ECLI:NL:RBMNE:2023:3211

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 juni 2023
Publicatiedatum
1 juli 2023
Zaaknummer
C/16/536290 / HA ZA 22-183
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van het economisch eigendom van de echtelijke woning na echtscheiding

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 28 juni 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een man en een vrouw over de verdeling van het economisch eigendom van hun echtelijke woning na hun echtscheiding. Partijen zijn op [2005] in algehele gemeenschap van goederen gehuwd en zijn in [2019] gescheiden. De vrouw heeft een woning van haar vader verkregen, maar de juridische eigendomsoverdracht heeft nooit plaatsgevonden. De man vordert dat de vrouw meewerkt aan de verkoop van de woning, terwijl de vrouw primair tot niet-ontvankelijkheid van de man concludeert en subsidiair een taxatie van de woning door een onafhankelijke makelaar verzoekt.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de vorderingen van partijen betrekking hebben op de verdeling van de ontbonden huwelijksgemeenschap, bestaande uit het economisch eigendom van de woning. De rechtbank oordeelt dat de vrouw onvoldoende heeft onderbouwd dat er een overeenkomst is over uitstel van de verdeling en dat de belangen van de man zwaarder wegen. De rechtbank gelast de wijze van verdeling van de rechten met betrekking tot de onroerende zaken en geeft de vrouw een termijn van negen maanden om het aandeel van de man over te nemen. Indien de vrouw hier niet in slaagt, moet zij meewerken aan de verkoop van de woning.

De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de vrouw geen aanspraak kan maken op een vergoedingsrecht met betrekking tot een schenking die zij heeft ontvangen, omdat zij niet heeft aangetoond dat deze gelden zijn aangewend voor de gemeenschap. De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad, wat inhoudt dat de beslissing onmiddellijk moet worden nageleefd, ook al kan er nog hoger beroep worden ingesteld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/536290 / HA ZA 22-183
Vonnis van 28 juni 2023
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser, hierna te noemen: de man,
advocaat mr. A.T. Bakker te Driebergen-Rijsenburg,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde, hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. I.L. Ortelee te Houten.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 14 maart 2022 met 4 producties;
  • de conclusie van antwoord, tevens houdende eis in reconventie, met 6 producties;
  • de conclusie van antwoord in reconventie;
  • de akte aanvulling verweer in conventie en aanvulling eis in reconventie;
  • de zittingsaantekeningen van de mondelinge behandeling van 12 mei 2023.
1.2.
Bij de mondelinge behandeling zijn partijen in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaten.
1.3.
Ten slotte is de datum van het vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn op [2005] , in algehele gemeenschap van goederen, gehuwd. Bij beschikking van [2019] heeft deze rechtbank de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. De echtscheidingsbeschikking is op [2019] ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
2.2.
Partijen zijn de ouders van
[A], geboren op [2005] in [geboorteplaats] .
2.3.
Voorafgaand aan het huwelijk van partijen heeft de vrouw van haar vader een woning, gelegen aan de [adres 1] in [plaats] en een daarbij behorende garage gelegen aan de [adres 2] in [plaats] (hierna: ook wel ‘de woning met garage’ of kortweg ‘de woning’) gekocht voor een bedrag van f. 260.000,-. De juridische eigendomsoverdracht van deze woning heeft niet plaatsgevonden. In plaats daarvan is op 12 januari 1995, tussen de vrouw en haar vader een notariële akte verleden tot ‘economische overdracht, hypotheekvolmacht en geldlening’ (hierna: de akte). Met deze akte heeft de vader van de vrouw het economisch eigendom van de woning aan de vrouw overgedragen. De koopsom is voldaan door storting van een bedrag op de rekening van de notaris en door verrekening met een geldlening tussen de vrouw en de vader van f. 212.000,-.
2.4.
Uit de akte blijkt dat de vrouw over de hoofdsom van de geldlening aan haar vader een rente is verschuldigd van 6,5% per jaar, maandelijks op de eerste van de maand te voldoen, voor het eerst op 1 februari 1995. Daarnaast blijkt uit de akte dat uiterlijk vóór 1 februari 1995 op de lening f. 35.000,- afgelost moest zijn en dat op de lening door de vrouw niet tussentijds hoefde te worden afgelost. Verder is de vrouw volgens de akte bevoegd tot het verrichten van alle feitelijke handelingen en rechtshandelingen met betrekking tot de onroerende zaken als was zij eigenaar, daaronder begrepen het vervreemden daarvan. Daartoe is aan de vrouw in de akte een onherroepelijke volmacht verleend. In de akte is voorts opgenomen dat de vrouw bevoegd is op een door haar te bepalen tijdstip de juridische levering van de woning met garage te verlangen of in plaats daarvan te verlangen dat de overdracht in eigendom, geheel of gedeeltelijk, niet aan haar maar aan een of meer door haar aan te wijzen andere personen moet plaatsvinden.
2.5.
Als gevolg van het huwelijk tussen partijen maakt het economisch eigendom van de woning (bestaande uit een aantal verbintenisrechtelijke rechten met betrekking tot deze onroerende zaken) onderdeel uit van de huwelijksgemeenschap.
2.6.
Tijdens het huwelijk, op 31 augustus 2000 , heeft de vrouw onder uitsluitingsclausule een schenking van haar oma ( [C] ) ontvangen voor een totaalbedrag van f. 41.979,-, bestaande uit:
  • 145 aandelen KPN;
  • 111 aandelen [.] ;
  • 84 aandelen ING;
  • f. 4.163,89 contanten.

