ECLI:NL:RBMNE:2023:3289

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 juli 2023
Publicatiedatum
4 juli 2023
Zaaknummer
UTR_23_447
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Leges voor omgevingsvergunning; onterecht opgelegde aanslag

In deze zaak heeft eiser op 29 augustus 2019 een omgevingsvergunning aangevraagd bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zeist voor het plaatsen van brandcompartimenteringswanden en het intern wijzigen van een pand ten behoeve van zes woonappartementen. De eerste vergunningaanvraag werd op 1 november 2019 door het college niet in behandeling genomen. Eiser diende vervolgens op 17 oktober 2019 een tweede aanvraag in voor het aanbrengen van een nieuwe vloer in hetzelfde pand, welke werd goedgekeurd. Eiser maakte bezwaar tegen de afwijzing van de eerste aanvraag, wat op 13 juli 2021 gegrond werd verklaard. Echter, de heffingsambtenaar weigerde de eerste aanvraag op 30 juli 2021, omdat het bouwplan niet voldeed aan de regelgeving. Op 31 augustus 2021 legde de heffingsambtenaar een aanslag leges op van € 387,- voor de behandeling van de eerste aanvraag. Eiser maakte bezwaar tegen deze aanslag, maar dit werd op 8 december 2022 ongegrond verklaard, waarna eiser beroep instelde.

De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is. De rechtbank stelt vast dat de leges verschuldigd zijn voor het in behandeling nemen van de aanvraag, ongeacht de uitkomst. De rechtbank wijst erop dat de vraag of de gemeente onrechtmatig heeft gehandeld in de vergunningsprocedure niet van invloed is op de legesverplichting. Eiser krijgt het griffierecht niet terug, omdat de aanslag leges terecht is opgelegd. De uitspraak is gedaan door mr. Y.N.M. Rijlaarsdam op 4 juli 2023.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/447

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 juli 2023 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht(de heffingsambtenaar), verweerder
(gemachtigde: mr. P.E. Boersma).

Inleiding

1.1.
Eiser heeft op 29 augustus 2019 een omgevingsvergunning bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zeist (het college) aangevraagd voor het plaatsen van brandcompartimenteringswanden en het intern wijzigen van het pand aan de [adres] in [plaats] (het pand) ten behoeve van de realisatie van zes woonappartementen (de eerste vergunningaanvraag).
1.2.
Op 17 oktober 2019 heeft eiser een andere omgevingsvergunning aangevraagd (de tweede vergunningsaanvraag) voor het verwijderen van de bestaande houten vloer en het aanbrengen van een nieuwe PS isolatievloer in hetzelfde pand.
1.3.
Op 1 november 2019 heeft het college besloten om de eerste vergunningaanvraag op grond van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet in behandeling te nemen.
1.4.
In een besluit van 12 november 2019 heeft de heffingsambtenaar de tweede vergunningaanvraag toegewezen en eiser een omgevingsvergunning verleend voor het wijzigen van de vloer in het pand.
1.5.
Eiser heeft op 13 december 2019 bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van de eerste vergunningaanvraag voor het plaatsen van wanden in en het intern wijzigen van het pand. Bij beslissing op bezwaar van 13 juli 2021 is dit bezwaar gegrond verklaard.
1.6.
In een besluit van 30 juli 2021 heeft de heffingsambtenaar de eerste vergunningaanvraag afgewezen omdat het bouwplan niet voldoet aan de wettelijke regelgeving.
1.7.
In een beschikking van 31 augustus 2021 (het primaire besluit) heeft de heffingsambtenaar aan eiser een aanslag leges opgelegd voor een bedrag van € 387,-. De heffingsambtenaar heeft de leges opgelegd voor het in behandeling nemen van de eerste vergunningaanvraag. De leges voor bouwactiviteiten bedragen € 516,-. Omdat de omgevingsvergunning is geweigerd is hier € 129,- op in mindering gebracht.
1.8.
Eiser heeft op 10 september 2021 bezwaar gemaakt tegen zowel de weigering van de omgevingsvergunning als de aanslag leges.
1.9.
Met een besluit van 8 december 2022 heeft de heffingsambtenaar het bezwaar tegen de aanslag leges ongegrond verklaard. De aanslag leges blijft gehandhaafd.
1.10.
Eiser heeft hiertegen vervolgens beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
1.11.
Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden op 22 juni 2023. Eiser is niet op de zitting verschenen. De heffingsambtenaar heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Beoordeling van het geschil
2. De rechtbank stelt voorop dat het in deze beroepszaak niet gaat over de weigering van de omgevingsvergunning, maar enkel om de aanslag leges die aan eiser is opgelegd voor de behandeling van de eerste vergunningsaanvraag. In geschil is de vraag of de heffingsambtenaar terecht leges aan eiser heeft opgelegd.
3. Eiser voert aan dat de heffingsambtenaar hem ten onrechte leges heeft opgelegd. De heffingsambtenaar heeft eiser gedwongen tot het doen van een andere vergunningaanvraag door het bezwaar tegen de niet-in-behandeling-neming van de eerste vergunningaanvraag lang te laten liggen. Het alsnog in behandeling nemen van de eerste aanvraag, nadat de tweede aanvraag is toegewezen, is volgens eiser in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, in het bijzonder het redelijkheidsbeginsel en het zorgvuldigheidsbeginsel.
4. De rechtbank geeft eiser geen gelijk. Eiser heeft een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor het plaatsen van brandcompartimenteringswanden in en het intern wijzigen van het pand ten behoeve van de realisatie van zes woonappartementen. Dat is het belastbare feit. De leges zijn verschuldigd voor het in behandeling nemen van deze aanvraag, ongeacht de uitkomst van de beoordeling hiervan. De omstandigheid dat eiser zich door tijdsverloop genoodzaakt voelde om een andere omgevingsvergunning aan te vragen, maakt dat niet anders.
5. Eiser vindt dat de gemeente onrechtmatig heeft gehandeld en verzoekt daarom om een schadevergoeding. De rechtbank overweegt dat de vraag of sprake is van onrechtmatig handelen in de vergunningsprocedure aan de orde zou kunnen zijn in een bezwaar- of beroepsprocedure tegen de weigering van de omgevingsvergunning, maar niet van invloed is op de vraag of eiser leges is verschuldigd.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de heffingsambtenaar terecht aan eiser een aanslag leges heeft opgelegd voor een bedrag van € 387,-. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Y.N.M. Rijlaarsdam, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.M.T. Bouwman, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 4 juli 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.