Op 14 april, 27 mei en 21 juni 2021 zijn er brandstichtingen gepleegd waarbij voertuigen van de benadeelden volledig zijn uitgebrand. De rechtbank moest vaststellen of de verdachte betrokken was bij deze branden. Uit het procesdossier blijkt dat er camerabeelden zijn waarop meerdere personen te zien zijn, maar de verdachte is niet herkenbaar. De rechtbank concludeert dat er onvoldoende bewijs is om de verdachte als pleger of medepleger van de brandstichtingen aan te merken. De verdachte wordt vrijgesproken van de feiten 1, 2 en 3, omdat er geen wettig en overtuigend bewijs is dat zijn rol substantieel genoeg was. De benadeelde partijen hebben schadevergoeding gevorderd, maar omdat de verdachte is vrijgesproken, worden zij niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen. De rechtbank benadrukt de impact van de brandstichtingen op de benadeelden, maar kan de schade niet toewijzen aan de verdachte.