ECLI:NL:RBMNE:2023:318

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 januari 2023
Publicatiedatum
30 januari 2023
Zaaknummer
10227595 UV EXPL 22-284 JH/1050
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vorderingen in kort geding inzake concurrentiebeding en onrechtmatige concurrentie

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 24 januari 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een besloten vennootschap (hierna: [eiseres]) en [gedaagde sub 1]. [Eiseres] vorderde onder andere afgifte van bescheiden, medewerking aan ontsluiting van data op een laptop, en het staken van concurrentie door [gedaagde sub 1]. De vorderingen zijn afgewezen omdat de kantonrechter niet aannemelijk achtte dat [gedaagde sub 1] gebonden was aan de in de arbeidsovereenkomst opgenomen concurrentie-, relatie- en geheimhoudingsbedingen. De kantonrechter oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat er een schriftelijke arbeidsovereenkomst was gesloten, en dat de affectieve relatie tussen [A] en [gedaagde sub 1] de zakelijke relatie beïnvloedde. Daarnaast werd geoordeeld dat [gedaagde sub 1] niet onrechtmatig handelde door haar voormalige werkgever te beconcurreren, aangezien er geen exclusieve afspraken waren gemaakt met distributeur [onderneming]. De vorderingen op basis van artikel 843a Rv werden afgewezen omdat de gevraagde bescheiden te algemeen waren geformuleerd. De kantonrechter heeft ook de vorderingen van [gedaagde sub 1] tot opheffing van het beslag en verbod tot nieuwe beslagen toegewezen, en [eiseres] veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 10227595 UV EXPL 22-284 JH/1050
Kort geding vonnis van 24 januari 2023
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verder ook te noemen [eiseres] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
gemachtigde: mr. A. Klaassen,
tegen:

1.[gedaagde sub 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [gedaagde sub 1] ,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde sub 2] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verder ook te noemen [gedaagde sub 2] ,
gedaagde partijen in conventie,
eisende partijen in reconventie,
gemachtigde: mr. J.A. Macken.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit de dagvaarding met 22 producties en de bij brieven van 3 en 5 januari 2023 ingediende aanvullende producties 23 tot en met 28. Bij brieven van 6 en 9 januari 2023 hebben gedaagde partijen de producties 1 tot en met 18 ingediend en een vordering in reconventie aangekondigd. Op 10 januari 2023 heeft [eiseres] nog de aanvullende producties 29 en 30 ingediend.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 10 januari 2023. Namens [eiseres] was aanwezig de heer [A] (statutair directeur), bijgestaan door de gemachtigde. [gedaagde sub 1] was aanwezig, in persoon en als statutair directeur van [gedaagde sub 2] . Zij werd vergezeld door de heer [B] en bijgestaan door de gemachtigde.
Partijen hebben hun standpunten toegelicht aan de hand van een pleitnota. Gedaagden hebben een vordering in reconventie ingesteld. Partijen hebben geantwoord op de door de kantonrechter gestelde vragen en zij hebben op elkaar kunnen reageren. De griffier heeft hiervan aantekeningen gemaakt.
1.3.
Hierna is uitspraak bepaald. Partijen hebben na de zitting overleg gehad, maar dit heeft niet tot overeenstemming of de inschakeling van een mediator geleid.

2.Waar gaat het over?

In conventie en in reconventie
2.1.
De heer [A] (hierna: [A] ) en [gedaagde sub 1] hebben van omstreeks april 2018 tot en met januari 2022 een affectieve relatie met elkaar gehad. Op enig moment is het idee ontstaan om een onderneming op te richten voor de handel in zonnepanelen die vanuit China worden geïmporteerd. [gedaagde sub 1] had al eerder een bedrijf gehad in zonnepanelen. Op 20 maart 2019 heeft [A] [eiseres] opgericht. Hij is via een vriend van [gedaagde sub 1] in contact gekomen met [onderneming] (hierna: [onderneming] ), een Chinese distributeur van zonnepanelen. [A] en [gedaagde sub 1] zijn in 2019 afgereisd naar China om met [onderneming] te onderhandelen over een samenwerking. Op 28 oktober 2019 heeft [eiseres] met [onderneming] een distributieovereenkomst gesloten. [gedaagde sub 1] is in oktober, november of december 2019 bij [eiseres] in dienst getreden als international sales manager. Haar brutoloon bedroeg
€ 2.396,33 per maand. [eiseres] heeft geen andere werknemers in dienst (gehad).
