ECLI:NL:RBMNE:2023:33

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 januari 2023
Publicatiedatum
9 januari 2023
Zaaknummer
C/16/547937 / HL ZA 22-291
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in incident en hoofdzaak betreffende voorlopige voorzieningen bij verdeling van gemeenschap van goederen na echtscheiding

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 11 januari 2023 een vonnis gewezen in een incident en in de hoofdzaak met betrekking tot de voorlopige voorzieningen bij de verdeling van de gemeenschap van goederen tussen partijen, die gehuwd zijn geweest. Eiseres, aangeduid als [partij I], heeft de rechtbank verzocht om de echtscheiding uit te spreken en de verdeling van de gemeenschap van goederen te bevelen, met benoeming van een notaris. De rechtbank had eerder in 2013 de echtscheiding uitgesproken en de verdeling bevolen, maar de feitelijke verdeling had nog niet plaatsgevonden. De partijen waren het erover eens dat de voormalige echtelijke woning verkocht moest worden, maar er was onenigheid over de wijze van verdeling en de rol van de notaris.

In het incident heeft [partij I] voorlopige voorzieningen gevorderd, waaronder de verplichting voor [partij II] om binnen een bepaalde termijn inboedelgoederen uit de woning te verwijderen en de benodigde sleutels aan [partij I] te verstrekken. [partij II] heeft verweer gevoerd en verklaard bereid te zijn om mee te werken aan het verkoop klaar maken van de woning. De rechtbank heeft geoordeeld dat er voldoende belang is voor [partij I] bij de gevraagde voorzieningen, gezien de noodzaak om de woning snel verkoop klaar te maken. De rechtbank heeft de gevraagde voorzieningen toegewezen, met inachtneming van verruimde termijnen voor [partij II] om zijn goederen te verwijderen en de sleutels te overhandigen.

De rechtbank heeft de proceskosten in het incident gecompenseerd, zodat elke partij de eigen kosten draagt. De hoofdzaak is aangehouden en verwezen naar de rolzitting van 22 februari 2023 voor verdere uitlating van partijen over de verdeling van de gemeenschap van goederen. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. J.M. van Jaarsveld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Lelystad
zaaknummer / rolnummer: C/16/547937 / HL ZA 22-291 / 5340
Vonnis in incident en in de hoofdzaak van 11 januari 2023
in de zaak van
[partij I],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiseres in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. S. Flantua te Lelystad,
tegen
[partij II],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde in de hoofdzaak,
verweerder in het incident,
eiser in reconventie,
advocaat mr. E. Uijt de Boogaardt te Lelystad.
Partijen zullen hierna [partij I] en [partij II] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
­ de dagvaarding tevens houdende de incidentele vordering tot het treffen van voorlopige voorzieningen ex artikel 223 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv);
­ de incidentele conclusie van antwoord tevens de conclusie van antwoord in conventie en eis in reconventie.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.Waar gaat de zaak feitelijk over?

