ECLI:NL:RBMNE:2023:3214

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 juni 2023
Publicatiedatum
3 juli 2023
Zaaknummer
10503004 UE VERZ 23-146 LvdH/1470
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatig ontslag op staande voet en vorderingen tot loonbetaling en vergoedingen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 30 juni 2023 uitspraak gedaan in een verzoekschriftprocedure tussen [verzoekster] en [werkgever]. [Verzoekster] is op 1 september 2022 in dienst getreden bij [werkgever] voor 13 uur per week. Na een ziekmelding op 6 januari 2023 heeft [verzoekster] geen loon ontvangen over januari en februari 2023, wat leidde tot een kort geding. Op 1 april 2023 heeft [werkgever] [verzoekster] op staande voet ontslagen. [Verzoekster] heeft in deze procedure verzocht om betaling van achterstallig loon, vakantiegeld, transitievergoeding, gefixeerde schadevergoeding en een billijke vergoeding. De kantonrechter heeft vastgesteld dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig was, omdat [werkgever] geen dringende redenen heeft aangetoond en het ontslag niet onverwijld is gegeven. De kantonrechter heeft de vorderingen van [verzoekster] toegewezen, inclusief een billijke vergoeding van € 10.322,17 bruto, en heeft [werkgever] veroordeeld in de proceskosten. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 10503004 UE VERZ 23-146 LvdH/1470
Beschikking van 30 juni 2023
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats ] ,
verder ook te noemen [verzoekster] ,
verzoekende partij,
gemachtigde: mr. N.M. Fakiri,
tegen:
[verweerster] , tevens handelend onder de naam [werkgever],
wonende te [woonplaats ] ,
verder ook te noemen [werkgever] ,
verwerende partij,
niet verschenen.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
[verzoekster] heeft op 9 mei 2023 een verzoekschrift, met 13 producties, ingediend. Van de zijde van [werkgever] is geen verweerschrift ontvangen.
1.2.
Op 23 juni 2023 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. Daarbij is [verzoekster] verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Namens [werkgever] is niemand verschenen. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de gemachtigde van [verzoekster] een afschrift van de deurwaarder overgelegd, waaruit volgt dat zowel het verzoekschrift als de oproep voor de mondelinge behandeling bij de rechtbank op het van [werkgever] bekende adres zijn betekend.
1.3.
De kantonrechter heeft aan [verzoekster] meegedeeld dat een beslissing zal worden genomen op het ingediende verzoek op basis van de beschikbare stukken.
1.4.
Na afloop van de mondelinge behandeling ontving de griffie een verzoek van [werkgever] tot aanhouding van de mondelinge behandeling. Door de griffie is aan [werkgever] bericht dat dit verzoek te laat is gedaan, dat de zaak al inhoudelijk buiten de aanwezigheid van [werkgever] is behandeld en dat spoedig op het verzoek zal worden beslist.

2.Waar gaat de zaak over?

2.1.
[verzoekster] is op 1 september 2022 in dienst getreden van [werkgever] . De arbeidsduur van [verzoekster] bedroeg 13 uur per week tegen een uurloon van € 10,50 bruto exclusief emolumenten.
2.2.
[verzoekster] heeft zich op 6 januari 2023 ziekgemeld.
2.3.
Over de maanden januari en februari 2023 heeft [verzoekster] haar loon niet ontvangen. Ze heeft hiervoor een kort geding procedure aanhangig gemaakt, waarbij [werkgever] kort voor aanvang van de mondelinge behandeling van het kort geding het achterstallig loon over de maanden januari en februari 2023 alsnog heeft betaald. [werkgever] is bij de mondelinge behandeling van het kort geding niet verschenen.
2.4.
Op 1 april 2023 heeft [werkgever] [verzoekster] op staande voet ontslagen.
2.5.
Het loon over de maand maart 2023 heeft [verzoekster] niet ontvangen. Ook een uitbetaling van de niet-genoten vakantiedagen en vakantiegeld over de periode tot 1 april 2023 heeft niet plaatsgevonden. In deze procedure verzoekt [verzoekster] uitbetaling van deze bedragen. Ook maakt zij aanspraak op betaling van de transitievergoeding, de gefixeerde schadevergoeding en een billijke vergoeding.