3.Het geschil

In conventie

3.1.
De man vordert – samengevat – dat de rechtbank de vrouw veroordeelt om haar medewerking te verlenen aan het te koop aanbieden van de woning met garage. Voor het geval de vrouw haar medewerking weigert de verkoopopdracht aan de makelaar te verstrekken, vordert de man een machtiging van de rechtbank om dat namens de vrouw te doen.
3.2.
De vrouw concludeert – samengevat - primair tot niet ontvankelijkheid van de man in zijn vorderingen, althans tot afwijzing daarvan. Subsidiair concludeert de vrouw tot een beslissing waarbij opdracht wordt gegeven aan een onafhankelijk makelaar tot taxatie van de woning in de persoon van [B] , makelaar en taxateur o.g.
In reconventie
3.3.
De vrouw vordert, na aanvulling van eis, in reconventie:
  • “te bepalen, dat de schenking onder uitsluiting, door [C] groot € 19.049 aan de vrouw toekomt, voordat verdeling van het saldo van de gemeenschap van goederen plaatsvindt;
  • te bepalen, dat de restant schuld aan de vader van de vrouw, zoals genoemd onder kopje “echtelijke woning” groot € 38.481,- en de achterstallige rente ad € 34.941,- voor de verdeling van de gemeenschap, aan de vader van de vrouw wordt voldaan;
  • de waarde van de ontbonden gemeenschap van goederen vast te stellen, rekening houdend met de p.m. posten, zoals vermeld onder het kopje “reconventie” in haar conclusie van antwoord, volgens de formule:
(de opbrengst van de woning -/- € 19.049,-) -/- € 73.422,- + pm);
  • te bepalen, dat het restant bedrag tussen partijen 50/50 wordt verdeeld;
  • de man te veroordelen 50% van het aldus te berekenen bedrag, dan wel het door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, aan de vrouw uit te betalen.”
3.4.
De man concludeert tot niet ontvankelijk verklaring van de vrouw in haar vorderingen in reconventie, dan wel tot afwijzing daarvan.
3.5.
Beide partijen beogen dat de wederpartij wordt veroordeeld in de kosten van de procedure.

