ECLI:NL:RBMNE:2023:324

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
31 januari 2023
Publicatiedatum
30 januari 2023
Zaaknummer
22/2894
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • I.A.M. van Boetzelaer-Gulyas
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van eiseres in het kader van de Wet WIA

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiseres tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) behandeld. Eiseres, die als zorgmanager werkte, heeft een WIA-uitkering aangevraagd na uitval door ziekte. Het Uwv heeft haar arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 48,05%, maar na bezwaar is dit percentage verhoogd naar 49,92%. Eiseres is het niet eens met deze beoordeling en heeft beroep ingesteld. De rechtbank heeft het beroep op 22 december 2022 behandeld, waarbij zowel eiseres als de gemachtigde van het Uwv aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid terecht heeft vastgesteld. De rechtbank stelt vast dat het medisch onderzoek door de verzekeringsartsen zorgvuldig is uitgevoerd en dat de rapporten voldoen aan de vereisten van zorgvuldigheid, begrijpelijkheid en consistentie. Eiseres heeft niet voldoende bewijs geleverd dat de medische beoordeling onjuist is. De rechtbank concludeert dat de extra beperkingen die door de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn vastgesteld, passend zijn en dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de geschiktheid van de geduide functies. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor vergoeding van griffierecht of proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/2894

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 januari 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. A.M.P.M. Adank),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(het Uwv)
(gemachtigde: S.N. Westmaas-Kanhai).

Inleiding

1. Met het besluit van 2 september 2021 (het primaire besluit) heeft het Uwv bepaald dat eiseres met ingang van 30 juli 2021 recht heeft op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), omdat zij 48,05% arbeidsongeschikt is.
1.1.
Met de beslissing op bezwaar van 10 mei 2022 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van eiseres gegrond verklaard, de mate van arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 49,92% en aan eiseres medegedeeld dat de hoogte van de WIA-uitkering niet wijzigt.
1.2.
Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 22 december 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres en haar gemachtigde en de gemachtigde van het Uwv.