2.2.
Volgens [eiseres] is de arbeidsovereenkomst schriftelijk vastgelegd en is daarin een geheimhoudingsbeding, een concurrentiebeding, een relatiebeding en een boetebeding opgenomen. Het concurrentiebeding verbiedt [gedaagde sub 1] om gedurende de duur van de arbeidsovereenkomst en gedurende een periode van vier jaar na het einde daarvan, direct of indirect, voor zichzelf of voor anderen, tegen vergoeding of om niet, in enigerlei vorm werkzaam te zijn in of voor, of betrokken te zijn of belang te hebben bij enige onderneming met activiteiten die gelijk of gelijksoortig zijn aan of concurrerend met die van [eiseres] . Op grond van het relatiebeding is het [gedaagde sub 1] verboden om gedurende drie jaar na het einde van de arbeidsovereenkomst (in)direct zakelijk contact te onderhouden met relaties van [eiseres] .
[gedaagde sub 1] betwist uitdrukkelijk dat er een schriftelijke arbeidsovereenkomst tussen partijen tot stand is gekomen.
2.3.
De affectieve relatie tussen partijen is in januari 2022 geëindigd. Dit heeft ook geleid tot het einde van de arbeidsovereenkomst. [eiseres] heeft het loon van [gedaagde sub 1] tot en met augustus 2022 doorbetaald.
2.4.
[eiseres] verwijt [gedaagde sub 1] dat zij tijdens en na haar dienstverband contracten heeft afgesloten buiten [eiseres] om en commissiegelden van [onderneming] heeft laten overmaken naar eigen bankrekeningen. [gedaagde sub 1] heeft op 1 februari 2022 een eenmanszaak opgericht en die op 28 september 2022 omgezet in de besloten vennootschap [gedaagde sub 2] . [eiseres] heeft [gedaagde sub 1] gesommeerd om alle concurrerende activiteiten en contacten met [onderneming] en met relaties en klanten van [eiseres] te staken.
2.5.
Op verzoek van [eiseres] heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Midden-Nederland op 25 november 2022 verlof verleend voor het leggen van conservatoir (derden)beslag tot een bedrag van € 1.250.000.
3. De vorderingen en verweren
In conventie
3.1.
[eiseres] vordert de veroordeling van [gedaagde sub 1] (kort gezegd) tot:
afgifte en inzage van de in de dagvaarding omschreven bescheiden op grond van artikel 843a Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), op straffe van een dwangsom;
onvoorwaardelijke medewerking aan ontsluiting van alle data op de door [gedaagde sub 1] gebruikte bedrijfslaptop en tot overhandiging van de ontgrendelde iPhone met toebehoren, op straffe van een dwangsom;
om zich te onthouden van iedere inbreuk op het overeengekomen geheimhoudings-, concurrentie-, en relatiebeding en ook overigens van iedere vorm van directe of indirecte betrokkenheid bij de handel in zonnepanelen in algemene zin, alsmede zich te onthouden van iedere vorm van contact met [onderneming] of enige daaraan gelieerde onderneming en met (gewezen) relaties van [eiseres] , op straffe van een dwangsom;
betaling van een voorschot van € 300.000 wegens verbeurde boetebedragen dan wel geleden schade;
betaling van buitengerechtelijke incassokosten en de werkelijke gemaakte proceskosten, waaronder de beslagkosten.
3.2.
[eiseres] legt aan haar vorderingen ten grondslag dat [gedaagde sub 1] handelt in strijd met de in de arbeidsovereenkomst opgenomen bedingen door buiten [eiseres] om orders te realiseren en daarvoor commissiegelden te ontvangen, in persoon dan wel via [gedaagde sub 2] . Het is [eiseres] niet duidelijk welke handelingen op welk moment onder welke naam zijn verricht. Volgens [eiseres] heeft [gedaagde sub 1] een door [eiseres] georganiseerd en bekostigd beursbezoek gebruikt om alle klantcontacten en prospects volledig buiten [eiseres] om te leiden. Zij heeft de relaties van [eiseres] met [onderneming] en met haar klanten gekaapt en is bezig om [eiseres] volledig leeg te trekken. [eiseres] leidt hierdoor aanzienlijke schade. De misgelopen commissiegelden worden door [eiseres] begroot op meer dan één miljoen euro. Volgens [eiseres] handelt [gedaagde sub 1] bovendien onrechtmatig jegens haar door het bedrijfsdebiet van [eiseres] stelselmatig en omvangrijk aan te tasten en haar belangen doorlopend te beschadigen.