4.De beoordeling

De woning met garage

4.1.
De vorderingen van partijen zien op de (wijze van) verdeling van de ontbonden huwelijksgemeenschap, bestaande uit het economisch eigendom van de woning met garage.
Gelet op de samenhang tussen de vorderingen in conventie en in reconventie zullen deze hierna gezamenlijk worden behandeld.
4.2.
Uitgangspunt is dat iedere deelgenoot op grond van artikel 3:178 lid 1 BW te allen tijde de verdeling kan vorderen. Zij die de bevoegdheid hebben verdeling te vorderen kunnen hun bevoegdheid bij overeenkomst telkens voor ten hoogste vijf jaren uitsluiten. De overeenkomst is bindend voor alle rechtsverkrijgenden. [1] Verder bepaalt artikel 3:178 lid 3 BW dat indien de door een onmiddellijke verdeling getroffen belangen van een of meer deelgenoten aanmerkelijk groter zijn dan de belangen die door de verdeling worden gediend de rechter op verlangen van een deelgenoot een of meerdere malen, telkens voor ten hoogste drie jaren, een vordering tot verdeling kan uitsluiten.
4.3.
Tussen partijen is geen sprake van een overeenkomst over uitstel van de verdeling. In tegenstelling tot wat de vrouw in haar stukken had betoogd heeft zij tijdens de zitting toegegeven dat daarvan geen sprake is. Tijdens de zitting heeft de vrouw betoogd dat de vader aan [A (voornaam)] toegezegd zou hebben dat hij niet zou aandringen op verkoop van de woning zolang [A (voornaam)] nog studeert. Nog afgezien van het antwoord op de vraag of de vrouw aan deze eenzijdige toezegging aan [A (voornaam)] rechten kan ontlenen, is een dergelijke verstrekkende toezegging door de man niet vast komen te staan. Volgens de man zag zijn toezegging uitsluitend op de periode tot aan het einde van de middelbare school van [A (voornaam)] . De vrouw heeft niet nader onderbouwd dat de toezegging ook voor een periode daarna zou gelden. [A (voornaam)] heeft de middelbare school inmiddels afgerond en studeert voor automonteur.
4.4.
De omstandigheden die de vrouw verder aandraagt: dat de minderjarige studerende [A (voornaam)] nog in de woning woont en dat zij zelf met psychische problemen kampt, zijn naar het oordeel van de rechtbank van onvoldoende gewicht om de verdeling uit te sluiten. Een echtscheiding brengt veelal met zich mee dat beide partijen moeten verhuizen waardoor de woonsituatie dus ook voor de kinderen wijzigt. Hoewel dit onrustig kan zijn, is niet gebleken dat het belang van [A (voornaam)] een verhuizing in de weg zou staan. Daarbij mag inmiddels, bijna vier jaar na de echtscheiding, ook van de vrouw verlangd worden dat zij op zoek gaat naar vervangende woonruimte voor haar en [A (voornaam)] (voor zover zij niet in staat is het aandeel van de man over te nemen). De vrouw heeft in de echtscheidingsprocedure in 2019 al gezegd dat zij bezig was met de financiering om de man uit te kopen. De man heeft na de scheiding ook nieuwe woonruimte moeten vinden en zijn leven opnieuw moeten inrichten. Hoewel de rechtbank begrijpt dat de vrouw door een (eventuele) verhuizing spanning zal ervaren, is niet gebleken dat de vrouw dit in haar huidige toestand niet aan kan. Zo heeft de vrouw geen medische gegevens overgelegd waaruit dit kan worden opgemaakt. Daarbij komt dat de vrouw mogelijk in aanmerking kan komen voor urgentie voor een huurwoning. Bovendien kan de vrouw, in geval van verkoop van de woning, over haar aandeel beschikken, dat zij vervolgens kan besteden aan (het vinden van) een nieuwe woonruimte. Het belang van de man om uit onverdeeldheid te raken weegt zwaarder. Zolang er geen verdeling plaatsvindt kan de man niet beschikken over de (over)waarde van zijn aandeel in het economisch eigendom van de woning met garage, terwijl hij die overwaarde nodig heeft om een schuld af te lossen aan de gemeente, uit hoofde van door hem ontvangen leenbijstand. Hetgeen de vrouw heeft aangevoerd is aldus geen reden om van het uitgangspunt dat niemand is gehouden om in een onverdeelde gemeenschap te blijven af te wijken.
4.5.
Nu de rechtbank geen aanleiding ziet om de verdeling uit te stellen zal de rechtbank op de voet van artikel 3:185 lid 1 BW de wijze van verdeling gelasten zoals in het dictum van deze beschikking is opgenomen. Daarbij zal de man tevens worden gemachtigd om een verkoopopdracht mede namens de vrouw aan de makelaar te verstrekken, in het geval de vrouw de woning niet kan overnemen, maar desondanks niet meewerkt aan de verkoop. Een verdergaande machtiging zal de rechtbank niet verstrekken omdat deze niet is gevorderd door de man.
4.6.
De rechtbank ziet aanleiding om de vrouw nog een termijn van negen maanden te gunnen om het aandeel van de man over te nemen. Tijdens de zitting is gebleken dat de man geen bezwaar heeft bij de vaststelling van een ruimere termijn, maar vooral behoefte heeft aan duidelijkheid. Indien de vrouw het aandeel van de man niet binnen de gestelde termijn heeft overgenomen, dient de vrouw haar medewerking te verlenen aan de verkoop van de woning.
