ECLI:NL:RBMNE:2023:3307

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 juli 2023
Publicatiedatum
4 juli 2023
Zaaknummer
16.331273.22 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging met vuurwapen en bezit van vuurwapens met munitie in Almere

Op 5 juli 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 18 december 2022 in Almere een bedreiging heeft geuit met een vuurwapen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, door een vuurwapen door te laden en te richten op het slachtoffer, zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. Daarnaast heeft de verdachte meerdere vuurwapens en munitie in zijn bezit gehad, wat in strijd is met de Wet wapens en munitie. De rechtbank heeft de verklaringen van getuigen en de verdachte zelf in overweging genomen, waarbij de verklaring van het slachtoffer als betrouwbaar werd beschouwd. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 10 maanden geëist, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, en een taakstraf van 160 uren. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Tevens is een taakstraf van 160 uren opgelegd. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn woonruimte in een welzijnsinstelling, en heeft besloten dat het onvoorwaardelijke deel van de gevangenisstraf niet veel langer mag zijn dan de voorlopige hechtenis. De rechtbank heeft ook de in beslag genomen vuurwapens en munitie onttrokken aan het verkeer.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16.331273.22 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 5 juli 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1983] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] , [postcode 1] te [woonplaats] ,
gedetineerd in [verblijfplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 21 juni 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A.C.M. Beneken genaamd Kolmer en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. M.A.M. Pijnenburg, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er op neer dat verdachte:
feit 1:
op 18 december 2022 in Almere [slachtoffer] en/of een onbekend gebleven persoon heeft bedreigd door een vuurwapen door te laden en te richten en bedreigende woorden te uiten;
feit 2:
op 18 december 2022 in Almere een pistool, merk Walther, model P.22, kaliber .221r, voorhanden heeft gehad;
feit 3:
in de periode van 18 november 2022 tot en met 18 december 2022 in Amsterdam een pistool, merk Browning High Power, kaliber 9mm Para, voorhanden heeft gehad;
feit 4:
zich op 18 december 2022 in Almere schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van een geldbedrag van in totaal € 4.133,95 en een Rolex horloge;
feit 5:
op 18 december 2022 in Almere munitie, 10 patronen van het kaliber .221r, voorhanden heeft gehad.
feit 6:
in de periode van 18 november 2022 tot en met 18 december 2022 in Amsterdam munitie, 9 patronen van het kaliber 19mm, voorhanden heeft gehad.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
De officier van justitie heeft feit 4 niet voorgedragen en aangegeven dat de verdenking voor dit feit is komen te vervallen. Evenwel maakt feit 4 onderdeel uit van de tenlastelegging en dient hierop een beslissing van de rechtbank te volgen. Nu de officier van justitie geen strafvorderlijk belang ziet om ten aanzien van dit feit de vervolging voor te zetten, zal hij hierin niet worden ontvangen, en derhalve niet ontvankelijk worden verklaard. Voor de overige ten laste gelegde feiten is de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging van verdachte.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1, 2, 3, 5 en 6 tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen met uitzondering van de in feit 1 genoemde mondelinge bedreiging tegen [slachtoffer] .
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 tenlastegelegde. Hij heeft daartoe aangegeven dat de verklaring van [slachtoffer] niet betrouwbaar is, omdat zij niets heeft verklaard over het feit dat zij het wapen vast heeft gehad en er sprake was van een financieel geschil tussen haar en verdachte met betrekking tot haar werk als prostituee.