3.3.
[gedaagde sub 1] voert als verweer onder meer dat partijen nooit een schriftelijke arbeidsovereenkomst hebben gesloten. Zij wijst erop dat [eiseres] bij het beslagrekest een andere arbeidsovereenkomst heeft gevoegd dan de in deze procedure overgelegde arbeidsovereenkomst. De arbeidsovereenkomsten zijn weliswaar voorzien van handtekeningen, maar deze zijn niet door haar gezet. Zij is daarom niet gebonden aan de hierin opgenomen bedingen. Op het overigens door [gedaagde sub 1] gevoerde verweer wordt hierna ingegaan.
In reconventie
3.4.
[gedaagde sub 1] vordert (kort gezegd):
opheffing van het beslag;
[eiseres] te verbieden om nieuwe beslagen te leggen, op straffe van een dwangsom;
[eiseres] te veroordelen tot betaling van (een voorschot op) de kosten van het vergelijkend handschriftonderzoek ter hoogte van € 1.869,45, te vermeerderen met rente;
[eiseres] te veroordelen tot betaling van (een voorschot op) de kosten van de gemachtigde van [gedaagde sub 1] ter hoogte van € 9.349,78, te vermeerderen met wettelijke rente;
[eiseres] te gebieden om alle op de laptop opgeslagen (privé) bestanden aan [gedaagde sub 1] ter beschikking te stellen en van de laptop te verwijderen, alsmede om de koppeling naar de e-mailaccounts van [gedaagde sub 1] te verwijderen, één en ander op straffe van een dwangsom, met benoeming van een deskundige die controleert of dit volledig en deugdelijk wordt uitgevoerd en met bevel aan [eiseres] om haar medewerking te verlenen aan dit onderzoek;
[eiseres] te veroordelen in de proceskosten.
3.5.
[eiseres] voert verweer tegen deze vorderingen. Op dit verweer wordt hierna, voor zover nodig, ingegaan.

4.De beoordeling

In conventie en in reconventie
4.1.
De vorderingen in conventie en in reconventie worden vanwege hun samenhang gezamenlijk behandeld. Anders dan [gedaagde sub 1] stelt, acht de kantonrechter het geschil niet te complex of omvangrijk voor behandeling in kort geding.
4.2.
In dit kort geding moet worden beoordeeld of de vorderingen van partijen in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben dat het gerechtvaardigd is om op de toewijzing daarvan vooruit te lopen door het treffen van een voorziening zoals gevorderd. Daarbij geldt dat, gelet op de aard van het kort geding, in deze procedure geen plaats is voor (uitgebreide) bewijslevering. Daarnaast moet er sprake zijn van een spoedeisend belang bij de vordering.
4.3.
De kantonrechter zal per vordering beoordelen of aan de hiervoor genoemde criteria voor toewijzing van een vordering in kort geding is voldaan. Bij de beoordeling wordt in aanmerking genomen dat tussen [eiseres] en [gedaagde sub 1] geen sprake was van een reguliere arbeidsverhouding. Aannemelijk is dat door de affectieve relatie tussen [A] en [gedaagde sub 1] , die al bestond voor het aangaan van de arbeidsovereenkomst, privé en zakelijk door elkaar liepen, zoals tijdens de zitting ook wel is gebleken.
Beperkende bedingen in de arbeidsovereenkomst
4.4.
Kern van het geschil tussen partijen betreft de vraag of zij een concurrentie-, relatie en/of geheimhoudingsbeding zijn overeengekomen.
4.5.
Artikel 7:653 Burgerlijk Wetboek (BW) stelt voor wat betreft het concurrentiebeding als eis dat deze schriftelijk moet zijn overeengekomen. Hieraan ligt de gedachte ten grondslag dat moet worden gewaarborgd dat de werknemer dit voor hem belastende beding goed moet hebben overwogen. Het is vaste jurisprudentie dat het relatiebeding ook onder de reikwijdte van artikel 7:653 BW valt. Hoewel het schriftelijkheidsvereiste van artikel 7:653 BW niet ziet op een geheimhoudingsbeding en een beding dat concurrerende werkzaamheden tijdens de arbeidsovereenkomst verbiedt, neemt dit niet weg dat [gedaagde sub 1] wel op enigerlei wijze met deze bedingen moet hebben ingestemd.