4.7.
Partijen zijn ieder voor de helft gerechtigd in het economisch eigendom van de woning. Dit betekent dat in geval van overname de vrouw de helft van de waarde aan de man moet vergoeden. Daartoe dient de woning getaxeerd te worden. In geval van verkoop zijn beide partijen gerechtigd tot de helft van de (netto) verkoopopbrengst.
De geldlening van de vader van de vrouw
4.8.
De vrouw stelt dat de schuld aan haar vader, uit hoofde van geldlening ten behoeve van de aankoop van het economisch eigendom van de onroerende zaken, nog niet is afbetaald en dat sprake is van een achterstand in de rentebetalingen. De vrouw wil dat met deze geldlening rekening wordt gehouden bij de verdeling. De man voert verweer. Voor zover hem bekend, is de gehele schuld aan de vader van de vrouw afgelost, althans is deze nihil.
4.9.
Ten aanzien van de lening merkt de rechtbank allereerst op dat de rechtbank in deze procedure uitsluitend kan beslissen over de draagplicht voor de schuld in de onderlinge verhoudingen tussen partijen. De vader van de vrouw is immers geen partij in deze procedure. De beslissing in de onderhavige procedure over de geldlening heeft dus geen invloed op de rechtspositie van de vader van de vrouw.
4.10.
Naar het oordeel van de rechtbank is in de onderlinge rechtsverhoudingen tussen partijen niet vast komen of en zo ja, voor welke hoogte sprake is van een schuld aan de vader van de vrouw welke eerst vanuit de gemeenschap aan de vader van de vrouw moet worden voldaan. De vrouw heeft ter onderbouwing van haar stellingen enkel een ongedateerd stuk overgelegd dat door haar vader is opgesteld en ondertekend, waarin een restant hoofdsom per 1 januari 1999 is vermeld (f. 84.800,-) en waarin het rentepercentage voor de restant hoofdsom is verlaagd naar vijf procent. Dat er daarna niet meer door partijen is afgelost, terwijl in de daaraan voorafgaande jaren wel werd afgelost, blijkt nergens uit. Mede gelet op het feit dat de man onweersproken heeft gesteld dat hij na zijn vertrek uit de echtelijke woning geen toegang meer heeft tot de administratie, had het op de weg van de vrouw gelegen om haar stellingen nader te onderbouwen, bijvoorbeeld met haar aangifte inkomstenbelasting en/of van haar vader waarin de schuld c.q. vordering is opgenomen. Dat de vrouw dit niet heeft gedaan moet voor haar rekening en risico komen. De rechtbank ziet geen aanleiding om de vrouw alsnog in de gelegenheid te stellen om dit, zoals haar advocaat op de zitting voorstelde ‘verder uit te werken’. Zij heeft hiervoor voldoende gelegenheid gehad. De man heeft zijn verweer reeds in zijn conclusie van antwoord van 20 september 2022 kenbaar gemaakt. De rechtbank zal de geldlening bij de vader van de vrouw voor de aankoop van de onroerende zaken dan ook niet betrekken bij haar beslissing over de wijze van verdeling.
De schenking
4.11.
Tussen partijen is niet in geschil dat de vrouw de hiervoor genoemde schenking van haar oma onder uitsluitingsclausule heeft ontvangen. Dit betekent dat er aan de zijde van de vrouw – ondanks het feit dat partijen in gemeenschap van goederen waren gehuwd – privé vermogen bestaat. De vraag die dan beantwoord moet worden is of de vrouw gelet op deze schenking een vergoedingsrecht toekomt omdat zij de schenking (deels) heeft geïnvesteerd in de woning of anderszins in de gemeenschap heeft laten vloeien.
4.12.
Naar het oordeel van de rechtbank kan de vrouw geen aanspraak maken op een vergoedingsrecht met betrekking tot de door haar ontvangen schenking. Gelet op de betwisting van de man had het op de weg van de vrouw gelegen om aan te tonen dat zij haar privévermogen van de schenking heeft aangewend ten behoeve van de gemeenschap. De vrouw heeft echter geen enkel stuk overgelegd waaruit kan worden opgemaakt of en waar de gelden van de schenking aan zijn besteed. Op de zitting heeft zij gesteld dat de gelden gedeeltelijk aan de woning en de verbouwing daarvan zijn besteed, maar dit blijkt nergens uit. Dat de man niet heeft betwist dat de woning is verbouwd is onvoldoende. Hierbij is van belang dat op de zitting is gebleken dat de vrouw in ieder geval een gedeelte van de aandelen nog in haar bezit heeft en met (in ieder geval een deel van) de dividenden van de aandelen in de afgelopen jaren nieuwe aandelen zijn aangekocht.
De waarde van de ontbonden gemeenschap
4.13.
De vrouw heeft verzocht om vaststelling van de waarde van de ontbonden huwelijksgemeenschap. De rechtbank wijst deze vordering af bij gebrek aan belang.
De proceskosten
4.14.
De rechtbank ziet in deze zaak geen aanleiding om af te wijken van het uitgangspunt dat in zaken als onderhavige, met een familierechterlijk karakter, de proceskosten worden gecompenseerd. De rechtbank zal dienovereenkomstig beslissen.