Ten aanzien van de overige feiten heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Feit 1
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] hebben op 18 december 2022 een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt en daarin gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Onderstaand verhaal heeft betrokkene, [slachtoffer] [2] verklaard: op 17 december omstreeks 21:00 uur heb ik contact gehad met een jongen. Rond 00.00 uur heb ik afgesproken met de man in het [hotel] in [plaats 1] . Wij zijn naar de hotelkamer gegaan. Ik heb gelijk gezegd: “ik pak mijn spullen en ga”. Zijn houding begon te veranderen. Ik hoorde hem zeggen: “Jij gaat helemaal nergens heen, jij blijft bij mij”. Ik zag dat hij een vuurwapen uit zijn jaszak pakte. Ik zag dat hij het vuurwapen laadde. Ik zag dat hij de bovenkant naar achter haalde. Ik hoorde het geluid van klik klik. [3] Ik hoorde hem zeggen: “Jij gaat helemaal nergens heen, trek je kleding maar uit helemaal naakt”.
Betrokkene zou toen in de loop van het vuurwapen gekeken hebben en zich erg bedreigd voelen. [4]
Verbalisant [verbalisant 3] heeft op 18 december 2022 een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt en daarin gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Op 18 december 2022 kreeg ik de melding om te gaan naar het [hotel] in [plaats 1] . De melder bleek te zijn: [slachtoffer] .
Ik hoorde dat er een man in kamer [.] een vuurwapen bij zich zou hebben. Ik zag dat er een zwart handvuurwapen in zijn broeksband zat. [5] Ik zag dat het handvuurwapen van het merk Walther, model P22 was. Ik zag dat de haan van het vuurwapen naar achteren stond. Ik zag dat de veiligheidspal op het wapen naar boven stond en ik zag dat de trekker naar achter stond. De verdachte is [verdachte] . [6]
Op 18 december 2022 is getuige [getuige] gehoord. Hij heeft verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik zag dat de man, genoemd als persoon 1, naar beneden kwam. De man was erg agressief en kwam beschonken over. Ik hoorde hem het volgende zeggen tegen persoon 3: “kom mee naar boven dan, anders schiet ik je hier neer en laat je gestrekt achter”. Ik zag dat persoon 1 ook met zijn handen een schietbeweging maakte richting persoon 3, terwijl hij dit zei. [7]
Verbalisant [verbalisant 4] heeft op 20 december 2022 een proces-verbaal van bevindingen camerabeelden opgemaakt en daarin gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Ik zie de vrouw met een andere man bij de receptie staan. Ik zie de man waar de vrouw eerder mee was komt aanlopen en in gesprek gaat met de man. Ik zie dat de eerste man schietbewegingen maakt met zijn rechterhand. Ik zie de man weer terug gaan naar zijn hotelkamer. De man (verdachte) op de camerabeelden betreft [verdachte] . Dit is tevens dezelfde man als het opgegeven signalement naar aanleiding van de melding. [8]
Feiten 2, 3, 5 en 6
De feiten 2, 3, 5 en 6 zijn door verdachte begaan. Verdachte heeft deze ten laste gelegde feiten bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor deze feiten bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 21 juni 2023;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 9 januari 2023, genummerd PL0900-2022375588-53, opgemaakt door de politie Midden-Nederland, Dienst Regionale Recherche, Afdeling Specialistische Opsporing, Team Forensische Opsporing, Wapens Munitie Explosieven, houdende een categorisering van wapens en munitie, doorgenummerde pagina’s 99 tot en met 102;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van forensisch onderzoek plaats delict ( [adres 2] [plaats 1] ) van 18 december 2022, genummerd PL0900-2022375588-8, opgemaakt door de politie Midden-Nederland, houdende een proces-verbaal van forensisch onderzoek, doorgenummerde pagina’s 296 en 297;
  • Een kennisgeving van inbeslagneming van 18 december 2022 genummerd PL0900-2022375588-32, opgemaakt door rapporteur [A] , doorgenummerde pagina’s 197 en 198.
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Bewijsoverweging
Anders dan de raadsman acht de rechtbank de verklaring van [slachtoffer] betrouwbaar. Die is voldoende concreet en feitelijk. Dat zij niet heeft verklaard dat zij eerder het vuurwapen zelf ook in haar handen heeft gehad en dat er (mogelijk) een financieel geschil was met verdachte over haar werk als prostituee, maakt dat niet anders.