4.6.
[eiseres] heeft gesteld dat [gedaagde sub 1] bij de totstandkoming en ondertekening van twee arbeidsovereenkomsten betrokken is geweest. De eerste arbeidsovereenkomst is volgens [eiseres] digitaal door [gedaagde sub 1] ondertekend. Omdat zij het niet eens was met de daarin opgenomen beperkende bedingen is de tweede (definitieve) arbeidsovereenkomst door [A] opgesteld, die door [gedaagde sub 1] fysiek is ondertekend. Ter zitting heeft [A] hierover verklaard dat [gedaagde sub 1] een arbeidsovereenkomst nodig had voor het verkrijgen van een verblijfsvergunning en dat hij alleen bereid was een arbeidsovereenkomst aan haar te verstrekken als zij akkoord ging met de daarin opgenomen beperkende bedingen.
[gedaagde sub 1] heeft hierover verklaard dat [A] haar meerdere keren een arbeidsovereenkomst heeft voorgehouden, maar dat zij nooit tot ondertekening daarvan is overgegaan omdat zij niet instemde met de daarin opgenomen bedingen. Een digitale handtekening heeft zij niet gezet. Haar handtekening op de tweede, fysieke arbeidsovereenkomst is er volgens haar onder gekopieerd.
4.7.
De kantonrechter stelt vast dat volgens de stellingen van beide partijen aan de eerste arbeidsovereenkomst voorbij moet worden gegaan. [eiseres] heeft deze overgelegd bij het verzoekschrift tot het leggen van beslag, maar heeft zich in deze procedure niet op het standpunt gesteld dat dit de tussen partijen geldende arbeidsovereenkomst zou zijn. Van de tweede arbeidsovereenkomst, die volgens [eiseres] wel zou gelden, is geen origineel overgelegd. Desgevraagd heeft [A] erkend niet over de originele versie van de tweede arbeidsovereenkomst te beschikken. [eiseres] stelt weliswaar dat [gedaagde sub 1] deze uit de administratie van [A] moet hebben weggenomen, maar daarvoor zijn geen concrete aanknopingspunten aangevoerd. Los van het feit dat een kort geding procedure zich niet voor bewijslevering leent, kan dan ook niet worden vastgesteld dat [gedaagde sub 1] daadwerkelijk haar handtekening onder de tweede arbeidsovereenkomst heeft gezet en deze niet, zoals zij stelt, eronder gekopieerd is. Maar ook als moet worden aangenomen dat [gedaagde sub 1] de tweede arbeidsovereenkomst wél heeft ondertekend, kan niet zonder meer worden aangenomen dat zij daarmee ook daadwerkelijk heeft ingestemd met de in die arbeidsovereenkomst opgenomen bedingen. Naar de eigen stelling van [A] was [gedaagde sub 1] het immers niet eens met de bedingen en heeft zij slechts getekend onder druk om te kunnen voldoen aan de voorwaarden voor het verkrijgen van een verblijfsvergunning.
4.8.
Het voorgaande leidt ertoe dat thans niet in hoge mate waarschijnlijk kan worden geacht dat in een bodemprocedure zal worden geoordeeld dat [gedaagde sub 1] gebonden is aan het concurrentie-, relatie en/of geheimhoudingsbeding. De daarop gebaseerde vorderingen worden daarom afgewezen.
Onrechtmatige daad
4.9.
