In deze zaak heeft eiser, die een bijstandsuitkering ontvangt op grond van de Participatiewet, een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand ter compensatie van het wegvallen van het kindgebondenbudget en de kinderbijslag, nadat zijn zoon meerderjarig werd. De aanvraag werd door het dagelijks bestuur van Ferm Werk afgewezen, en eiser heeft hiertegen beroep ingesteld. De rechtbank heeft het beroep op 23 mei 2023 behandeld, waarbij zowel eiser als de gemachtigde van verweerder aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat de afwijzing van de aanvraag voor bijzondere bijstand terecht is. Volgens de Participatiewet kan bijzondere bijstand alleen worden verleend voor noodzakelijke kosten die zijn ontstaan door bijzondere omstandigheden. Eiser heeft aangevoerd dat het wegvallen van het kindgebondenbudget en de kinderbijslag een bijzondere omstandigheid vormt, maar de rechtbank stelt vast dat dit niet het geval is. Het feit dat de zoon van eiser meerderjarig is geworden, is een algemene situatie die voor alle ouders geldt en vormt geen grond voor bijzondere bijstand.
Daarnaast heeft eiser een vergelijking gemaakt met Oekraïense vluchtelingen die leefgeld ontvangen. De rechtbank concludeert dat deze vergelijking niet opgaat, omdat de situaties niet vergelijkbaar zijn. Eiser heeft geen recht op bijzondere bijstand voor algemene noodzakelijke kosten van bestaan, en de rechtbank wijst ook het verzoek om schadevergoeding af. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de afwijzing van de aanvraag voor bijzondere bijstand.