De verklaring van [slachtoffer] wordt ondersteund door het feit dat bij verdachte een vuurwapen is aangetroffen. Ook wordt de verklaring ondersteund door getuige [getuige] die spreekt over een agressieve en beschonken man. De getuige heeft ook gehoord en gezien dat de man die bij [slachtoffer] was, werd bedreigd door verdachte.
De rechtbank gaat daarom uit van de verklaring van [slachtoffer] en verklaart naast het pakken, doorladen en richten van het vuurwapen op [slachtoffer] , ook de woordelijke bedreigingen wettig en overtuigend bewezen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1:
op 18 december 2022 te [plaats 1] , [slachtoffer] en een persoon heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door
- tegen die [slachtoffer] te zeggen: "jij gaat helemaal nergens heen, trek je kleding maar uit helemaal naakt" en een vuurwapen uit zijn jaszak te pakken en dit vuurwapen door te laden en dit vuurwapen op die [slachtoffer] te richten en
- tegen die andere persoon te zeggen: "kom mee naar boven dan, anders schiet ik je hier neer en laat je gestrekt achter" en daarbij een schietbeweging met zijn handen te maken;
feit 2:
op 18 december 2022 te [plaats 1] , een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk Walther, model P.22, kaliber .221r zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool voorhanden heeft gehad;
feit 3:
in de periode van 18 november 2022 tot en met 18 december 2022 te Amsterdam, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk Browning High Power, kaliber 9mm Para zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool voorhanden heeft gehad;
feit 5:
op 18 december 2022 te [plaats 1] munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 10, patronen van het kaliber .221r voorhanden heeft gehad;
feit 6:
in de periode van 18 november 2022 tot en met 18 december 2022 te Amsterdam, munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 9, patronen van het kaliber 19mm voorhanden heeft gehad.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1, 2, 3, 5 en 6 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
feiten 2 en 3, telkens:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
feiten 5 en 6, telkens:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 10 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met als (bijzondere) voorwaarden een meldplicht, ambulante behandeling en dagbesteding;
- een taakstraf van 160 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 80 dagen hechtenis.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte wil een positieve wending aan zijn leven geven en had al contact gezocht met de verslavingszorg. Als de onvoorwaardelijke straf niet te lang duurt, kan hij zijn zorgwoning behouden. Ook kan verdachte als hij in vrijheid is gesteld aan het werk bij zijn werkgever.
De gevorderde taakstraf is aan de hoge kant gelet op zijn werk en de begeleiding van de reclassering, maar in ieder geval heeft een taakstraf wel de voorkeur boven een langere gevangenisstraf.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging van twee personen, waarbij hij op één van hen een vuurwapen gericht heeft gehouden en dit wapen heeft doorgeladen. Dit moet angstige momenten hebben opgeleverd voor het slachtoffer. De bedreiging van de andere persoon heeft in de openbare ruimte, te weten de lobby van een hotel, plaatsgevonden en is ook door medewerkers van het hotel gezien. Voor hen moet dit ook een beangstigende en onveilige situatie zijn geweest. Die onveiligheid is extra in het geding geweest doordat verdachte een vuurwapen met patronen bij zich had en thuis ook nog een vuurwapen met patronen had liggen. Dit soort feiten levert een gevoel van onbehagen en onveiligheid op in de maatschappij.
Wapenbezit leidt immers meer dan eens tot wapengebruik, waarbij (dodelijke) slachtoffers kunnen vallen.
De persoon van verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 12 juni 2023, waaruit blijkt dat verdachte eerder voor feiten met betrekking tot de Wet wapens en munitie is veroordeeld;
- een reclasseringsadvies van 13 juni 2023, uitgebracht door [B] , reclasseringswerker bij [instelling 1] .