2.1.
Partijen zijn gehuwd geweest in gemeenschap van goederen. [partij I] heeft de rechtbank verzocht de echtscheiding tussen partijen uit te spreken en de verdeling van de gemeenschap van goederen te bevelen, met benoeming van een notaris. Bij beschikking van [2013] van deze rechtbank is de echtscheiding uitgesproken. De rechtbank heeft de verdeling van de gemeenschap van goederen bevolen en heeft – tenzij partijen binnen veertien dagen na vonnisdatum anders overeenkomen – notaris mr. [A] te [plaats 1] (hierna: de notaris) benoemd ten overstaan van wie de verdeling plaatsvindt.
2.2.
De verdeling van de gemeenschap van goederen heeft nog niet plaatsgevonden. Tot de gemeenschap behoort de voormalige echtelijke woning aan de [adres] in [plaats 2] (hierna: de woning). Partijen zijn het erover eens dat de woning verkocht moet worden.
In de hoofdzaak
2.3.
[partij I] heeft in de hoofdzaak – samengevat – gevorderd dat de rechtbank bepaalt de gemeenschap te verdelen volgens de door haar bij dagvaarding gevorderde verdeling, waarbij ze onder andere verkoop van de woning vordert en inschakeling van [makelaarskantoor] te [plaats 1] voor dat doel.
2.4.
Als eerste verweer voert [partij II] dat [partij I] niet-ontvankelijk in haar vorderingen moet worden verklaard, omdat partijen niet eerst geprobeerd hebben tot een verdeling te komen onder leiding van de notaris, terwijl partijen daartoe zijn gehouden volgens de beschikking uit 2013. Het is niet gebleken dat de notaris een proces-verbaal van ‘non-comparitie’ of ‘non-vereniging’ heeft opgemaakt.
2.5.
Verder heeft [partij II] verweer gevoerd tegen de door [partij I] voorgestelde verdeling van de gemeenschap. In reconventie heeft hij verzocht dat de rechtbank bepaalt de gemeenschap te verdelen volgens de door hem voorgestelde verdeling. Ook hij vordert verkoop van de woning en inschakeling van [makelaarskantoor] voor dat doel.
In het incident
2.6.
[partij I] vordert in incident dat de rechtbank de volgende voorlopige voorzieningen ex artikel 223 Rv zal treffen:
­ [partij II] te verplichten om binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis de door hem gewenste inboedelgoederen uit de woning te (doen laten) halen;
­ [partij II] te verplichten binnen 16 dagen na vonnisdatum de benodigde sleutel(s) van de woning aan [partij I] te verstrekken, zodat de woning door [partij I] verkoop klaar gemaakt kan worden met als doel dat de woning door [makelaarskantoor] daadwerkelijk te koop kan worden aangeboden,
­ waarbij voor het verkoop klaar maken het advies van [makelaarskantoor] gevolgd zal worden;
­ op straffe van verbeurte van een dwangsom.
2.7.
[partij I] stelt dat zowel zij als [partij II] belang hebben bij het ontvangen van een zo hoog mogelijke koopsom bij verkoop van de woning. Om dit te realiseren is het volgens [partij I] van belang dat de woning op een korte termijn verkoop klaar is en verkocht kan worden. Zij voert aan dat de hypotheekrente aan het stijgen is en dat mede daardoor minder op koopwoningen wordt overboden. Ook voert zij aan dat de stijgende energiekosten een negatieve invloed op de huizenmarkt hebben. Verder voert [partij I] aan dat, hoewel partijen al in het voorjaar 2022 overeenstemming hadden de woning te verkopen, dit tot op heden nog niet is gebeurd. Dit komt omdat [partij II] vanwege zijn medische toestand niet in staat was de woning gereed te maken voor verkoop. Hij wilde evenmin de sleutel van de woning aan [partij I] afgeven, omdat zijn goederen zich nog in de woning bevonden. [partij II] had voorgesteld dat [partij I] afspraken zou maken met de kinderen over het gereed maken van de woning voor verkoop, maar dat is [partij I] niet gelukt.
2.8.
[partij II] voert verweer en verzoekt de vorderingen in incident af te wijzen. Volgens hem is er geen reden of grondslag voor toewijzing, omdat hij bereid is volledige medewerking te verlenen aan het verkoop klaar maken van de woning. Hij verklaart dat hij ervoor zal zorgen dat de goederen die hij wenst te behouden op korte termijn uit de woning worden gehaald en dat het daarna [partij I] vrij staat de woning verder te ontruimen en schoon en verkoop klaar te maken. Hij zal daartoe [partij I] in het bezit stellen van een sleutel van de woning.

