799-12, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 7] van de politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 21 tot en met 23 (van het proces-verbaal voorgeleidingsdossier in het onderzoek 1RT22GRIJS);
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 6] van 15 juni 2022, genummerd 4, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 8] van de politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 28 en 29 (van het proces-verbaal voorgeleidingsdossier in het onderzoek 1RT22GRIJS);
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal bevindingen van 18 juni 2022, genummerd 42, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 14] van de politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 36 tot en met 43 (van het proces-verbaal voorgeleidingsdossier in het onderzoek 1RT22GRIJS).
parketnummer 16-128009-22 feit 2
De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen. Verdachte heeft het onder 2 van parketnummer 16-128009-22 ten laste gelegde feit bekend. De verdediging heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden, gelet op artikel 359 lid 3 van het Wetboek van Strafvordering, met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 10 januari 2023;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal bevindingen van 24 oktober 2021, genummerd PL0900-2021337634-5, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 9] van de politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 9 en 10 (van het proces-verbaal met nummer PL0900-2021337634);
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal bevindingen van 9 december 2021, met bijlagen, genummerd PL0900-2021337634-17, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 10] van de politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 21 en 22 (van het proces-verbaal met nummer PL0900-2021337634).
parketnummer 16-294162-22
De rechtbank acht de ten laste gelegde schuldheling wettig en overtuigend bewezen. Verdachte heeft het onder parketnummer 16-294162-22 ten laste gelegde feit bekend. De verdediging heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden, gelet op artikel 359 lid 3 van het Wetboek van Strafvordering, met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 10 januari 2023;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal bevindingen van 12 september 2022, met bijlagen, genummerd PL0900-2022193749-4, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 11] van de politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 3 en 4 (van het proces-verbaal met nummer PL0900-2022193749);
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal aangifte van [verbalisant 12] van 17 juli 2021, met bijlagen, genummerd PL0600-2021332043-l, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 13] van de politie Eenheid Oost-Nederland, doorgenummerd pagina 17 (van het proces-verbaal met nummer PL0900-2022193749).
Partiële vrijspraak opzetheling
De rechtbank is, met de officier van justitie en de raadsman, van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte wist dat de scooter van diefstal afkomstig was. De rechtbank zal verdachte vrijspreken van dit onderdeel van de tenlastelegging.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
16-177455-221
op 11 juli 2022 te [woonplaats] tezamen en in vereniging met anderen uit een woning gelegen aan de [straat] , ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om één of meerdere goederen en/of een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 4] toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder hun bereik te brengen door middel van braak, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
welke poging tot diefstal werd vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen die voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 4] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- die [slachtoffer 1] te duwen tegen het lichaam en met een mes te steken in de borstkas en het lichaam en
- die [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] meerdere malen een vuurwapen te tonen en dat wapen te richten en gericht te houden in hun richting en
- meerdere malen tegen de slaapkamerdeur te trappen terwijl die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] zich in die kamer bevonden en
- die [slachtoffer 4] met kracht te duwen,
terwijl het feit voor voornoemde [slachtoffer 4] zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heef gehad, te weten zenuwletsel aan de rechterarm en/of pols;
2 primair
op 11 juli 2022 te [woonplaats] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, met een mes meermalen in de borst en in het lichaam van voornoemde [slachtoffer 1] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3
op 15 juni 2022 te [woonplaats] , tezamen en in vereniging met anderen, een horloge (Rolex), dat geheel aan [slachtoffer 5] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- de winkel, [benadeelde] , in te lopen en
- een pistool en een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, aan die [slachtoffer 5] te tonen en
- dat pistool op die [slachtoffer 5] te richten en
- de slede van het pistool naar achteren te halen en
- die [slachtoffer 5] tegen het lichaam te duwen en
- die [slachtoffer 5] aan het lichaam vast te pakken en vast te houden en
- te trekken aan dat horloge dat die [slachtoffer 5] aan de pols droeg en
- die [slachtoffer 5] meerdere malen met een hard voorwerp, op het hoofd te slaan en
- die [slachtoffer 6] een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp te tonen en
- dat pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die Haase te richten;
16-128009-222
op 24 oktober 2021 te Amersfoort een wapen van categorie I, onder 7° van de Wet wapens en munitie, te weten een door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerp dat een ernstige bedreiging van personen kon vormen en/of dat zodanig op een wapen geleek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was, namelijk een nabootsing van een vuurwapen (veerdrukpistool, merk LH, model Compact, kaliber 6 mm BB) heeft gedragen, althans voorhanden heeft gehad;
16-294162-22in de periode van 01 juli 2022 tot en met 04 juli 2022 te Amersfoort, telkens een scooter (merk Piaggio, kleur Bordeaux rood en een kentekenplaat voorzien van het kenteken [kenteken] ) voorhanden heeft gehad terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
16-177455-22
feit 1 poging diefstal, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld
tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en bij betrapping op heter daad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft;
feit 2 primair poging tot doodslag;
feit 3 diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met
geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en bij betrapping op heter daad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf de vlucht mogelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
16-128009-22 feit 2
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
16-294162-22 schuldheling.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte:
- te veroordelen tot een jeugddetentie van 10 maanden, met aftrek van het voorarrest;
- te gelasten dat aan verdachte een onvoorwaardelijke maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna: PIJ-maatregel) wordt opgelegd.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht verdachte een deels voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, waarbij het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht met de oplegging van bijzondere voorwaarden die zien op behandeling en begeleiding van verdachte.
Eerdere begeleiding was er niet op gericht om recidive te voorkomen en er werd niet ingezet op gedragsverandering. Het is de verdediging niet duidelijk waarom ambulante behandeling niet zou slagen. De meeste referenten in het onderzoek zijn positief over cliënt. Hij deed het goed op school en doet het goed in de JJI. Beide deskundigen gaan in hun rapportages uit van onjuiste informatie. Verdachte heeft niet eerder ambulante behandeling gehad, erkent de fouten die hij heeft gemaakt en is gemotiveerd om mee te werken aan de therapie en behandeling die door de deskundigen noodzakelijk worden geacht.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf en maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft samen met drie medeverdachten op 15 juni 2022 de optiek van de familie [familie 2] overvallen. Zij hebben de heer [slachtoffer 5] en mevrouw [slachtoffer 6] bedreigd met een doorgeladen vuurwapen en een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, en daarbij geweld gebruikt tegen [slachtoffer 5] . Bij de overval is door verdachte een Rolex horloge meegenomen.
Vervolgens heeft verdachte op 11 juli 2022 samen met zijn medeverdachten midden in de nacht geprobeerd het gezin [familie 1] in hun woning te beroven, omdat zij dachten dat daar dure horloges en grote bedragen geld buit gemaakt konden worden. Ook hierbij werd gebruik gemaakt van een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) en een mes, en is geweld gebruikt tegen meerdere gezinsleden. [slachtoffer 1] is door verdachte meerdere keren met een mes in zijn bovenlichaam gestoken. De andere gezinsleden zijn bedreigd met een vuurwapen. [slachtoffer 4] is overhoop gelopen, als gevolg waarvan zij zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.
De rechtbank acht deze feiten bijzonder ernstig. Feiten als de onderhavige kenmerken zich doordat zij een ernstige inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers en hun gevoel van veiligheid in en rond hun woning. Wat voor verdachte kennelijk een manier was om snel veel geld te verdienen, is voor de slachtoffers een angstaanjagende, dramatische gebeurtenis geweest die hun waarschijnlijk nog lange tijd zal blijven achtervolgen.
Zowel voor de familie [familie 1] als voor de heer [slachtoffer 5] en mevrouw [slachtoffer 6] volgt uit de ter terechtzitting voorgehouden verklaringen van de slachtoffers dat verdachte met zijn handelen in één klap het leven van de slachtoffers volledig op zijn kop heeft gezet. Tot op de dag van vandaag ondervinden zij allen nog steeds de enorme impact en de psychische gevolgen van de overval op hun dagelijks leven. Zij voelen zich niet veilig in hun eigen woning en zijn niet in staat hun leven op te pakken zoals zij dat voor de overval hadden. Ook ondervinden [slachtoffer 1] en [slachtoffer 4] nog steeds de, al dan niet blijvende, gevolgen van de lichamelijke letsels die zij hebben opgelopen. Het behoeft geen toelichting dat ook de samenleving door deze overvallen, die met veel geweld en intimidatie gepaard zijn gegaan, zeer geschokt is.
De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij op geen enkel moment stil heeft gestaan bij de gevolgen van zijn handelen voor zijn slachtoffers en zich enkel heeft laten leiden door zijn behoefte om snel aan geld te willen komen. Daarbij heeft verdachte niet geaarzeld om gebruik te maken van wapens en grof geweld als de slachtoffers niet meewerken en/of zich verzetten. De verklaring van verdachte ter terechtzitting, dat hij na de eerste overval op enig moment besefte dat hij echt iets fout had gedaan, acht de rechtbank niet geloofwaardig, nu verdachte enkele weken later de gewelddadige overval op de familie [familie 1] heeft gepleegd.