3.De beoordeling

3.1.
[verzoekster] stelt zich op het standpunt dat het aan haar gegeven ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is gegeven. Zij verzoekt echter geen vernietiging van het gegeven ontslag op staande voet, omdat zij niet wenst terug te keren naar [werkgever] . Ze berust dan ook in het einde van de arbeidsovereenkomst per 1 april 2023. Wel wenst zij een oordeel over de rechtsgeldigheid van het gegeven ontslag op staande voet.
Het ontslag op staande voet is niet rechtsgeldig gegeven
3.2.
Namens [verzoekster] zijn de redenen die aan het ontslag op staande voet ten grondslag zijn gelegd gemotiveerd betwist. Tevens is aangevoerd dat de redenen geen dringende redenen zijn als bedoeld in artikel 7:678 lid 1 BW en is aangevoerd dat het ontslag op staande voet niet onverwijld is gegeven.
3.3.
Van een rechtsgeldig ontslag op staande voet is sprake wanneer zich een dringende reden voordoet en die dringende reden ook onverwijld is meegedeeld. Volgens [verzoekster] zijn er aan het ontslag geen dringende redenen ten grondslag gelegd. [werkgever] is in deze procedure niet verschenen en heeft deze stelling van [verzoekster] dan ook niet weersproken. Uit de stukken blijkt wel dat [werkgever] allerlei mogelijke redenen voor het ontslag heeft genoemd, maar het is [werkgever] die bij betwisting van de dringende redenen deze moet onderbouwen. Dat is niet gebeurd. Nu ook uit de overige stukken niet is gebleken van een dringende reden, is de kantonrechter van oordeel dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is gegeven. De onverwijldheid van het gegeven ontslag kan verder onbesproken blijven.
Loon over de maand maart 2023
3.4.
[verzoekster] vordert een bedrag aan loon over de maand maart van € 656,83 bruto. Dit bedrag heeft zij als volgt berekend: voor de arbeidsduur van 13 uren per week gaat zij uit van een uurloon van € 11,75 bruto, zijnde het minimum uurloon te vermenigvuldigen met 4,3 werkweken in maart.
3.5.
Dit alles is door [werkgever] niet betwist, zodat de kantonrechter uitgaat van de juistheid van het niet hebben ontvangen van het loon over maart 2023 en de juistheid van de berekening. De vordering kan worden toegewezen. Ditzelfde geldt voor de verzochte wettelijke verhoging.
Vakantiegeld en vakantiedagen
3.6.
[verzoekster] verzoekt [werkgever] te veroordelen tot betaling aan haar van een bedrag van € 367,83 bruto aan vakantiebijslag en € 356,53 bruto aan niet-genoten vakantiedagen over de periode van september 2022 tot en met maart 2023. Deze verzochte bedragen kunnen als niet weersproken worden toegewezen.
D wettelijke verhoging wordt niet toegewezen, nu dit verzoek ontbreekt in het petitum van het verzoekschrift.
Transitievergoeding
3.7.
[verzoekster] verzoekt aan haar t een transitievergoeding van € 138,51 bruto toe te wijzen. Op grond van artikel 7:673 lid 7, onderdeel c, BW is de transitievergoeding niet verschuldigd als het eindigen van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van het ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer. Dat hiervan sprake zou zijn, is niet gebleken. De verzochte transitievergoeding kan dan ook worden toegewezen.
Vergoeding wegens onregelmatige opzegging
3.8.
[verzoekster] heeft verder verzocht haar een gefixeerde schadevergoeding toe te kennen, bestaande uit het loon over de termijn dat de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging had behoren voort te duren. Deze vergoeding komt volgens [verzoekster] neer op een bedrag van € 656,83 bruto, zijnde het bruto loon over één maand.
3.9.
Dit verzochte bedrag kan als niet weersproken worden toegewezen.
Billijke vergoeding
3.10.
Voor toekenning van een billijke vergoeding is vereist dat werkgever ernstig verwijtbaar heeft gehandeld of nagelaten. Aan dit vereiste is al voldaan, als de werkgever de voor een rechtsgeldig ontslag geldende voorschriften niet heeft nageleefd. Een niet rechtsgeldig ontslag op staande voet is dus als zodanig al ernstig verwijtbaar, omdat dan is opgezegd in strijd met artikel 7:671 BW. Omdat het ontslag op staande voet door [werkgever] niet rechtsgeldig is, kan het verzoek van [verzoekster] om toekenning van een billijke vergoeding worden toegewezen.
3.11.
[werkgever] heeft haar verplichtingen als werkgever in ernstige mate geschonden. De aan [verzoekster] toegedichte redenen voor het ontslag leveren geen dringende redenen op voor het ontslag op staande voet. De kantonrechter kan zich goed voorstellen dat [verzoekster] door het ontslag in diskrediet is gebracht. Daar komt bij dat [werkgever] - zonder enige feitelijke en/of rechtsgrond - [verzoekster] diverse malen heeft bestookt met geldvorderingen wegens vermeende schending van verschillende voorschriften. Uit de mondelinge behandeling is gebleken dat [verzoekster] zeer is geraakt door deze handelswijze van [werkgever] en dat haar gezondheid hieronder geleden heeft
3.12.
Gelet op al deze omstandigheden acht de kantonrechter de verzochte billijke vergoeding van € 10.322,17 bruto redelijk en zal zij deze toewijzen.
Proceskosten
3.13.
[werkgever] zal als de in het ongelijke gestelde partij in de kosten van de procedure worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [verzoekster] worden begroot op:
- dagvaarding € 103,38
- griffierecht € 86,00
- salaris gemachtigde €
793,00
Totaal € 982,38
De over de proceskosten verzochte wettelijke rente kan worden toegewezen.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
veroordeelt [werkgever] tot betaling aan [verzoekster] van:
- een bedrag van € 656,83 bruto voor het loon over maart 2023, te verhogen met de wettelijke verhoging als bedoeld in artikel 7:625 BW tot een maximum van 50%;
- een bedrag van € 367,83 bruto aan vakantiebijslag over de periode van september 2022 tot en met maart 2023;
- een bedrag van € 356,53 bruto aan niet-genoten vakantiedagen;
- een bedrag van € 138,51 bruto aan transitievergoeding;
- een bedrag van € 656,83 bruto aan vergoeding wegens onregelmatige opzegging;
- een bedrag van € 10.322,17 bruto aan billijke vergoeding;
4.2.
veroordeelt [werkgever] in de proceskosten, aan de zijde van [verzoekster] , tot op heden begroot op € 982,38, waarvan € 793,00 aan salaris gemachtigde, te voldoen binnen 14 dagen na de datum van deze beschikking, bij gebreke waarvan voormeld bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na de datum van deze beschikking tot de dag van volledige betaling;
4.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
4.4.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. Y.M. Vanwersch, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 30 juni 2023.