3.De beoordeling

In de hoofdzaak

Ontvankelijkheid [partij I]
3.1.
De rechtbank zal als eerst het niet-ontvankelijkheidsverweer van [partij II] beoordelen.
3.2.
Uit de beschikking van 2013 volgt dat partijen onder leiding van de notaris moeten proberen tot een verdeling van de gemeenschap van goederen te komen. Volgens [partij II] is dit nog niet gebeurd. [partij I] heeft ook niet gesteld en onderbouwd dat partijen dit al hebben geprobeerd. Om die reden gaat de rechtbank ervan uit dat partijen nog niet bij de notaris zijn geweest. Dit betekent dat partijen op grond van de procedure van artikel 677 Rv e.v. zich alsnog eerst bij de notaris moeten melden om te bezien of partijen tot een verdeling van de gemeenschap kunnen komen.
3.3.
Pas nadat de notaris partijen niet kan verenigen en de notaris dat – bij voorkeur – heeft vastgelegd in een proces-verbaal, waarin ook de punten zijn opgenomen waarover partijen wel overeenstemming hebben bereikt, is er weer een rol voor de rechter. Dit volgt uit artikel 678 Rv. Het is de bedoeling van de wet dat partijen tenminste een serieuze poging ondernemen om onder leiding van de notaris tot elkaar te komen.
3.4.
De rechtbank zal [partij I] niet niet-ontvankelijk verklaren in haar vorderingen, omdat partijen nog niet een poging bij de notaris hebben ondernomen. Wel zal de rechtbank de beslissingen op de vorderingen die gaan over de verdeling van de gemeenschap van goederen aanhouden. Dit volgt uit artikel 678 lid 3 Rv. Op grond van dat artikel kan de rechter, zolang geen afschrift van het onder 3.3 bedoelde proces-verbaal is overgelegd, op verlangen van (een van) partijen de zaak aanhouden om de notaris (opnieuw) de gelegenheid te geven om partijen op te roepen. Nu partijen niet eerder bij de notaris zijn geweest en de rechtbank uit de verklaring van [partij II] begrijpt dat hij wenst eerst langs de notaris te gaan, zal de hoofdzaak worden aangehouden om de notaris de gelegenheid te geven partijen op te roepen om te verschijnen en te proberen tot een verdeling te komen.
De griffier zal de notaris een afschrift van de beschikking van [2013] en van deze uitspraak sturen.De zaak zal worden verwezen naar de rolzitting van 22 februari 2023, waarbij partijen zich bij akte kunnen uitlaten over:
of partijen overeenstemming hebben bereikt over de verdeling van de gemeenschap van goederen;
of voor het overleggen van een afschrift van het proces-verbaal van de notaris zoals overwogen onder 3.3 en opgave doen van verhinderdata voor het plannen van een mondelinge behandeling in de hoofdzaak.
3.5.
De rechtbank zal iedere verdere beslissing in de hoofdzaak aanhouden in afwachting van de akte uitlating van partijen, zoals overwogen in alinea 3.4
In het incident
3.6.
De voorlopige voorzieningen die [partij I] vordert in incident gaan niet over de verdeling van de gemeenschap van goederen. Om die reden kan de rechtbank hierover alvast beslissen.
3.7.
De rechtbank stelt vast dat de gevraagde voorlopige voorzieningen samenhangen met de hoofdvordering en gericht zijn op een voorziening die voor de duur van de lopende bodemprocedure kan worden gegeven. Vervolgens moet worden beoordeeld of [partij I] voldoende belang heeft bij haar verzoek en of een afweging van de materiële belangen van partijen de gevraagde voorlopige voorziening rechtvaardigt. Voor toewijzing van een voorlopige voorziening moet de verzoekende partij zodanig belang hebben bij het verzoek dat niet kan worden gevraagd dat de uitkomst van de hoofdzaak wordt afgewacht.
3.8.
Beiden partijen willen de woning verkopen. [partij I] heeft gemotiveerd gesteld dat er een gezamenlijk belang is om de woning zo snel mogelijk gereed te hebben voor de verkoop. Hiervoor is het noodzakelijk dat [partij II] zijn goederen uit de woning haalt en zij nadien een sleutel van de woning ontvangt, zodat zij de woning gereed kan maken. [partij II] heeft niet gesteld welk belang hij heeft bij afwijzing van de gevraagde voorzieningen. Sterker nog, hij heeft verklaard dat hij zijn goederen op korte termijn uit de woning zal (laten) ophalen en de sleutel nadien zal afgeven aan [partij I] . Dit betekent dat toewijzing van de gevraagde voorzieningen [partij II] niet zal schaden in zijn belangen.
3.9.
Hoewel [partij II] heeft toegezegd mee te zullen werken aan het verkoop klaar maken van de woning, is de rechtbank van oordeel dat [partij I] voldoende belang heeft bij toewijzing van de gevraagde voorzieningen en dat dit belang de gevraagde voorzieningen rechtvaardigt. Dit komt omdat inmiddels ruim een maand is verstreken na de toezegging van [partij II] bij antwoord in incident en de rechtbank geen bericht ontvangen heeft dat [partij II] zijn goederen daadwerkelijk uit de woning heeft gehaald en een sleutel van de woning heeft gegeven aan [partij I] . Wel ziet de rechtbank aanleiding de termijnen in de gevraagde voorzieningen te verruimen, omdat het in de rede ligt dat [partij II] hulp nodig heeft bij het ophalen van zijn goederen uit de woning. Met de verruimde termijn, zoals vermeld in het dictum, wordt [partij II] geacht de tijd te hebben de benodigde hulp in te schakelen. De gevorderde dwangsom zal voor deze gevraagde voorzieningen worden toegewezen, omdat tot dusver geen blijk is gegeven van uitvoering van de toegezegde acties. Een dwangsom kan een effectieve prikkel zijn om ervoor te zorgen dat de opgelegde verplichtingen tijdig worden nagekomen.
3.10.
Partijen willen allebei [makelaarskantoor] inschakelen om de verkoop van de woning te begeleiden. Om die reden is het begrijpelijk dat partijen bij het gereed maken van de woning voor de verkoop het advies van deze partij hebben te volgen. Voor dit deel van de vordering wordt geen dwangsom toegewezen, omdat [partij I] deze taak op zich heeft genomen.
Proceskosten
3.11.
Gelet op de onderlinge verhouding tussen partijen, zullen de proceskosten in het incident worden gecompenseerd in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt.

4.De beslissing

De rechtbank
in het incident
4.1.
gebiedt [partij II] om binnen 30 dagen na betekening van dit vonnis de door hem gewenste goederen uit de woning te (doen laten) halen,
4.2.
gebiedt [partij II] om binnen 32 dagen na betekening van dit vonnis de benodigde sleutel(s) van de woning aan [partij I] te verstrekken, zodat de woning door [partij I] gereed kan worden gemaakt voor de verkoop,
4.3.
bepaalt dat bij het gereed maken van de woning voor verkoop het advies van [makelaarskantoor] te [plaats 1] wordt gevolgd,
4.4.
veroordeelt [partij II] om een dwangsom te betalen aan [partij I] van € 100,00 voor iedere dag dat [partij II] niet aan de geboden onder 4.1 en 4.2 voldoet, tot een maximum van € 10.000,- is bereikt,
4.5.
compenseert de proceskosten in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt,
4.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
in de hoofdzaak
4.7.
houdt de zaak aan en verwijst de zaak naar de rol van 22 februari 2023 voor akte uitlating partijen, zoals overwogen onder 3.4.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. van Jaarsveld en in het openbaar uitgesproken op 11 januari 2023.