Verder heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan heling van een scooter en het bezit van een BB gun.
Persoonlijke omstandigheden
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met:
- een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 28 november 2022, waaruit blijkt dat verdachte op 1 juni 2021 door de kinderrechter voor een diefstal met geweld is veroordeeld tot een werkstraf van 80 uren, waarvan 40 uren voorwaardelijk;
- een psychologisch rapport van 7 november 2022, uitgebracht door J.S.H. Stolk (GZ-psycholoog);
- een psychiatrisch rapport van 9 november 2022, opgemaakt door K.F.J. Vonhögen (kinder- en jeugdpsychiater);
- een uitgebreid advies van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna de Raad) van 6 januari 2023, opgemaakt door T. Siebers, raadsonderzoeker.
Onvoorwaardelijke PIJ-maatregel
Door de psycholoog en de psychiater is vastgesteld dat bij verdachte sprake is van een ongespecificeerde vorm van ADHD, een normoverschrijdende gedragsstoornis, een bedreigde persoonsontwikkeling met onderliggende hechtingsproblematiek en een - in remissie zijnde - stoornis in cannabisgebruik.
De stoornissen waren aanwezig ten tijde van de tenlastegelegde feiten. Door de (destijds) (deels) ontkennende houding van verdachte was het niet goed mogelijk om een verband te leggen tussen voornoemde stoornissen en de doorwerking daarvan op de tenlastegelegde feiten.
De psycholoog heeft wel aangegeven dat het zeer aannemelijk is dat de psychische stoornissen in enige mate van invloed zijn geweest op de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte ten tijde van het ten laste gelegde.
Het recidiverisico op (gewelds)delicten wordt ingeschat als hoog. Verdachte laat in toenemende mate crimineel gedrag zien en er zijn, behalve enige positieve gerichtheid op zijn toekomst, geen beschermde factoren. Verdachte is beïnvloedbaar, heeft een beperkt sociaal netwerk, heeft criminele vrienden, gaat niet naar school en heeft geen (positieve) vrijetijdsbesteding. Daarnaast is er sprake van cannabisgebruik en heeft moeder beperkte opvoedingsvaardigheden en geen grip meer op verdachte. Eerdere begeleiding en hulpverlening hebben niet geleid tot vermindering van het recidiverisico.
Voor het verminderen van het recidivegevaar en ter bevordering van een zo gunstig mogelijk ontwikkeling is het van belang dat er langdurige behandeling ingezet kan worden in een gestructureerde setting en gedwongen kader zodat verdachte zich niet aan behandeling kan onttrekken. Het is van belang om in te zetten op het verbeteren en verstevigen van zijn persoonlijkheidsontwikkeling waarbij verdachte leert zijn emoties beter te kunnen reguleren, zijn frustratietolerantie te verbeteren en de impulsiviteit wordt verkleind. Het leren respecteren van grenzen van anderen is daarbij ook van belang. Verder is er hulp nodig om op een betere manier te gaan communiceren en de verhoudingen binnen het gezin te normaliseren.
Het aanleren van vaardigheden om minder beïnvloedbaar te zijn om andere gedragskeuzes te maken is van cruciaal belang. Systeembehandeling is nodig om de relatie tussen verdachte en moeder te verbeteren en om te zetten in een gezonde relatie waarbij verdachte zich gesteund voelt door en minder verantwoordelijk hoeft te voelen voor moeder en het gezin. Er dient aandacht in de behandeling te zijn voor cannabismisbruik en verslavingsgevoeligheid.
Een voorwaardelijke PIJ-maatregel brengt teveel risico’s met zich nu de verwachting is dat verdachte zich niet aan de voorwaarden kan houden. Voor de ontwikkeling van verdachte is het gunstiger om zich in een gesloten setting te ontwikkelen, daar de behandeling intensiever en met meer structuur gegeven kan worden. Verdachte is bijna 18 jaar oud en het is van belang dat de behandeling snel kan aanvangen.
Geadviseerd wordt om verdachte een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen.
De deskundigen hebben ter terechtzitting hun conclusies en advies toegelicht en blijven daarbij. Zij zien geen andere mogelijkheden voor het afwendden van het gevaar of beïnvloeding van het gedrag, er worden geen alternatieve trajecten gezien en de noodzakelijke behandeling is niet op een andere wijze te organiseren. De afgelopen jaren is voortdurend hulpverlening gestart, hetgeen niet leidde tot een kentering in de ontwikkeling van betrokkene doordat moeder en betrokkene zich niet aan voorwaarden en afspraken hielden. Structuur in een dwingend kader is waar verdachte bij gebaat is.
A. Annhoff heeft ter terechtzitting het rapport en advies van de Raad toegelicht. Uit het rapport van de Raad blijkt dat de Raad zich aansluit bij de conclusies en het advies van de psycholoog en de psychiater. Verdachte is gebaat bij een langdurige behandeling waarbij zijn deelname is geborgd. Eerder ingezette ambulante hulpverlening is door een gebrek aan inzet niet van de grond gekomen. Ook een deels voorwaardelijke taakstraf die hij binnen een proeftijd moest doen is in april 2022 als niet uitvoerbaar teruggemeld. De Raad vindt het van belang dat verdachte de behandeling krijgt die hij nodig heeft om de bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling aan te pakken en hem toe te geleiden naar een prosociaal leven omdat hij anders een bedreiging gaat vormen voor zichzelf of voor zijn directe leefomgeving.
Ter terechtzitting heeft A. Annhoff verklaard dat de Raad behandeling en begeleiding van verdachte in een voorwaardelijk kader te vrijblijvend acht. Er zijn grote zorgen over verdachte en het recidiverisico is hoog. Het risico dat een ambulant kader mislukt is groot terwijl behandeling van verdachte direct dient te beginnen. De tijd die in een ambulant kader zou worden gestoken, is verloren tijd. Verdachte heeft een strakke structuur nodig waarbinnen hij het niet kan laten afweten en het niet mogelijk is dat zijn motivatie kan afglijden.
Om een PIJ-maatregel op te kunnen leggen, moet zijn voldaan aan de verschillende voorwaarden die in artikel 77s Sr worden genoemd. Ten eerste moet verdachte een gebrekkige ontwikkeling of stoornis hebben. Ten tweede moet het feit waarvoor de maatregel wordt opgelegd een misdrijf zijn waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld of het feit moet behoren tot één van de misdrijven omschreven in onder andere artikel 285 Sr. Ten derde moet de PIJ-maatregel noodzakelijk zijn voor de veiligheid van andere personen of goederen. Als laatste moet de PIJ-maatregel in het belang van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van verdachte zijn.
De rechtbank stelt vast dat, gelet op de misdrijven waaraan verdachte zich schuldig heeft gemaakt en de conclusies van de gedragskundige rapportages over verdachte, aan deze wettelijke vereisten voor oplegging van een PIJ-maatregel, is voldaan.
Door de deskundigen is vastgesteld dat ten tijde van het plegen van de strafbare feiten sprake was van ongespecificeerde vorm van ADHD, een normoverschrijdende gedragsstoornis, een bedreigde persoonsontwikkeling met onderliggende hechtingsproblematiek en een stoornis in cannabisgebruik. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan misdrijven waarop gevangenisstraffen van vier jaren of meer zijn gesteld.
Er is voorts sprake van een hoge kans dat verdachte zonder behandeling in een gesloten en gestructureerde setting, opnieuw strafbare feiten zal plegen en gewelddadig gedrag zal vertonen. Daarbij overweegt de rechtbank dat verdachte ten tijde van de overvallen en de poging doodslag in een proeftijd liep voor een soortgelijk feit. Verdachte heeft zich hierdoor niet laten weerhouden en heeft in korte tijd twee zeer gewelddadige overvallen gepleegd, waarbij hij er niet voor heeft teruggedeinsd fors geweld te gebruiken, zonder zich daarbij iets gelegen te laten liggen aan de gevolgen voor zijn slachtoffers. In de door verdachte gepleegde feiten is een toename in de ernst van het toegepaste geweld en het gebruik van wapens zichtbaar.
Eerdere ambulante begeleiding van verdachte heeft niet tot enige vermindering van het risico op recidive geleid en de moeder van verdachte heeft al lange tijd geen grip op hem.
Tot slot is de PIJ-maatregel, gelet op de adviezen van de deskundigen, in het belang van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van verdachte.
Nu in de rapportages van de NIFP deskundigen een psychiater en een psycholoog hun bevindingen over verdachte hebben vastgelegd en een advies hebben uitgebracht, is ook voldaan aan de voorwaarde zoals genoemd in artikel 77s, tweede lid van het Wetboek van Strafrecht.
Verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven dat hij zichzelf de afgelopen zes maanden in detentie heeft verbeterd en dat hij zodra hij uit detentie is, zijn leven wil veranderen.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen over zijn persoon, niet in staat zal zijn om zijn goede voornemens zonder behandeling en hulp in een gesloten setting waar te maken. Daarbij merkt de rechtbank op dat uit een opgenomen tapgesprek van 28 augustus 2022 volgt dat verdachte tijdens zijn verblijf in de [instelling] heeft aangegeven dat hij zijn criminele activiteiten wil uitbreiden en niet alleen in [wijk] (de wijk waar de overval op de familie [familie 1] heeft plaatsgevonden en waar verdachte woont) wil blijven “werken”. Ook dit ziet de rechtbank als een teken dat verdachte goede hulp in een dwingend kader nodig heeft.
Alles afwegende ziet de rechtbank geen andere mogelijkheid dan verdachte een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen om de noodzakelijke behandeling voor verdachte op te starten en mogelijk te maken. Alleen op deze manier kan begonnen worden met het terugdringen van de gedrags- en ontwikkelingsproblemen en alleen daarmee kan een beperking van het recidiverisico worden bereikt. Dit is uiteindelijk in het belang van een zo gunstig mogelijk ontwikkeling van verdachte, zijn toekomst en van de maatschappij.
De maatregel geldt voor een termijn van drie jaren. Na twee jaar eindigt de maatregel van rechtswege voorwaardelijk, tenzij de maatregel wordt verlengd op de wijze zoals bedoeld in artikel 77t van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank stelt vast dat de maatregel opgelegd is ter zake van misdrijven die gericht zijn tegen en gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van één of meer personen. Derhalve kan de maatregel verlengd worden, telkens met ten hoogste twee jaren en tot een maximum van zeven jaren, zoals bedoeld in artikel 77t, derde lid van het Wetboek van Strafrecht.
Jeugddetentie
De rechtbank acht naast de PIJ-maatregel een onvoorwaardelijke jeugddetentie passend en geboden. Bij het bepalen van de hoogte van de jeugddetentie heeft de rechtbank in grote mate rekening gehouden met het belang van verdachte om, gelet op zijn problematiek, zo spoedig mogelijk te kunnen starten met de behandeling in het kader van de aan hem opgelegde PIJ-maatregel. De rechtbank is echter van oordeel dat niet kan worden volstaan met een jeugddetentie die gelijk is aan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Dit zou geen recht doen aan de aard en ernst van de - met name de onder parketnummer 16-177455-22 - bewezenverklaarde feiten. Verdachte zal daarom worden veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 10 maanden met aftrek van het voorarrest.

9.BESLAG

9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ten aanzien van de op de aangehechte beslaglijst (parketnummer 16-177455-22) vermelde goederen/voorwerpen gevorderd de voorwerpen/goederen onder het/de nummer(s):
  • 1 en 4 terug te geven aan verdachte;
  • 2 en 3 te onttrekken aan het verkeer;
  • 6, 9 en 10 verbeurd te verklaren;
  • 11 tot en met 17 terug te geven aan de rechthebbenden;
  • 18 te bewaren ten behoeve van de onbekende rechthebbende.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd het onder parketnummer 16-128009-22 in beslag genomen vuurwapen verbeurd te verklaren.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om de onder verdachte in beslag genomen goederen, te weten een telefoon en contant geld, terug te geven aan verdachte en heeft zich voor het overige gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Verbeurdverklaring
De rechtbank zal de in beslag genomen voorwerpen, vermeld onder de nummers 6, 9 en 10 op de aangehechte beslaglijst (parketnummer 16-177455-22) verbeurd verklaren. Met behulp van deze voorwerpen zijn de onder 1 en 2 primair van parketnummer 16-177455-22 bewezen verklaarde feiten voorbereid/begaan.
Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank zal de in beslag genomen voorwerpen, vermeld onder de nummers 2 en 3 op de aangehechte beslaglijst (parketnummer 16-177455-22) alsmede het onder parketnummer 16-128009-22 in beslag genomen vuurwapen, onttrekken aan het verkeer.
Deze voorwerpen zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
Met betrekking tot het voorwerp onder parketnummer 16-128009-22 is het onder 2 bewezen verklaarde feit begaan.
De onder 2 en 3 genoemde voorwerpen zijn van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang. De voorwerpen zijn bij gelegenheid van het onderzoek naar de door verdachte onder parketnummer 16-177455-22 begane feiten aangetroffen. Deze voorwerpen kunnen dienen tot het begaan van soortgelijke misdrijven.
Teruggave aan de verdachte
De rechtbank zal teruggave gelasten aan verdachte van de voorwerpen vermeld onder de nummers 1 en 4 op de aangehechte beslaglijst (parketnummer 16-177455-22).
Teruggave aan de rechthebbende
De rechtbank zal teruggave gelasten van de in beslag genomen voorwerpen vermeld onder de nummers 11 tot en met 17 op de aangehechte beslaglijst (parketnummer 16-177455-22), aan degenen die redelijkerwijs als rechthebbende(n) van deze voorwerp en kunnen worden aangemerkt.
Bewaring in beslag genomen voorwerp
Met betrekking tot het onder nummer 18 op de aangehechte beslaglijst in beslag genomen voorwerp, kan geen persoon als rechthebbende worden aangemerkt. De rechtbank zal daarom de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van dit voorwerp gelasten.

10.BENADEELDE PARTIJ

10.1
familie [familie 1]
Ten aanzien van alle vorderingen
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd voornoemde benadeelde partijen ten aanzien van de gevorderde toekomstige schade niet-ontvankelijk in de vorderingen te verklaren en de vorderingen voor het overige toe te wijzen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van de vorderingen van voornoemde benadeelde partijen gesteld dat:
- deze niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard omdat, zoals wettelijk is voorgeschreven, geen schade wordt gevorderd op het schadeformulier, maar op een schadeformulier van het kantoor van de raadslieden van de benadeelde partijen;
- deze niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard omdat de schade niet of onvoldoende onderbouwd is;
- de posten die betrekking hebben op toekomstige schade afgewezen, dan wel niet-ontvankelijk verklaard dienen te worden.
Het oordeel van de rechtbank
Geen schadebedragen vermeld op de schadeformulieren.
De door de benadeelde partijen ingediende vorderingen tot schadevergoeding zijn voorzien van een uitgebreide toelichting en onderbouwing. De in artikel 51g, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde schadeformulieren zijn ondertekend door de betreffende benadeelde partijen en maken deel uit van de ingediende vorderingen tot schadevergoeding.
Het enkele feit dat de schadebedragen niet in de schadeformulieren zelf zijn vermeld, maar in de bij de vorderingen tot schadevergoeding gegeven toelichting maakt niet dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk in hun vorderingen zijn.
Toekomstige materiële schade
De rechtbank zal de benadeelde partijen voor wat betreft de posten die zien op gevorderde toekomstige materiële schade (met uitzondering van de kosten die [slachtoffer 1] vordert voor de behandeling van de littekens), niet-ontvankelijk in de vorderingen verklaren. Dit betreft mogelijke toekomstige schade, die op dit moment nog onvoldoende kan worden vastgesteld. Niet kan worden uitgesloten dat, indien deze toekomstige schade zou worden toegewezen, de benadeelde partijen meer toegewezen zouden krijgen dan de schade uiteindelijk zal bedragen.
De benadeelde partijen kunnen hun vorderingen tot vergoeding van hun toekomstige schade bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Hoofdelijkheid
De rechtbank zal de vorderingen, voor zover deze worden toegewezen, hoofdelijk toewijzen.
Verdachte is, mede gelet op zijn rol tijdens de overval, met zijn mededaders verantwoordelijk voor de gehele schade. De rechtbank ziet geen aanleiding om de schade, zoals is voorgesteld door de verdediging, over het aantal verdachten in deze zaak te verdelen. Het belang van de benadeelde partijen om niet alle daders te hoeven aanspreken voor de vergoeding van de door hen geleden schade, weegt zwaarder dan het risico dat verdachte loopt dat hij de eventueel door hem vergoede schade niet kan verhalen op zijn mededaders.
Ten aanzien van de afzonderlijke vorderingen
10.1.1
[slachtoffer 1]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 35.572,81. Dit bedrag bestaat uit € 10.572,81 materiële schade en € 25.000,00 immateriële schade, ten gevolge van de aan verdachte onder 1 en 2 van parketnummer 16-177455-22 ten laste gelegde feiten. Het gevorderde bedrag is inclusief een ter terechtzitting gevoegde stelpost van € 1.500,00 ter zake van een nog uit te voeren behandeling van de littekens van [slachtoffer 1] .
10.1.1.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen tot een bedrag van € 34.072,81, met daarbij de wettelijke rente en toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
10.1.1.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair aangevoerd dat de benadeelde partij, gelet op de door de verdediging bepleite vrijspraken ten aanzien van het steken met het mes, niet-ontvankelijk in de vordering dient te worden verklaard.
Subsidiair dient de benadeelde partij (deels) niet-ontvankelijk te worden verklaard ten aanzien van de posten “2 kosten genezing en herstel” en “5 verdiencapaciteit”.
Ten aanzien van de kosten onder 2b, 2c en 2d ontbreekt het grootste deel van de facturen van de diverse behandelaars.