Beoordeling door de rechtbank

2. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het besluit van het Uwv op haar aanvraag om een WIA-uitkering. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. Het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Feiten
4. Eiseres heeft gewerkt als zorgmanager voor 35,86 uur per week. Zij is per 23 juli 2019 uitgevallen. Vervolgens heeft eiseres per einde van de wachttijd een WIA-uitkering aangevraagd. Volgens het Uwv heeft eiseres recht op een WIA-uitkering omdat zij per 30 juli 2021 48,05% arbeidsongeschikt is. Eiseres kan zich niet in deze beoordeling vinden en heeft hiertegen bezwaar gemaakt. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft naar aanleiding van dit bezwaar aanvullende beperkingen aangenomen. Vervolgens heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (deels nieuwe) functies geduid en het arbeidsongeschiktheidspercentage op 49,92 vastgesteld.
Het geschil
5. In geschil is de vraag of het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres in de zin van de Wet WIA terecht met ingang van 30 juli 2021 heeft vastgesteld op 49,92%.
Beoordelingskader
6. Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het Uwv besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen. Die rapporten moeten dan wel aan drie voorwaarden voldoen. De rapporten:
- zijn op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen;
- bevatten geen tegenstrijdigheden;
- zijn voldoende begrijpelijk.
Het is aan eiseres om aan te voeren en zo nodig aannemelijk te maken dat rapporten niet aan de drie voorwaarden voldoen of dat de medische beoordeling niet klopt. Om aannemelijk te maken dat de medische beoordeling onjuist is, is in beginsel een rapport van een arts of medisch behandelaar noodzakelijk.
Zorgvuldigheid van het medisch onderzoek
7. De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek voldoende zorgvuldig is geweest. De primaire verzekeringsarts heeft eiseres gesproken op een telefonisch spreekuur. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het dossier en de door eiseres in bezwaar overgelegde medische gegevens bestudeerd. Dat eiseres op de zitting aangeeft dat het Uwv informatie bij haar psycholoog had moeten opvragen, volgt de rechtbank dan ook niet. Eiseres heeft immers zelf tijdens de bezwaarprocedure medische informatie van GZ-psycholoog Feldmann en een MRI-scan uit 2019 ingebracht die de verzekeringsarts bezwaar en beroep in zijn beoordeling heeft meegenomen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft verder eiseres op de hoorzitting en aansluitend op een fysiek spreekuur gezien. Niet gesteld of gebleken is dat bij de beoordeling van de medische situatie op 30 juli 2021 door de verzekeringsarts bezwaar en beroep informatie is gemist.
Medische beoordeling
8. Eiseres stelt zich op het standpunt dat zij niet is hersteld en dat zij meer tijd nodig heeft om aan haar herstel te werken. Zij heeft meer psychische beperkingen en heeft zich weer ziek heeft gemeld omdat zij op haar werk te veel druk ervaarde. Eiseres verwijst naar het door haar in beroep overgelegde brief van GZ-psycholoog B. Wachters van 3 oktober 2022.
8.1.
De beroepsgrond slaagt niet. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 4 mei 2022 de klachten van eiseres beschreven. Hij heeft aangegeven dat eiseres meer beperkingen ten aanzien van persoonlijk en sociaal functioneren heeft dan de primaire verzekeringsarts heeft vastgesteld. Zo is eiseres beperkt te achten voor al te stressvolle omstandigheden, zoals een hoog handelingstempo en verhoogd persoonlijk risico vanwege medicatie en kans op paniekaanvallen, maar ook kans op uitvalsverschijnselen. Werken op hoogtes en situaties waarin heel snel gereageerd moet worden, zijn niet passend. Ook heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep beperkingen voor conflicthantering en, vanwege het medicatiegebruik, voor beroepsmatig autorijden aangenomen. Daarnaast heeft hij vanwege de klachten van nek, schouders en armen als gevolg van de hernia zwaardere beperkingen vastgesteld, namelijk voor tillen en dragen. Ook is er een beperking voor gebogen werken en het hoofd in een bepaalde stand houden. Langdurig naar beneden of omhoog kijken moet worden vermeden. De extra beperkingen heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in de functionele mogelijkhedenlijst (FML) van 4 mei 2022 opgenomen. Hij heeft geen aanleiding gezien voor het aannemen van een urenbeperking omdat er bij eiseres geen sprake is van een beperking op basis van beschikbaarheid, preventie of energetische gronden.
8.1.1.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep concludeert in het rapport van 16 december 2022 verder dat er op of rond 30 juli 2021 geen sprake is van ernstigere psychopathologie. Volgens hem beschrijft de GZ-psycholoog Wachters in haar brief van 3 oktober 2022 de huidige klachten van eiseres. Zij heeft zich begin 2022 bij de psycholoog gemeld met recidief angst en paniekklachten. In haar brief geeft de GZ-psycholoog ook aan dat het in het voorjaar van 2022 redelijk goed ging met eiseres. Dat is volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep ook het moment waarop hij eiseres heeft gezien. De toename van klachten vallen volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep dan ook buiten de omvang van het geding.
8.1.2.
Gelet op het voorgaande volgt de rechtbank de conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Hij heeft inzichtelijk en overtuigend gemotiveerd waarom de vastgestelde beperkingen passend zijn voor eiseres. De klachten die eiseres ervaart, vormen geen toereikende grondslag voor het aannemen van meer of verdergaande beperkingen op 30 juli 2021.
Arbeidsdeskundige beoordeling
9. Tegen de arbeidskundige beoordeling heeft eiseres geen specifieke beroepsgronden naar voren gebracht. Nu de medische gronden niet slagen en de rechtbank de medische beoordeling als uitgangspunt neemt, bestaat er geen aanleiding om te twijfelen aan de geschiktheid van de geduide functies. Eiseres moet dan ook in staat worden geacht de geduide functies te kunnen verrichten.
Conclusie en gevolgen
10. Dit betekent dat het Uwv terecht de mate van arbeidsongeschiktheid per 30 juli 2021 heeft bepaald op 49,92%. Het bestreden besluit kan stand houden.
11. Het beroep is ongegrond. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.A.M. van Boetzelaer-Gulyas, rechter, in aanwezigheid van J. Fagel, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 31 januari 2023.
griffier
rechter
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.