[eiseres] heeft haar vorderingen ook gebaseerd op onrechtmatige daad. Bij de beoordeling van de vorderingen op deze grondslag stelt de kantonrechter voorop dat het een ex-werknemer, die in zijn handelen niet beperkt wordt door een relatie- of concurrentiebeding, in beginsel vrij staat om zijn voormalige werkgever te beconcurreren, ook wanneer laatstgenoemde daarvan nadeel ondervindt. Behoudens bijzondere omstandigheden is het niet onrechtmatig om in dat verband gebruik te maken van de kennis, ervaring of contacten die de werknemer in de werkzaamheden voor zijn voormalige werkgever heeft opgedaan. Voor de beoordeling van de vraag of zich zodanige bijzondere omstandigheden voordoen dat werknemersconcurrentie onrechtmatig is, zijn in de rechtspraak normen ontwikkeld. Zo moet er sprake zijn van het stelselmatig en substantieel afbreken van het duurzame bedrijfsdebiet van de voormalige werkgever, dat de ex-werknemer in het kader van de (arbeids)overeenkomst heeft mee helpen opbouwen met de hulpmiddelen die hij daartoe vertrouwelijk van zijn voormalige werkgever ter beschikking kreeg.
4.10.
Uit de stukken en de toelichting van partijen op de zitting begrijpt de kantonrechter dat het [eiseres] met name of uitsluitend gaat om de (bescherming van haar) relatie met distributeur [onderneming] . Volgens [eiseres] heeft [gedaagde sub 1] de relatie met [onderneming] volledig gekaapt en wordt hiermee de basis van haar bedrijf onder de voeten weggeslagen. Ter onderbouwing van haar stelling dat [gedaagde sub 1] buiten [eiseres] om zaken doet met [onderneming] heeft [eiseres] verschillende producties overgelegd. Uit die producties is inderdaad af te leiden dat [gedaagde sub 1] betrokken is (geweest) bij en/of kennis heeft (gehad) van orders van bedrijven zoals [bedrijf 1] , [bedrijf 2] , [bedrijf 3] , [bedrijf 4] en [bedrijf 5] aan [onderneming] . Dat [gedaagde sub 1] hiermee onrechtmatig heeft gehandeld is in het beperkte kader van dit kort geding echter niet gebleken. Hiertoe wordt het volgende overwogen.
4.11.
De kantonrechter acht aannemelijk dat [gedaagde sub 1] , als partner van [A] en later als werknemer van [eiseres] , een grote rol heeft gehad bij de opstart en de bedrijfsvoering van [eiseres] . Zo zijn [A] en [gedaagde sub 1] onder meer samen naar beurzen geweest om de bekendheid van [eiseres] te vergroten. Eerder is al overwogen dat de relatie van [eiseres] met [onderneming] tot stand is gekomen vanuit het netwerk van [gedaagde sub 1] . De positie van [gedaagde sub 1] is daarmee niet vergelijkbaar met die van een werknemer in een reguliere arbeidsovereenkomst.
[eiseres] verwijt [gedaagde sub 1] dat zij [onderneming] naar zich toetrekt en [eiseres] met de schulden achterlaat. Uit niets is evenwel af te leiden dat [eiseres] met [onderneming] exclusieve afspraken heeft gemaakt, in die zin dat zij het enige bedrijf in Nederland is dat de producten van [onderneming] mag verkopen. In tegendeel, uit de door [gedaagde sub 1] overgelegde brief van [onderneming] van 5 januari 2023 volgt dat van exclusiviteit geen sprake is. [onderneming] heeft in die brief ook aangegeven dat “
further purchase activities from [A] to us is welcomed”. De kantonrechter leidt hieruit af dat [eiseres] nog steeds zaken kan doen met [onderneming] , als zij dit zou willen. Het is de kantonrechter echter niet duidelijk of [eiseres] moeite doet om haar relatie met [onderneming] te onderhouden. Dat [gedaagde sub 1] dit kennelijk wel doet, maakt haar handelen niet onrechtmatig. Gelet op de uitdrukkelijke betwisting door [gedaagde sub 1] is niet komen vast te staan dat [gedaagde sub 1] voor de transacties met de hiervoor genoemde bedrijven commissie heeft ontvangen. [eiseres] heeft haar stelling op dit punt niet althans onvoldoende onderbouwd. Dat [bedrijf 1] , [bedrijf 2] , [bedrijf 3] , [bedrijf 4] en [bedrijf 5] klanten zijn van [eiseres] is door [eiseres] evenmin (met stukken) onderbouwd.
4.12.
Dit alles leidt tot de conclusie dat thans onvoldoende aannemelijk is dat in een eventuele bodemprocedure zal worden geoordeeld dat [gedaagde sub 1] [eiseres] onrechtmatig beconcurreert. De vorderingen van [eiseres] die kort gezegd zien op het staken van concurrentie en het betalen van een voorschot op verbeurde boetes of schadevergoeding, worden afgewezen.