De post verdiencapaciteit is onvoldoende onderbouwd. Er is enkel een jaarrekening overgelegd en er is geen deskundige geraadpleegd. Niet duidelijk is welke werkzaamheden [slachtoffer 1] wel of niet kon verrichten. Er is geen rekening gehouden met de omstandigheid dat de omzet in de vakantieperiode in de regel een “dip” heeft.
De verdediging heeft de overige materiële kosten niet betwist.
Ter onderbouwing van de gevorderde immateriële schade wordt verwezen naar een zaak die verre van vergelijkbaar is. In vergelijkbare zaken wordt aanzienlijk minder toegewezen en liggen de bedragen tussen de € 5.000,00 en € 10.000,00. Verzocht wordt dit bedrag te matigen tot maximaal € 5.000,00.
10.1.1.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt op basis van de door de benadeelde partij gegeven onderbouwing vast dat de benadeelde partij als gevolg van de hiervoor onder 1 en 2 primair van parketnummer 16-177455-22 bewezenverklaarde feiten rechtstreeks schade heeft geleden.
De posten 2b en 2c van de schadepost “2 kosten genezing en herstel” zijn, anders dan de raadsman heeft gesteld, wel onderbouwd met nota’s. De ter zitting toegevoegde post van € 1.500,- met betrekking tot de nog uit te voeren behandelingen van de littekens van [slachtoffer 1] acht de rechtbank eveneens voldoende onderbouwd. Het is de rechtbank genoegzaam gebleken dat deze schade als gevolg van het bewezenverklaarde is ontstaan. Ter zitting is toegelicht welke behandelingen nodig zullen zijn en is eveneens uiteengezet welke kosten daarvoor in rekening worden gebracht. Duidelijk is gemaakt dat de benadeelde partij op korte termijn behandelingen zal ondergaan en dat de kosten hiervan minimaal € 1.500,- bedragen. Daarmee is deze toekomstige schade naar het oordeel van de rechtbank voldoende concreet geworden.
De post 2d (€ 68,00) is niet onderbouwd, waardoor het voor de rechtbank niet duidelijk is of deze schade het gevolg is van het bewezenverklaarde.
De rechtbank zal de schadepost “2 kosten genezing en herstel”, minus het bedrag van die post 2d, toewijzen tot een bedrag van € 2.687,75.
De rechtbank wijst de schadepost “3 reiskosten” toe tot een bedrag van € 277,50. De onder deze schadepost genoemde parkeerkosten Hilversum (€ 13,17) zijn onvoldoende onderbouwd. Uit de vordering blijkt niet voor welke activiteit deze parkeerkosten zijn gemaakt.
De rechtbank acht de schadepost “4 huishoudelijk hulp” onvoldoende onderbouwd. Uit de vordering volgt niet waarom en waarvoor deze kosten zouden zijn gemaakt.
De post “5 verlies aan verdiencapaciteit” is onvoldoende onderbouwd. Op basis van de vordering kan niet worden vastgesteld in hoeverre en hoe lang de benadeelde partij (deels) arbeidsongeschikt is geweest en wat voor gevolgen dat heeft gehad op de behaalde winst.
De post “8 overige immateriële schade” van in totaal € 697,64 wordt in zijn geheel toegewezen.
De rechtbank zal dan ook het materiële deel van de vordering toewijzen tot een bedrag van
€ 3.662,89. De benadeelde partij zal voor de overige materiële kosten niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering. De benadeelde partij kan de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Immateriële schade
Op grond van artikel 6:106 sub b BW komt een benadeelde partij onder meer een vergoeding toe voor immateriële schade als sprake is van lichamelijk letsel en/of het slachtoffer op andere wijze in de persoon is aangetast. De rechtbank stelt op basis van de door de benadeelde partij gegeven onderbouwing vast dat de benadeelde partij, als gevolg van het hiervoor onder feit 1 en feit 2 primair van parketnummer 16-177455-22 bewezen verklaarde lichamelijk letsel heeft opgelopen. In de onderbouwing van de vordering alsook in de ter terechtzitting voorgelezen verklaring komt naar voren dat de benadeelde partij daarnaast ook anderszins in zijn persoon is aangetast door het psychische leed dat hij heeft overgehouden aan de overval. Dat dit psychische leed is geleden, ligt gelet op de hiervoor (onder 8.3 onder het kopje “ernst van de feiten”) beschreven aard en ernst van de normschending ook voor de hand. Rekening houdend met wat in vergelijkbare gevallen aan schadevergoeding wordt toegekend, is de rechtbank van oordeel dat de immateriële schade op dit moment naar billijkheid kan worden vastgesteld op € 10.000,00. De vordering zal voor het meerdere worden afgewezen.
Wettelijke rente
De rechtbank zal de vordering in totaal tot een bedrag van € 13.662,89 toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de bij de hieronder vermelde bedragen vermelde datum tot de dag van volledige betaling. Daarbij overweegt de rechtbank dat de schade genoemd onder a, b en c uit meerdere vergelijkbare en/of gelijksoortige materiële schadeposten die achtereenvolgens zijn geleden. Het moment van het ingaan van de wettelijke rente ten aanzien van die posten heeft de rechtbank daarom bepaald op een datum gelegen in (ongeveer) het midden van de periode waarbinnen al die schade is ontstaan, te weten:
€ 2.687,75 vanaf 30 september 2022;
€ 277,50 vanaf 15 september 2022;
€ 697,64 vanaf 1 oktober 2022;
€ 10.000,00 vanaf 11 juli 2022.
Proceskosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor de betaling van de vordering zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 12.162,89, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de bij de hierna vermelde bedragen vermelde datum:
  • € 2.687,75 vanaf 30 september 2022;
  • € 277,50 vanaf 15 september 2022;
  • € 697,64 vanaf 1 oktober 2022;
  • € 10.000,00 vanaf 11 juli 2022;
tot de dag van volledige betaling.
Omdat verdachte op het moment van het plegen van de bewezenverklaarde feiten nog minderjarig was, zal er geen aanvullende gijzeling wordt opgelegd.
10.1.2
[slachtoffer 4]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van
€ 63.352,66. Dit bedrag bestaat uit € 23.352,66 materiële schade en € 40.000,00 immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 1 van parketnummer 16-177455-22 ten laste gelegde feit.
10.1.2.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen tot een bedrag van € 58.352,66, met daarbij de wettelijke rente en toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
10.1.2.2 Het standpunt van de verdediging
De benadeelde partij dient (deels) niet-ontvankelijk verklaard te worden ten aanzien van de posten “4 huishoudelijke hulp” en “8 overige materiële schade” en “eigen risico DAS rechtsbijstand”.
De arbeidsongeschiktheid van [slachtoffer 4] is in het geheel niet onderbouwd en haar rol in het huishouden voor en na het incident wordt niet onderbouwd.
De post (8a) voor het aanlaten van de lampen is in het geheel niet onderbouwd.
Niet valt in te zien waarom post 8f van € 250,00 voor rekening en risico van verdachte dient te komen. [slachtoffer 4] heeft recht op gratis rechtsbijstand van haar rechtsbijstandsverzekeraar. Er is voor gekozen om de rechtsbijstand niet via DAS te laten lopen, maar via advocaten van eigen keuze. Hoewel dit een begrijpelijke keuze is, is niet schadebeperkend te werk gegaan.
De verdediging heeft de overige materiële schade niet betwist.
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade wordt noch naar de letselschadegids verwezen, noch naar vergelijkbare zaken. In vergelijkbare zaken wordt aanzienlijk minder toegewezen. Zo wijst de rechtbank Gelderland een bedrag van € 7.500,00 toe. Indien de rechtbank van oordeel is dat er recht is op smartengeld, dan wordt verzocht dit bedrag te matigen tot wat gebruikelijk is in vergelijkbare zaken.
10.1.2.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt op basis van de door de benadeelde partij gegeven onderbouwing vast dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 1 van parketnummer 16-177455-22 bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden.
De post “1 directe materiële schade“ wordt toegewezen tot een bedrag van € 1.310,72.
De post “2 kosten genezing en herstel” wordt, minus het bedrag aan toekomstige schade, toegewezen tot een bedrag van € 1.546,88.
De post “3 reiskosten” wordt, minus het bedrag aan toekomstige schade, toegewezen tot een bedrag van € 660,90.
De behandeling van de post 4 “huishoudelijke hulp” levert een onevenredige belasting van het strafgeding op omdat de vordering tegenover de betwisting onvoldoende is onderbouwd en het toelaten van nadere onderbouwing en/of bewijslevering zou betekenen dat de behandeling van de strafzaak moet worden aangehouden.
De post “8 overige materiële schade” wordt toegewezen tot een bedrag van € 4.390,10.
De onder 8a genoemde post “hogere energiekosten t.w.v. € 2.258,06” acht de rechtbank onvoldoende onderbouwd. De onder 8f genoemde post “Eigen risicotoevoeging DAS t.w.v.
€ 250,00” betreft proceskosten en wordt als zodanig toegewezen.