Uit dit reclasseringsrapport blijkt dat verdachte in het verleden bekend was met een pro-crimineel netwerk en een pro-criminele houding. Alhoewel verdachte aangeeft dat hiervan geen sprake meer is, sluit de reclassering niet uit dat dit nog altijd het geval is en verdachte een sociaal wenselijk beeld van zichzelf laat zien. Verdachte ontving een arbeidsongeschiktheidsuitkering en het lukte hem niet zelfstandig om een betaalbare huurwoning te vinden. Nadat hij zich had aangemeld voor (woon)begeleiding bij een welzijnsinstelling, heeft hij een huurwoning met verplichte ambulante begeleiding toegewezen gekregen.
De reclassering schat het recidiverisico hoog in. Gelet op de aanwezige risico’s acht de reclassering verplichte interventies geïndiceerd. Verdachte zegt hiervoor open te staan, maar het is volgens de reclassering de vraag of hij de motivatie lang genoeg kan volhouden. De reclassering acht het noodzakelijk dat verdachte ambulante behandeling ondergaat om pro-sociale denkpatronen te ontwikkelen en criminaliteit de rug toe te keren. Het behouden van structurele dagbesteding is hierbij van belang. Met een meldplicht bij de reclassering kan er toezicht worden gehouden op deze bijzondere voorwaarden en dient er aandacht te bestaan voor zijn sociale netwerk en huisvesting. Vanwege de ernst van het delict acht de reclassering een contactverbod met het slachtoffer wenselijk.
De straf
De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) gaan voor bedreiging door middel van het tonen van een vuurwapen uit van een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden, voor het voorhanden hebben van een pistool in een woning van een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden en voor het voorhanden hebben van een pistool in de openbare ruimte van een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden. De rechtbank is gelet op de aard en ernst van de bewezen verklaarde feiten van oordeel dat - in lijn met de oriëntatiepunten straftoemeting van het LOVS - slechts een gevangenisstraf als passende sanctie in aanmerking komt.
Voor de vaststelling van de duur daarvan heeft de rechtbank de voornoemde oriëntatiepunten laten meewegen.
De rechtbank houdt er echter ook rekening mee dat verdachte zijn woning verliest als hij langer in detentie verblijft. De rechtbank acht het, ook ter voorkoming van recidive, van belang dat verdachte zijn huidige woonruimte in een welzijnsinstelling kan behouden. De rechtbank zal daarom de eis van de officier van justitie volgen en een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen en daarnaast aan verdachte een forse taakstraf opleggen.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van tien maanden met aftrek van het voorarrest, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en de hierna te noemen bijzondere voorwaarden en een taakstraf voor de duur van honderdzestig uren passend en geboden is.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

9.BESLAG

Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank zal de in beslag genomen voorwerpen, te weten:
  • 1 patroon, Geco (PL0900-2022375588-G3102163);
  • 6 flessen met onbekende vloeistof (PL0900-2022375588-G3092020);
  • 10 stuks GHB (PL0900-2022375588-G3092180);
  • 1 pistool Walther (PL0900-2022375588-G3091994);
  • 1 patroon, CCI (PL0900-2022375588-G3091998);
  • 1 onderdeel van vuurwapen, patroonmagazijn Walther (PL0900-2022375588-G3091996);
  • 1 kogelpatroon, CCI (PL0900-2022375588-G3092000);
  • 1 pistool Browning, kleur zwart (PL0900-2022375588-G3092183);
  • 1 onderdeel van vuurwapen, patroonmagazijn (PL0900-2022375588-G3092184),
onttrekken aan het verkeer.
