Beoordeling door de rechtbank
4. De rechtbank beoordeelt de vraag of verweerder volledig op het AVG-verzoek van eiseres heeft beslist door haar enerzijds een overzicht te verstrekken van haar persoonsgegevens en anderzijds door haar een afschrift te geven van enkele documenten. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
5. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Over de wijze van informatieverstrekking
6. Eiseres voert aan dat de wijze waarop de informatieverstrekking door verweerder heeft plaatsgevonden niet voldoet aan het bepaalde in de AVG. Volgens eiseres heeft zij recht op een afschrift van documenten. Zij is doelbewust tegengewerkt door verweerder.
7. De rechtbank overweegt als volgt. Het inzagerecht dat volgt uit artikel 15 van de AVG, beoogt eiseres in staat te stellen zich van de verwerking van haar persoonsgegevens op de hoogte te stellen en de rechtmatigheid daarvan te controleren. De rechtbank benadrukt dat dit verzoek er niet toe kan leiden dat persoonsgegevens worden gecorrigeerd of dat eiseres de beschikking kan krijgen over documenten waarin bepaalde gegevens over haar zijn opgenomen. Daarvoor staan andere wegen open.
8. Persoonsgegevens in een dossier zijn allereerst gegevens met betrekking tot naam, adres en woonplaats. Ook (in combinatie met andere gegevens) tot een persoon herleidbare gegevens kunnen persoonsgegevens zijn.
9. Bij dossiervorming over een persoon zijn – dus – niet alle gegevens in dat dossier zonder meer persoonsgegevens. De rechtbank verwijst in dit verband ook naar de zeer recente uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 1 februari 2023, waarin in het daar aan de orde zijnde geval het volgende wordt overwogen:
“De rechtbank heeft in de tussenuitspraak terecht overwogen dat een recht van inzage iets anders is dan een recht van toegang tot bestuurlijke documenten. Zoals volgt uit de uitspraak van 3 maart 2021, is de verwerkingsverantwoordelijke niet gehouden een afschrift van de onderliggende documenten te verstrekken, mits voldaan is aan het doel van artikel 15 van de AVG. Aan dit doel is voldaan, nu [appellant] ook zonder inzage in de gehele documenten zich op de hoogte heeft kunnen stellen van de persoonsgegevens en deze heeft kunnen controleren op rechtmatigheid.”.
10. In dit geval heeft verweerder bij het besluit van 7 juni 2022 in vijf bijlagen de bij hem aanwezige en door hem verwerkte persoonsgegevens van eiseres aan haar toegestuurd. Verweerder heeft dit gedaan in de vorm van een overzicht van alle persoonsgegevens die verweerder van eiseres verwerkt in de context van het BIG-register en van alle andere informatie die op grond van artikel 15 van de AVG verstrekt dient te worden. Daarnaast heeft verweerder aan eiseres een viertal documenten waarin persoonsgegevens van eiseres zijn verwerkt, in hun geheel als bijlagen bij het besluit verstrekt. Verweerder deed dit omdat in deze documenten een groot aantal persoonsgegevens stonden, verspreid over het gehele stuk, waardoor opname daarvan in een overzicht niet overzichtelijk zou zijn. Hiermee heeft verweerder de inzage verstrekt in verwerkte persoonsgegevens zoals de AVG voorschrijft. Verweerder heeft in het besluit en het verweerschrift toegelicht dat op grond van de AVG geen recht bestaat op verstrekking van een afschrift van documenten. Het recht op inzage van persoonsgegevens betekent niet dat de betrokkene zonder meer recht heeft op inzage in of kopieën van de stukken of bestanden als zodanig als daarin persoonsgegeven zijn opgenomen. Wel bestaat het recht op een overzicht van alle persoonsgegevens. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat de aan haar verstrekte persoonsgegevens onvoldoende inzichtelijk zijn. Verweerder was dus niet gehouden de onderliggende niet verstrekte documenten aan eiseres te verstrekken. Van het doelbewust tegenwerken van eiseres is in het geheel niet gebleken. De beroepsgrond slaagt niet.
Persoonsgegevens niet volledig verstrekt
11. Voorts voert eiseres aan dat verweerder niet alle over haar aanwezige persoonsgegevens heeft verstrekt en dat verweerder documenten en persoonsgegevens heeft weggemoffeld. Zo heeft verweerder nimmer een gedagtekend verzoek tot uitschrijving in het specialistenregister door de Registratiecommissie Geneeskundig Specialisten (RGS) met eiseres gedeeld, terwijl dit wel had gemoeten. Daarnaast zijn er nog meer verwerkte persoonsgegevens van eiseres weggemoffeld of doelbewust niet vermeld in het dossier. In dit kader noemt zij (opnames van) de telefoongesprekken met anderen (voormalig werkgevers) en de telefoonnotities hiervan over de doorhaling van haar registratie in 2021. Deze voorbeelden tonen volgens eiseres aan dat niet alle persoonsgegevens met haar zijn gedeeld.
12. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling volgt dat indien een betrokkene aangeeft dat er méér persoonsgegevens verwerkt moeten zijn dan door het bestuursorgaan is aangegeven, het eerst aan het bestuursorgaan is om onderzoek naar die persoonsgegevens te doen en niet ongeloofwaardig moet mededelen dat er niet meer persoonsgegevens zijn. Indien het bestuursorgaan hierin is geslaagd, is het aan de betrokkene om aannemelijk te maken dat er wel meer persoonsgegevens verwerkt moeten zijn.