De rechtbank zal dan ook het materiële deel van de vordering toewijzen tot een bedrag van
€ 7.908,60.
De benadeelde partij zal voor de niet toegewezen materiële kosten niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering. De benadeelde partij kan de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Immateriële schade
Op grond van artikel 6:106 sub b BW komt een benadeelde partij onder meer een vergoeding toe voor immateriële schade als sprake is van lichamelijk letsel en/of het slachtoffer op andere wijze in de persoon is aangetast. De rechtbank stelt op basis van de door de benadeelde partij gegeven onderbouwing vast dat de benadeelde partij, als gevolg van het hiervoor onder feit 1 van parketnummer 16-177455-22 bewezen verklaarde, (blijvend) lichamelijk letsel aan haar arm/pols heeft. Dat benadeelde partij, ook anderszins in haar persoon is aangetast door het psychische leed dat zij heeft overgehouden aan de overval, ligt gelet op de hiervoor (onder 8.3 onder het kopje “ernst van de feiten”) beschreven aard en ernst van de normschending voor de hand. Rekening houdend met wat in vergelijkbare gevallen aan schadevergoeding wordt toegekend is de rechtbank van oordeel dat de immateriële schade op dit moment naar billijkheid kan worden vastgesteld op
€ 15.000,00. De vordering zal voor het meerdere worden afgewezen.
Wettelijke rente en toewijzing
De rechtbank zal de vordering in totaal tot een bedrag van € 22..908,60 toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hieronder vermelde bedragen vermelde datum tot de dag van volledige betaling. Daarbij overweegt de rechtbank dat de schade genoemd onder a, b, c en d uit meerdere vergelijkbare en/of gelijksoortige materiële schadeposten die achtereenvolgens zijn geleden. Het moment van het ingaan van de wettelijke rente ten aanzien van die posten heeft de rechtbank daarom bepaald op een datum gelegen in (ongeveer) het midden van de periode waarbinnen al die schade is ontstaan, te weten:
a. € 1.310,72 vanaf 11 juli 2022;
b. € 1.546,88 vanaf 15 september 2022;
c. € 660,90 vanaf 15 september 2022;
d. € 4.390,10 vanaf 30 september 2022;
e. € 15.000,00 vanaf 11 juli 2022.
Proceskosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op € 250,00.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor de betaling van de vordering zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 22.908,60, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de bij de hierna vermelde bedragen vermelde datum:
  • € 1.310,72 vanaf 11 juli 2022;
  • € 1.546,88 vanaf 15 september 2022;
  • € 660,90 vanaf 15 september 2022;
  • € 4.390,10 vanaf 30 september 2022;
  • € 15.000,00 vanaf 11 juli 2022.
Omdat verdachte op het moment van het plegen van het bewezenverklaarde feit nog minderjarig was, zal er geen aanvullende gijzeling wordt opgelegd.
10.1.3
[slachtoffer 3]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 16.410,00. Dit bedrag bestaat uit € 1.410,00 materiële schade en € 15.000,00 immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 1 van parketnummer 16-177455-22 ten laste gelegde feit.
10.1.3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen tot een bedrag van € 15.360,00, met daarbij de wettelijke rente en toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
10.1.3.2 Het standpunt van de verdediging
De onder 2a en 2b gevorderde medische kosten zijn, nu de nota’s van de betreffende praktijken bij de vordering ontbreken, niet te controleren. De benadeelde partij dient ten aanzien van deze post niet-ontvankelijk in de vordering te worden verklaard.
De opgevoerde reiskosten worden door de verdediging niet betwist.
De raadsman heeft bepleit de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de gevorderde immateriële schade te verklaren. De hoofdregel is dat het aan de benadeelde partij is om de aantasting in de persoon als bedoeld in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek, met concrete gegevens te onderbouwen. Er is geen onderbouwing van psychische klachten gegeven. Subsidiair heeft de raadsman bepleit de vordering te maximeren op € 2.500,00.
10.1.3.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt op basis van de door de benadeelde partij gegeven onderbouwing vast dat benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 1 van parketnummer 16-177455-22 bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden.
De kosten onder 2a van de schadepost “genezing en herstel” zijn, anders dan de raadsman heeft gesteld, tot een bedrag van € 222,00 wel onderbouwd met nota’s. De rechtbank zal deze post dan ook tot dat bedrag toewijzen.
Bij de post “1e sessie EMDR” staat vermeld dat deze mogelijk wordt vergoed. Deze post komt daarom op dit moment niet zonder meer voor toewijzing in aanmerking.
De raadsman heeft de schadepost “reiskosten (€ 98,00)” niet betwist. De rechtbank zal deze post, minus het bedrag dat ziet op toekomstige reiskosten, toewijzen tot een bedrag van € 48,00.
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering. De benadeelde partij kan de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Immateriële schade
Op grond van artikel 6:106 sub b BW komt een benadeelde partij onder meer een vergoeding toe voor immateriële schade als sprake is van lichamelijk letsel en/of het slachtoffer op andere wijze in de persoon is aangetast. De rechtbank stelt op basis van de door de benadeelde partij gegeven onderbouwing vast dat de benadeelde partij, als gevolg van het hiervoor onder feit 1 van parketnummer 16-177455-22 bewezen verklaarde, anderszins in haar persoon is aangetast door het psychische leed dat zij heeft overgehouden aan de overval. Dit ligt gelet op de hiervoor (onder 8.3 onder het kopje “ernst van de feiten”) beschreven aard en ernst van de normschending voor de hand. Rekening houdend met wat in vergelijkbare gevallen aan schadevergoeding wordt toegekend, is de rechtbank van oordeel dat de immateriële schade op dit moment naar billijkheid kan worden vastgesteld op € 4.000,00. De vordering zal voor het meerdere worden afgewezen.
Wettelijke rente en toewijzing
De rechtbank zal dan ook de vordering tot een bedrag van € 4.270,00 toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hieronder vermelde bedragen vermelde datum tot de dag van volledige betaling. Daarbij overweegt de rechtbank dat de schade genoemd onder a en b uit meerdere vergelijkbare en/of gelijksoortige materiële schadeposten die achtereenvolgens zijn geleden. Het moment van het ingaan van de wettelijke rente ten aanzien van die posten heeft de rechtbank daarom bepaald op een datum gelegen in (ongeveer) het midden van de periode waarbinnen al die schade is ontstaan:
a. € 222,00 vanaf 30 september 2022:
b. € 48,00 vanaf 30 september 2022;
c. € 4.000,00 vanaf 11 juli 2022.
Proceskosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor de betaling van de vordering zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 4.249,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de bij de hierna vermelde bedragen vermelde datum:
  • € 222,00 vanaf 30 september 2022:
  • € 48,00 vanaf 30 september 2022;
  • € 4.000,00 vanaf 11 juli 2022;
tot de dag van volledige betaling.
Omdat verdachte op het moment van het plegen van het bewezenverklaarde feit nog minderjarig was, zal er geen aanvullende gijzeling wordt opgelegd.
10.1.4
[slachtoffer 2]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert, na wijziging van de vordering ter terechtzitting, een bedrag van € 12.500,00 immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 1 van parketnummer 16-177455-22 ten laste gelegde feit.
10.1.4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen, met de wettelijke rente en toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
10.1.4.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de gevorderde immateriële schade te verklaren. De hoofdregel is dat het aan de benadeelde partij is om de aantasting in de persoon als bedoeld in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek met concrete gegevens te onderbouwen. Er is geen onderbouwing van de schade gegeven. Voorts wordt erop gewezen dat in een van de door de benadeelde partij aangehaalde arresten, een significant lager bedrag wordt toegewezen dan hier wordt gevorderd.
10.1.4.3 Het oordeel van de rechtbank
Op grond van artikel 6:106 sub b BW komt een benadeelde partij onder meer een vergoeding toe voor immateriële schade als sprake is van lichamelijk letsel en/of het slachtoffer op andere wijze in de persoon is aangetast. De rechtbank stelt op basis van de door de benadeelde partij gegeven onderbouwing vast dat de benadeelde partij, als gevolg van het hiervoor onder feit 1 van parketnummer 16-177455-22 bewezen verklaarde, anderszins in zijn persoon is aangetast door het psychische leed dat hij heeft overgehouden aan de overval. Dit ligt gelet op de hiervoor (onder 8.3 onder het kopje “ernst van de feiten”) beschreven aard en ernst van de normschending voor de hand. Rekening houdend met wat in vergelijkbare gevallen aan schadevergoeding wordt toegekend is de rechtbank van oordeel dat de immateriële schade op dit moment naar billijkheid kan worden vastgesteld op € 4.000,00. De vordering zal voor het meerdere worden afgewezen.
De rechtbank zal dan ook de vordering tot een bedrag van € 4.000,00 toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente gerekend vanaf 11 juli 2022 tot de dag van volledige betaling.
Proceskosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor de betaling van de vordering zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 4.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente gerekend vanaf 11 juli 2022 tot de dag van volledige betaling. Omdat verdachte op het moment van het plegen van het bewezenverklaarde feit nog minderjarig was, zal er geen aanvullende gijzeling wordt opgelegd.
10.2
[slachtoffer 5] , [slachtoffer 6] en [benadeelde]
[slachtoffer 5]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van
€ 7.000,00. Dit bedrag bestaat uit € 5.000,00 toekomstige materiële schade en € 2.000,00 immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 3 van parketnummer 16-177455-22 ten laste gelegde feit.
[slachtoffer 6]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 11.000,00. Dit bedrag bestaat uit € 5.000,00 toekomstige materiële schade en
€ 6.000,00 immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 3 van parketnummer 16-177455-22 ten laste gelegde feit.
[benadeelde]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 20.023,95. Dit bedrag bestaat uit materiële schade, waarvan
€ 10.000,00 toekomstige schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 3 van parketnummer 16-177455-22 ten laste gelegde feit.
10.2.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd [slachtoffer 5] , [slachtoffer 6] en [benadeelde] ten aanzien van de gevorderde toekomstige schade niet-ontvankelijk te verklaren in de vorderingen te verklaren.
De vorderingen kunnen tot de volgende bedragen hoofdelijk worden toegewezen:
  • [slachtoffer 5] € 2.000,00;
  • [slachtoffer 6] € 6.000,00;
  • [benadeelde] € 10.023,95;
met daarbij de wettelijke rente en toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
10.2.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van de vorderingen van [slachtoffer 5] , [slachtoffer 6] en [benadeelde] aangevoerd dat deze niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard omdat deze te laat zijn ingediend. De verdediging heeft deze forse en niet eenvoudige vorderingen daardoor niet kunnen bespreken en voorbereiden, mede omdat een toelichting en recente stukken ontbreken.
Subsidiair heeft de raadsman bepleit dat de benadeelde partijen ten aanzien van de gevorderde toekomstige schade niet-ontvankelijk in de vorderingen dienen te worden verklaard. Dit betreft mogelijke toekomstige schade.
De door [slachtoffer 5] gevorderde immateriële schade dient, gelet op het beperkte lichamelijke letsel, gematigd te worden tot een bedrag van € 500,00.
De door [slachtoffer 6] gevorderde immateriële schade is onvoldoende onderbouwd. Zij heeft geen lichamelijk letsel gelopen en het aangevoerde psychische letsel volgt niet uit de bijgevoegde stukken. De gevorderde immateriële schade dient daarom, gelet op de jurisprudentie van de Hoge Raad, gematigd te worden.
[benadeelde] dient niet-ontvankelijk verklaard te worden ten aanzien van de posten “kosten accountant”, “gemiste omzet” en “netto loon mevrouw [slachtoffer 6] ”. De kosten van de accountant staan in een te verwijderd verband van de overval. Uit de onderbouwing bij de vordering blijkt niet waarom de winkel vier dagen gesloten is geweest en omzet is misgelopen. Ten aanzien van de post “netto loon mevrouw [slachtoffer 6] ” blijkt uit de vordering niet dat mevrouw [slachtoffer 6] geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschikt is (geweest).
Verder heeft de verdediging bepleit de vorderingen niet hoofdelijk toe te wijzen, maar verdachte en zijn medeverdachten verantwoordelijk te houden voor een deel van de schade.
10.2.3
Het oordeel van de rechtbank
Tijdstip indienen vorderingen
De benadeelde partij heeft het recht om tot op de zitting een vordering tot schadevergoeding in te dienen. De ingediende vordering acht de rechtbank niet zodanig complex dat op voorhand moet worden gesteld dat meer tijd voor een goede procesvoering nodig zou zijn geweest. Ter zitting is ook gebleken dat de verdediging kennis van de vorderingen heeft kunnen nemen en daar ook verweer op heeft kunnen voeren. De rechtbank ziet dan ook geen reden om de vorderingen wegens het tijdstip van indienen niet-ontvankelijk te verklaren.
Toekomstige materiële schade
De rechtbank zal de benadeelde partijen voor wat betreft de posten die zien op toekomstige schade, niet-ontvankelijk in de vorderingen verklaren. Dit betreft mogelijke toekomstige schade, die op dit moment niet vastgesteld kan worden. Daarbij kan niet worden uitgesloten dat, indien deze toekomstige schade zou worden toegewezen, de benadeelde partijen meer toegewezen zouden krijgen dan de daadwerkelijk schade zal bedragen. De toekomstige schade zal bij de burgerlijke rechter kunnen worden gevorderd.
Immateriële schade [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6]
Op grond van artikel 6:106 sub b BW komt een benadeelde partij onder meer een vergoeding toe voor immateriële schade als sprake is van lichamelijk letsel en/of het slachtoffer op andere wijze in de persoon is aangetast.
[slachtoffer 5]
De rechtbank stelt op basis van het dossier en de door de benadeelde partij gegeven onderbouwing vast dat de benadeelde partij, als gevolg van het hiervoor bewezen verklaarde, lichamelijk letsel heeft opgelopen. Dat de benadeelde partij daarnaast ook anderszins in zijn persoon is aangetast door het psychische leed dat hij heeft overgehouden aan de overval door verdachte en zijn mededaders, ligt gelet op de hiervoor (onder 8.3 onder het kopje “ernst van de feiten”) beschreven aard en ernst van de normschending voor de hand. Rekening houdend met wat in vergelijkbare gevallen aan schadevergoeding wordt toegekend is de rechtbank van oordeel dat de immateriële schade op dit moment naar billijkheid kan worden vastgesteld op € 2.000,00. De vordering zal voor het meerdere worden afgewezen.
[slachtoffer 6]
Hoewel [slachtoffer 6] geen lichamelijk letsel heeft opgelopen als gevolg van hetgeen bewezen is verklaard, heeft zij wel een onderbouwing gegeven voor het psychisch leed dat zij als gevolg daarvan heeft ondervonden en nog steeds ondervindt. Uit de overgelegde informatie komt naar voren dat er een indicatie is voor PTSS en dat traumabehandeling is geadviseerd. Gelet hierop en gelet op de hiervoor (onder 8.3 onder het kopje “ernst van de feiten”) beschreven aard en ernst van de normschending stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij anderszins in haar persoon is aangetast als gevolg van hetgeen bewezen is verklaard. Rekening houdend met wat in vergelijkbare gevallen aan schadevergoeding wordt toegekend, is de rechtbank van oordeel dat de immateriële schade op dit moment naar billijkheid kan worden vastgesteld op € 2.000,00. De vordering zal voor het meerdere worden afgewezen.
Materiële schade [benadeelde]
De rechtbank stelt op basis van de door de benadeelde partij gegeven onderbouwing vast dat deze als gevolg van het hiervoor onder 3 van parketnummer 16-177455-22 bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden.
De raadsman van verdachte heeft de schadepost “camerabeelden (€ 98,35)” niet betwist. De rechtbank acht deze post toewijsbaar.
De rechtbank acht ten aanzien van de post “gemiste omzet (€ 1.892,10)” voldoende aannemelijk dat de winkel enkele dagen gesloten is geweest in verband met het (forensisch) onderzoek van de politie en de impact van de overval op [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] . De rechtbank zal daarom deze schadeposten geheel toewijzen tot een bedrag van
€ 1.990,45.
Ten aanzien van de post “kosten accountant” is de rechtbank van oordeel dat deze kosten in een te ver verwijderd verband van het bewezenverklaarde feit staan. De vordering zal in zoverre worden afgewezen.
De rechtbank is van oordeel dat de post “netto loon mevrouw [slachtoffer 6] ” een onevenredige belasting voor het rechtsgeding vormt nu niet vastgesteld kan worden dat mevrouw [slachtoffer 6] gedurende de genoemde periode, al dan niet deels, arbeidsongeschikt was. De benadeelde partij zal ten aanzien van deze posten niet-ontvankelijk worden verklaard, zodat die schade bij de burgerlijke rechter kan worden gevorderd.
Schadevergoeding
De rechtbank zal dan ook in totaal ten aanzien van:
  • [slachtoffer 5] een bedrag van € 2.000,00;
  • [slachtoffer 6] een bedrag van € 2.000,00;
  • [benadeelde] een bedrag van € 1.990,45;
toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente gerekend vanaf 15 juni 2022 tot de dag van volledige betaling.
De benadeelde partijen zullen voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in de vorderingen en kunnen de vorderingen voor deze gedeeltes bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Hoofdelijkheid
De rechtbank zal de vorderingen, voor zover deze worden toegewezen, hoofdelijk toewijzen.
Verdachte is, mede gelet op zijn rol tijdens de overval, met zijn mededaders verantwoordelijk voor de gehele schade. De rechtbank ziet geen aanleiding om de schade, al dan niet evenredig, over verdachte en zijn mededaders te verdelen. Het belang dat de slachtoffers erbij hebben om niet alle daders te hoeven aanspreken voor de vergoeding van de door hen geleden schade, weegt zwaarder dan het risico dat verdachte loopt dat hij de eventueel door hem vergoede schade niet kan verhalen op zijn mededaders.
Proceskosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partijen hebben gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor de betaling van de vordering zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partijen aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat ten behoeve van:
  • [slachtoffer 5] , een bedrag van € 2.000,00;
  • [slachtoffer 6] , een bedrag van € 2.000,00;
  • [benadeelde] , een bedrag van € 1.990,45;
een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente gerekend vanaf 15 juni 2022 tot de dag van volledige betaling. Omdat verdachte op het moment van het plegen van het bewezenverklaarde feit nog minderjarig was, zal er geen aanvullende gijzeling wordt opgelegd.

11.VORDERING TENUITVOERLEGGING

Bij vonnis (parketnummer 16-246803-20) van de kinderrechter in deze rechtbank van 1 juni 2021 is aan verdachte onder meer een werkstraf van 30 uren voorwaardelijk opgelegd. Verdachte heeft zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig gemaakt aan strafbare feiten.
11.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht om de vordering tot tenuitvoerlegging, gelet op de gevorderde oplegging van de PIJ-maatregel, af te wijzen.
11.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf af te wijzen.
11.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de vordering tot tenuitvoerlegging afwijzen. Reden daarvoor is dat aan verdachte een onvoorwaardelijk PIJ-maatregel wordt opgelegd en tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde werkstraf onder die omstandigheden niet opportuun is.

12.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 33, 33a, 36b, 36c, 36d, 36f, 45, 77a, 77g, 77i, 77s, 77gg, 287, 312 en 417bis van het Wetboek van Strafrecht en
  • 13 en 55 van de Wet wapens en munitie;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

13.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder feit 1 van parketnummer 16-128009-22 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder feit 1, feit 2 primair en feit 3 van parketnummer 16-177455-22, onder feit 2 van parketnummer 16-12009-22 en het onder parketnummer 16-294162-22 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder feit 1, feit 2 primair en feit 3 van parketnummer 16-177455-22, onder feit 2 van parketnummer 16-12009-22 en het onder parketnummer 16-294162-22 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder feit 1, feit 2 primair en feit 3 van parketnummer 16-177455-22, onder feit 2 van parketnummer 16-12009-22 en het onder parketnummer 16-294162-22 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf en maatregel
- veroordeelt verdachte tot
een jeugddetentie van 10 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;
- legt op de
maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen voor de duur van drie jaren;
- bepaalt dat deze maatregel
niet gemaximeerd is;
Beslag
parketnummer 16-177455-22
- verklaart de onder de nummers 6, 9 en 10 op de aangehechte beslaglijst vermelde voorwerpen verbeurd;
- verklaart de onder de nummers 2 en 3 op de aangehechte beslaglijst vermelde voorwerpen onttrokken aan het verkeer;
- gelast de teruggave aan verdachte van onder de nummers 1 en 4 op de aangehechte beslaglijst vermelde voorwerpen;
- gelast de teruggave aan de rechthebbende van de onder de nummers 11, 12, 13, 14, 15, 16 en 17 op de aangehechte beslaglijst vermelde voorwerpen;
- gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende(n) van het onder nummer 18 op de aangehechte beslaglijst vermelde voorwerp;
parketnummer 16-128009-22
- verklaart het onder parketnummer 16-128009-22 in beslag genomen vuurwapen onttrokken aan het verkeer;
Benadeelde partijen
[slachtoffer 1] (16-177455-22 feit 1 en 2 primair)
- wijst de vordering van [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van € 13.662,89, bestaande uit € 3.662,89 materiële schade en € 10.000,00 immateriële schade;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de bij de hierna vermelde bedragen vermelde data:
  • € 2.687,75 vanaf 30 september 2022;
  • € 277,50 vanaf 15 september 2022;
  • € 697,64 vanaf 1 oktober 2022;
  • € 10.000,00 vanaf 11 juli 2022;
tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- wijst de vordering van [slachtoffer 1] voor wat betreft de meer gevorderde immateriële schade af;
- verklaart [slachtoffer 1] voor wat betreft de meer gevorderde materiële schade niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat € 13.662,89 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de bij de hierna vermelde bedragen vermelde data:
  • € 2.687,75 vanaf 30 september 2022;
  • € 277,50 vanaf 15 september 2022;
  • € 697,64 vanaf 1 oktober 2022;
  • € 10.000,00 vanaf 11 juli 2022;
tot de dag van de volledige betaling. Bepaalt dat, omdat verdachte bij het plegen van de bewezenverklaarde feiten minderjarig was, er geen aanvullende gijzeling wordt opgelegd;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
[slachtoffer 4] 16-177455-22 feit 1
- wijst de vordering van [slachtoffer 4] toe tot een bedrag van € 22.908,60, bestaande uit
€ 7.908,60 materiële schade en € 15.000,00 immateriële schade;
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 4] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de bij de hierna vermelde bedragen vermelde data:
  • € 1.310,72 vanaf 11 juli 2022;
  • € 1.546,88 vanaf 15 september 2022;
  • € 660,90 vanaf 15 september 2022;
  • € 4.390,10 vanaf 30 september 2022;
  • € 15.000,00 vanaf 11 juli 2022;
tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- wijst de vordering van [slachtoffer 4] voor wat betreft de meer gevorderde immateriële schade af;
- verklaart [slachtoffer 4] voor wat betreft de meer gevorderde materiële schade niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op € 250,00;
- legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 4] aan de Staat
€ 22.908,60 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de bij de hierna
vermelde bedragen vermelde data:
  • € 1.310,72 vanaf 11 juli 2022;
  • € 1.546,88 vanaf 15 september 2022;
  • € 660,90 vanaf 15 september 2022;
  • € 4.390,10 vanaf 30 september 2022;
  • € 15.000,00 vanaf 11 juli 2022;
tot de dag van de volledige betaling. Bepaalt dat, omdat verdachte bij het plegen van het bewezenverklaarde feit minderjarig was, er geen aanvullende gijzeling wordt opgelegd;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
[slachtoffer 3] 16-177455-22 feit 1
- wijst de vordering van [slachtoffer 3] toe tot een bedrag van € 4.270,00, bestaande uit € 270,00 materiële schade en € 4.000,00 immateriële schade;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 3] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de bij de hierna vermelde bedragen vermelde data:
  • € 222,00 vanaf 30 september 2022:
  • € 48,00 vanaf 30 september 2022;
  • € 4.000,00 vanaf 11 juli 2022;
tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- wijst de vordering van [slachtoffer 3] voor wat betreft de meer gevorderde immateriële schade af;
- verklaart [slachtoffer 3] voor wat betreft de meer gevorderde materiële schade niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 3] aan de Staat € 4.270,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de bij de hierna vermelde bedragen vermelde data:
  • € 222,00 vanaf 30 september 2022:
  • € 48,00 vanaf 30 september 2022;
  • € 4.000,00 vanaf 11 juli 2022;
tot de dag van de volledige betaling. Bepaalt dat, omdat verdachte bij het plegen van het bewezenverklaarde feit minderjarig was, er geen aanvullende gijzeling wordt opgelegd;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
[slachtoffer 2] 16-177455-22 feit 1
- wijst de vordering van [slachtoffer 2] toe tot een bedrag van € 4.000,00, bestaande uit immateriële schade;
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 2] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 juli 2022 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- wijst de vordering van [slachtoffer 2] voor wat betreft het meer gevorderde af;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat € 4.000,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 juli 2022 tot de dag van de volledige betaling. Bepaalt dat, omdat verdachte bij het plegen van het bewezenverklaarde feit minderjarig was, er geen aanvullende gijzeling wordt opgelegd;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
16-177455-22 feit 3
[slachtoffer 5]
- wijst de vordering van [slachtoffer 5] toe tot een bedrag van € 2.000,00, bestaande uit materiële schade;
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 5] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 juni 2022 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- wijst de vordering van [slachtoffer 5] voor wat betreft de meer gevorderde immateriële schade af;
- verklaart [slachtoffer 5] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 5] aan de Staat € 2.000,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 juni 2022 tot de dag van de volledige betaling. Bepaalt dat, omdat verdachte bij het plegen van het bewezenverklaarde feit minderjarig was, er geen aanvullende gijzeling wordt opgelegd;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
[slachtoffer 6]
- wijst de vordering van [slachtoffer 6] toe tot een bedrag van € 2.000,00, bestaande uit immateriële schade;
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 6] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 juni 2022 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- wijst de vordering van [slachtoffer 6] voor wat betreft de meer gevorderde immateriële schade af;
- verklaart [slachtoffer 6] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 6] aan de Staat € 2.000,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 juni 2022 tot de dag van de volledige betaling. Bepaalt dat, omdat verdachte bij het plegen van het bewezenverklaarde feit minderjarig was, er geen aanvullende gijzeling wordt opgelegd;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
[benadeelde]
- wijst de vordering van [benadeelde] toe tot een bedrag van € 1.990,45, bestaande uit materiële schade;
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [benadeelde] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 juni 2022 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- wijst de vordering van [benadeelde] voor wat betreft de post “kosten accountant” af;
- verklaart [benadeelde] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [benadeelde] aan de Staat € 1.990,45 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 juni 2022 tot de dag van de volledige betaling. Bepaalt dat, omdat verdachte bij het plegen van het bewezenverklaarde feit minderjarig was, er geen aanvullende gijzeling wordt opgelegd;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16-246803-20
- wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.G.C. Bij de Vaate, voorzitter, tevens kinderrechter,
mrs. E.J. van Rijssen, kinderrechter, en P.J. Blok, rechter,
in tegenwoordigheid van G. van Engelenburg, griffier,
en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 31 januari 2023.