Met betrekking tot deze voorwerpen zijn de bewezen verklaarde feiten begaan. De GHB en flessen met vloeistof zijn niet gebruikt voor de bewezen verklaarde feiten maar wel van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36b, 36c, 57 en 285 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 26 en 55 van de Wet wapens en munitie;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Gedeeltelijke niet ontvankelijkverklaring
- verklaart het openbaar ministerie niet ontvankelijk in de vervolging van verdachte ten aanzien van het onder feit 4 tenlastegelegde;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1, 2, 3, 5 en 6 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1, 2, 3, 5 en 6 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
10 (tien) maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van 3 (drie) maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast;
- als algemene voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte gedurende de proeftijd:
* zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd bij [instelling 1] ( [adres 3] , [postcode 2] te [plaats 2] ) zal melden, zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* zich onder behandeling zal stellen van Forensische Polikliniek [instelling 2] of een soortgelijke instelling, op de tijden en plaatsen als door of namens die instelling aan te geven, teneinde zich te laten behandelen zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
* zich inspant voor het vinden en behouden van structurele dagbesteding, met een vaste structuur;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstrafvan
160 (honderdzestig) uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 80 (tachtig) dagen hechtenis;
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde vrijheidsstraf;
Beslag
- verklaart de volgende voorwerpen onttrokken aan het verkeer:
  • 1 patroon, Geco (PL0900-2022375588-G3102163);
  • 6 flessen met onbekende vloeistof (PL0900-2022375588-G3092020);
  • 10 stuks GHB (PL0900-2022375588-G3092180);
  • 1 pistool Walther (PL0900-2022375588-G3091994);
  • 1 patroon, CCI (PL0900-2022375588-G3091998);
  • 1 onderdeel van vuurwapen, patroonmagazijn Walther (PL0900-2022375588-G3091996);
  • 1 kogelpatroon, CCI (PL0900-2022375588-G3092000);
  • 1 pistool Browning, kleur zwart (PL0900-2022375588-G3092183);
  • 1 onderdeel van vuurwapen, patroonmagazijn (PL0900-2022375588-G3092184).
Dit vonnis is gewezen door mr. E.G. de Jong, voorzitter, mr. H.B.W. Beekman en mr. A.W.M. van Hoof, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B.T. Feenstra, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 5 juli 2023.
Mr. B.T. Feenstra is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
feit 1:
hij op of omstreeks 18 december 2022 te Almere, althans in Nederland, [slachtoffer] en/of een onbekend gebleven persoon heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door
- tegen die [slachtoffer] te zeggen: "jij gaat helemaal nergens heen, trek je kleding maar uit helemaal naakt", althans woorden van gelijke strekking en/of aard, en/of een vuurwapen uit zijn jaszak te pakken, althans vast te pakken en/of dit vuurwapen door te laden en/of dit vuurwapen op die [slachtoffer] te richten en/of
- tegen die onbekend gebleven persoon te zeggen: "kom mee naar boven dan, anders schiet ik je hier neer en laat je gestrekt achter" , althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of (daarbij) een schietbeweging met zijn handen te maken;
feit 2:
hij op of omstreeks 18 december 2022 te Almere, althans in Nederland, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten pistool, van het merk Walther, model P.22, kaliber .221r zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool voorhanden heeft gehad;
feit 3:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 18 november 2022 tot en met 18 december 2022 te Amsterdam, althans in Nederland, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten pistool, van het merk Browning High Power, kaliber 9mm Para zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool voorhanden heeft gehad;
feit 4:
hij op of omstreeks 18 december 2022 te Almere, althans in Nederland, (van) een
horloge (Rolex) en/of een geldbedrag van ongeveer 4.133,95 euro, althans een groot
geldbedrag, althans een of meer voorwerpen
Sub b
-heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet,
en/of
-gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij, verdachte, wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat dat/die
voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
feit 5:
hij op of omstreeks 18 december 2022 te Almere , althans in Nederland, munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 10, patronen van het kaliber .221r voorhanden heeft gehad;
feit 6:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 18 november 2022 tot en met 18 december 2022 te Amsterdam, althans in Nederland, munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 9, patronen van het kaliber 19mm voorhanden heeft gehad.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlage opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 11 april 2023, genummerd PL0900-2022375951, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 314. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 275.
3.Pagina 274.
4.Pagina 275.
5.Pagina 298.
6.Pagina 299.
7.Pagina 22.
8.Pagina 35.