5.De beslissing

De rechtbank:
In conventie
5.1.
gelast de wijze van verdeling van de rechten met betrekking tot de onroerende zaken aan de [adres 1] in [plaats] en de [adres 2] in [plaats] , tezamen vormend het economisch eigendom daarvan als volgt:
5.1.1.
deze rechten zullen worden toegedeeld aan de vrouw tegen een nog te taxeren marktwaarde van de onroerende zaken per datum taxatie, onder de ontbindende voorwaarde dat de vrouw binnen negen maanden aantoont dat zij in staat is het aandeel van de man in de rechten met betrekking tot de onroerende zaken over te nemen tegen de helft van de taxatiewaarde;
5.1.2.
de onroerende zaken dienen uiterlijk binnen drie maanden getaxeerd te zijn door een door partijen nog aan te wijzen makelaar. Ten behoeve van de aanwijzing van de makelaar die de onroerende zaken bindend zal taxeren, zal de man binnen een termijn van één maand drie NVM-makelaars voorstellen aan de vrouw, die er op haar beurt binnen twee weken één uit zal kiezen. Partijen zullen de gekozen makelaar vervolgens binnen één week na die keuze gezamenlijk een opdracht tot taxatie geven. Beide partijen behoren hun medewerking aan de taxatie te verlenen en dienen op behoorlijke wijze in de gelegenheid te worden gesteld bij de taxatie aanwezig te zijn. Partijen dienen de kosten van de taxatie bij helfte te dragen;
5.1.3.
indien aan de hiervoor bij 5.1.1. genoemde voorwaarde wordt voldaan, zal de man zijn aandeel in de rechten in de onroerende zaken overdragen aan de vrouw uiterlijk binnen twee maanden nadat de vrouw heeft aangetoond dat zij in staat is het aandeel van de man over te nemen, onder de voorwaarde dat aan de man wordt uitgekeerd een bedrag dat gelijk is aan de helft van de waarde van de onroerende zaken. De kosten van de notariële overdracht dienen door partijen bij helfte te worden gedragen;
5.1.4.
indien en voor zover niet aan de hiervoor onder 5.1.1. genoemde voorwaarde wordt voldaan, zullen de onroerende zaken verkocht en geleverd worden aan een derde, waartoe partijen gezamenlijk een verkoopopdracht zullen verstrekken aan de hiervoor bedoelde makelaar, die partijen, indien zij geen overeenstemming bereiken, bindend zal adviseren ten aanzien van de vraag- en laatprijs. De levering van de woning mag niet eerder plaatsvinden dan negen maanden na dit vonnis, tenzij de vrouw instemt met een eerdere levering. Bij verkoop en levering van de woning dienen uit de verkoopopbrengst de kosten verbonden aan de verkoop te worden voldaan. Partijen zijn vervolgens ieder voor de helft gerechtigd tot de resterende verkoopopbrengst;
5.1.5.
In het geval de vrouw geen medewerking verleent aan de verkoopopdracht als bedoeld in 5.1.4. machtigt de rechtbank de man om deze verkoopopdracht mede namens haar aan de makelaar te verstrekken;
5.2.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.3.
wijst het meer of anders gevorderde af;
5.4.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
In reconventie
5.5.
wijst het gevorderde af;
5.6.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.A.T. Engbers, bijgestaan door mr. K.A.H. Verhoeven als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 28 juni 2023.

Voetnoten

1.Artikel 3:178 lid 5 BW in samenhang met artikel 3:168 lid 4 BW.