Bijlage I: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
16-177455-22
1
hij op of omstreeks 11 juli 2022 te [woonplaats] , in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (in/uit een woning gelegen aan de [straat] ) ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om één of meerdere goederen en/of een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
welke poging tot diefstal werd vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 4] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- die [slachtoffer 1] één of meerdere malen te duwen en/of te slaan/stompen op/tegen het lichaam en/of met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp te steken in de buik en/of de borstkas althans het lichaam en/of
- die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 4] één of meerdere malen een vuurwapen te tonen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, en/of dat wapen te richten en/of gericht te houden in zijn/haar/hun richting en/of
- één of meerdere malen tegen de (slaapkamer)deur te trappen terwijl die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 4] zich in die kamer bevonden en/of
- die [slachtoffer 4] (met kracht) te duwen,
terwijl het feit voor voornoemde [slachtoffer 4] zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heef gehad, te weten zenuwletsel aan de (rechter) arm en/of pols;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij, op of omstreeks 11 juli 2022 te [woonplaats] , in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, meermalen, althans eenmaal in de borst en/of in de buik, althans in het lichaam, van voornoemde [slachtoffer 1] heeft gestoken/gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 287 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 11 juli 2022 te [woonplaats] , in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten, zenuwschade aan de (rechter) arm heeft toegebracht door
met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, meermalen, althans eenmaal in de borst en/of de buik, althans in het lichaam, van voornoemde [slachtoffer 1] te steken en/of te snijden;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 11 juli 2022 te [woonplaats] , in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, meermalen, althans eenmaal in de borst en/of de buik, althans in
het lichaam, van voornoemde [slachtoffer 1] te steken en/of te snijden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
3
hij op of omstreeks 15 juni 2022 te [woonplaats] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een horloge (Rolex), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 5] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- de winkel, [benadeelde] , in te gaan/te lopen en/of
- een of meer pisto(o)l(en), althans (een) op een vuurwapen gelijkend(e) voorwerp(en), aan die [slachtoffer 5] te tonen en/of
- dat/die pisto(o)l(en), althans (een) op een vuurwapen gelijkend(e) voorwerp(en), op die [slachtoffer 5] te richten en/of
- de slede van het/de pisto(o)l(en), althans (een) op een vuurwapen gelijkend(e) voorwerp(en), naar achteren te halen en/of
- die [slachtoffer 5] tegen het lichaam te duwen en/of
- die [slachtoffer 5] aan het lichaam vast te pakken en/of vast te houden en/of
- te trekken aan dat horloge dat die [slachtoffer 5] aan de pols droeg en/of
- die [slachtoffer 5] één of meerdere malen met een stok, althans een hard voorwerp, op het hoofd te slaan en/of
- die [slachtoffer 6] een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp te tonen en/of
- dat pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer 6] te richten;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )
16-128009-22
1
hij op of omstreeks 24 oktober 2021 te [woonplaats] [slachtoffer 7] en [slachtoffer 8] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
- door die [slachtoffer 8] dreigend de woorden toe te voegen "Hou je bek dicht ik zet zo een pistool op je hoofd en ik schiet zo door je hoofd."
en
- door die [slachtoffer 7] een op een vuurwapwen gelijkend voorwerp tegen het voorhoofd te zetten en daarbij te zeggen dat hij haar dood ging schieten, althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 24 oktober 2021 te Amersfoort een wapen van categorie I, onder 7° van de Wet wapens en munitie, te weten een door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerp dat een ernstige bedreiging van personen kon vormen en/of dat zodanig op een wapen geleek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was, namelijk een nabootsing van een vuurwapen (veerdrukpistool, merk LH, model Compact, kaliber 6 mm BB) heeft gedragen, althans voorhanden heeft gehad;
( art 13 lid 1 Wet wapens en munitie )
16-294162-22hij in of omstreeks de periode van 01 juli 2022 tot en met 04 juli 2022 te Amersfoort, (telkens) een scooter (merk Piaggio, kleur Bordeaux rood en een kentekenplaat voorzien van het kenteken [kenteken] ), althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof
( art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 417bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht )
Bijlage II: Lijst inbeslaggenomen voorwerpen parketnummer 16-177455-22
1. EUR IBG 14-07-2022 225 (Omschrijving: PL0900-2022201070-G3018710)
2 1 STK Wapen (Omschrijving: PL0900-2022201070-G3018737 , Beretta)
3 1 STK Wapen (Omschrijving: PL0900-2022201070-G3018740 , Zwart)
4 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: PL0900-2022201070-G3018607 Veel schade aan scherm en kast incl. beschermhoesje , Zwart, merk: APPLE)
6 1 STK Mes 117 Sv (Omschrijving: PL0900-2022201070-G3018716 MES MET ZWART HANDVAT, MES EEN ZWARTE HOES OVER HET SNIJVLAK, Zwart)
9 1 STK Handschoen 117 Sv (Omschrijving: PL0900-2022201070-G3016871
AANGETROFFEN OP TRAP BEGANE GROND RICHTING 1E ETAGE)
10 1 STK Muts 117 Sv (Omschrijving: PL0900-2022201070-G3016883 BIVAKMUTS, GATEN THV OGEN)
11 1 STK Rugzak 117 Sv (Omschrijving: PL0900-2022201070-G3016900 ZWART NIKE AANGETROFFEN OP TRAP NAAR 2DE ETAGE)
12 1 STK Shirt 117 Sv (Omschrijving: PL0900-2022201070-G3016903
BEBLOED ZWART SHIRT VAN SLACHTOFFER, AANGETR BADKAMER 1E ETA)
13 1 STK Slot 117 Sv (Omschrijving: PL0900-2022201070-G3016907
DEEL VAN EEN CILINDER AANGETROFFEN IN DE WONING)
14 1 STK Gordijn 117 Sv (Omschrijving: PL0900-2022201070-G3016920
HOUTEN AFGEBROKEN LUXAFLEX)
15 1 STK Gordijn 117 Sv (Omschrijving: PL0900-2022201070-G3016921
AFGEBROKEN LUXAFLEX)
16 1 STK Gordijn 117 Sv (Omschrijving: PL0900-2022201070-G3016922
AFGEBROKEN LUXAFLEX)
17 1 STK Gordijn 117 Sv (Omschrijving: PL0900-2022201070-G3016924
AFGEBROKEN LUXAFLEX)
18 1 PAK Sigaret 117 Sv (Omschrijving: PL0900-2022201070-G3017659
LEEG PAKJE SIGARETTEN LUCKY STRIKE)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal in het onderzoek 1RT22WATCH onder de nummers PL0900–2022201070 en PL0900-2022201070A tot en met D, opgemaakt door de Districtsrecherche Oost-Utrecht, doorgenummerd pagina 1 tot en met 645. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , pagina 21.
3.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , pagina 22.
4.Proces-verbaal forensisch onderzoek personen, pagina 504.
5.Proces-verbaal forensisch onderzoek personen, pagina 505.
6.Een geschrift, te weten een medisch advies van Westerweel Intermediair, medisch adviseurs, met bijlagen, van 19 december 2022, opgemaakt door G.M.A. Clauwaert. medisch adviseur, pagina 36 van het verzoek tot schadevergoeding van [slachtoffer 1] .
7.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 4] , pagina 9.
8.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 4] , pagina 10.
9.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 181.
10.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 3] , pagina 16.
11.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 3] , pagina 17.
12.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 2] , pagina 28.
13.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 2] , pagina 29.
14.Proces-verbaal forensisch onderzoek woning, pagina 205.
15.Proces-verbaal forensisch onderzoek woning, pagina 208.
16.Proces-verbaal forensisch onderzoek woning, pagina 207.
17.Een geschrift, te weten een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 13 juli 2022, opgemaakt door dr. Y. van de Wal, pagina 88.
18.Een geschrift, te weten een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 13 juli 2022, opgemaakt door dr. Y. van de Wal, pagina 91.
19.Een geschrift, te weten een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 8 september 2022, opgemaakt door J.L.W. Dieltjes, ingenieur, pagina 242.
20.Een geschrift, te weten een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 8 september 2022, opgemaakt door J.L.W. Dieltjes, ingenieur, pagina 244 en 245.
21.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 254.
22.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 257.
23.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 259.
24.Verklaring verdachte [verdachte] , afgelegd ter terechtzitting van 10 januari 2023.