13. Verweerder heeft toegelicht dat, waar en hoe hij alle persoonsgegevens heeft verzameld die betrekking hebben op eiseres. Het privacyteam van het CIBG heeft bij verschillende afdelingen, waarvan aannemelijk was dat persoonsgegevens van eiseres zouden zijn verwerkt, uitvraag gedaan. Een daarvan is de afdeling Publieke Knooppunten en Registers geweest, waar het BIG-register wordt beheerd. De BIG-adviseurs hebben gezocht in het dossier van eiseres in het automatiseringssysteem van het BIG-register (Zorro). Verder is uitvraag gedaan bij de afdeling Bestuurlijke en Juridische Zaken. Daar is gezocht in e-mailboxen en in de digitale dossiers. Tot slot is uitvraag gedaan bij de afdeling Klant en Contact. Deze afdeling heeft gezocht in het Klant- en Contactsysteem. Er is ook specifiek gezocht naar mogelijke opnamen van telefoongesprekken. Naar bandopnamen wordt gezocht aan de hand van de melding in het KCC-systeem (Clientèle). Uit de Clientèle- melding kan worden afgeleid wanneer het gesprek precies heeft plaatsgevonden, voor welk product van het CIBG en met welke medewerker.
14. De rechtbank is van oordeel dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat er meer gegevens van haar bij verweerder aanwezig moeten zijn. Er is ook verder geen reden om aan te nemen dat het door verweerder verstrekte overzicht niet compleet is. De door verweerder in het verweerschrift uiteengezette zoekslag geeft daar ook geen aanleiding toe. Met die uitleg heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank niet ongeloofwaardig meegedeeld dat er niet meer persoonsgegevens zijn. Het is dan vervolgens aan eiseres om aannemelijk te maken dat er wel meer persoonsgegevens van haar verwerkt moeten zijn. Dit heeft zij in haar beroepschrift niet gedaan.
15. Ter zitting heeft eiseres nog aangevoerd dat zij (de gegevens uit) een brief over de doorhaling van haar registratie in het register mist. In die brief zou haar zijn medegedeeld dat die doorhaling met ingang van 1 december 2021 zou zijn, in plaats van de eerder aangekondigde datum van 10 mei 2021. Eiseres heeft deze stelling over het bestaan van deze brief op geen enkele wijze onderbouwd. Daarmee heeft eiseres naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk gemaakt dat er wat betreft de datum van doorhaling van specialisme meer of andere gegevens beschikbaar zouden moeten zijn bij verweerder.
16. Dat er volgens eiseres opnames van telefoongesprekken zijn gewist, heeft zij ook niet aannemelijk gemaakt. Ter zitting heeft verweerder nader toegelicht dat na de coronapandemie en misschien daarvoor telefoongesprekken werden opgenomen, maar dat deze opnames niet langer dan drie maanden worden bewaard. Deze mededeling komt de rechtbank niet ongeloofwaardig voor. Over de opgenomen telefoongesprekken en telefoonnotities heeft verweerder verder uitgelegd met wie deze informatie is gedeelden eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat er gesprekken met haar werkgevers zijn gevoerd en dat daarbij persoonsgegevens zijn verwerkt die verweerder vrij had moeten geven.
17. Dat eiseres ter zitting heeft betoogd dat de ingangsdatum van haar specialisme januari 2005 moet zijn in plaats van juni 2005 heeft eiseres eveneens niet aannemelijk gemaakt.
18. Tot slot heeft eiseres verwezen naar een e-mail van 30 maart 2016 van een medewerker van de Health Practioner Alert Notice, gericht aan [A] van het [instelling] , waarover eiseres ter zitting heeft toegelicht dat zij daar werkzaam was en dat het SAR-nummer onderaan die e-mail betrekking op haar heeft. Volgens eiseres is dit een alert van het Informatiesysteem Interne Markt (IMI).
19. Verweerder heeft hierover op zitting gezegd dat dit geen bewijs oplevert voor plaatsing van eiseres op een zwarte lijst, zoals zij beweert. Niet aangetoond is dat het SAR-nummer onder aan de e-mail aan eiseres te koppelen is dan wel wat de inhoud van de onderliggende encrypted e-mail is geweest. Ook is deze e-mail geen bewijs dat er communicatie is geweest tussen dit ziekenhuis en het CIBG. Over het NCAS, waar de afzender van de e-mail blijkbaar voor werkt, heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat dit een organisatie betreft die te beschouwen is als een ‘alert system’ binnen het Verenigd Koninkrijk. Hieruit volgt niet, zoals eiseres stelt, dat in het kader van het IMI, wat een Europees systeem is, meldingen zijn gedaan over eiseres aan verweerder.
20. De rechtbank kan verweerder volgens in deze redenering. Eiseres heeft op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt dat dit over haar gaat en dat op basis van deze e-mail persoonsgegevens over haar zijn verwerkt door het CIBG.
21. Dat het besluit in strijd zou zijn met D.16 onder 4 van het Kaderbesluit van het College Geneeskundige Specialismen, zoals eiseres ter zitting tenslotte nog heeft aangevoerd, is niet relevant voor de beoordeling van deze zaak.