Artikel 843a Rv
4.13.
[eiseres] vordert verder afschrift van de in randnummer 21 van de dagvaarding genoemde bescheiden op grond van artikel 843a Rv. Zo vordert zij (kort samengevat) over de periode van 1 juli 2021 tot heden:
e-mailcorrespondentie, appverkeer dan wel correspondentie via andere kanalen alsmede gespreksverslagen, notulen etc. met of inzake [onderneming] dan met wel [onderneming] gelieerde (internationale) vennootschappen, gericht op zakelijk contact c.q. de handel in en verkoop van zonnepanelen en aanverwante artikelen;
e-mailcorrespondentie, appverkeer dan wel correspondentie via andere kanalen met klanten en/of afnemers, relaties en/of prospects die op enig moment zaken hebben gedaan met [eiseres] dan wel zijn geacquireerd door of namens [eiseres] ;
alle overeenkomsten, offertes, correspondentie behelzende uitgevoerde dan wel in de toekomst uit de voeren transacties alsmede onderhandelingen daarover ten aanzien va de handel in zonnepanelen en aanverwante artikelen in de meest brede zin;
alle documenten met betrekking tot de samenwerking met derden inzake de handel in zonnepanelen in de breedste zin van het woord;
de financiële administratie van alle door gedaagden gedane of ontvangen betalingen, grootboekoverzichten, jaarrekeningen, winst- en verliesoverzichten, periodieke resultaatsoverzichten en bankafschriften van alle banken waarmee gedaagden een relatie onderhouden of hebben onderhouden;
de gespecificeerde telefoonrekeningen op naam van gedaagden.
4.14.
Artikel 843a Rv geeft recht op inzage, afschrift of uittreksel van bescheiden indien is voldaan aan drie cumulatieve voorwaarden, te weten: (1) eiser dient een rechtmatig belang te hebben bij afgifte van de gevraagde bescheiden, (2) het moet gaan om bepaalde bescheiden en (3) het moet gaan om bescheiden aangaande een rechtsbetrekking waarin eiser of zijn rechtsvoorganger partij is.
4.15.
De kantonrechter stelt vast dat de door [eiseres] gegeven beschrijving van de bescheiden onvoldoende concreet is om te kunnen vaststellen van welke documenten en bescheiden zij inzage wenst. De bescheiden zijn te algemeen en te breed geformuleerd. [eiseres] vordert over een periode van anderhalf jaar allerlei categorieën van niet nader geconcretiseerde documenten, waarvan [eiseres] veronderstelt dat deze bestaan en dat [gedaagde sub 1] daarover de beschikking heeft. [eiseres] heeft aangegeven dat zij op zoek is naar bewijsstukken en dat zij daarom de commerciële bestaande en potentiële relaties tussen [gedaagde sub 1] en [onderneming] tijdens en na de arbeidsrelatie wil onderzoeken. Voor een dergelijke fishing expedition is artikel 843a Rv echter niet bedoeld. De vordering van [eiseres] wordt daarom afgewezen.
Laptop en telefoon
4.16.
Partijen verschillen van mening over de vraag wie eigenaar is van de telefoon en de laptop. [eiseres] stelt dat de telefoon en de laptop bedrijfseigendommen zijn. De laptop is inmiddels weer in haar bezit en zij vordert medewerking van [gedaagde sub 1] aan ontsluiting van alle data op de laptop en overhandiging van de ontgrendelde iPhone met toebehoren. [gedaagde sub 1] wijst erop dat er geen gebruikersovereenkomst is gesloten. Zij stelt dat zij de laptop en de telefoon van [A] cadeau heeft gekregen en vordert teruggave van alle bestanden die op de laptop staan en opheffing van de koppeling tot haar e-mailaccounts.
4.17.
De kantonrechter wijst de vorderingen van [eiseres] en [gedaagde sub 1] af. In het kader van dit kort geding kan niet worden vastgesteld van wie de laptop en de telefoon zijn, wie beschikt over de wachtwoorden en welke bestanden er op de laptop staan. Het ontbreken van een gebruikersovereenkomst betekent niet zonder meer dat de laptop en telefoon aan [gedaagde sub 1] cadeau zijn gegeven. Het beperkte toetsingskader van het kort geding biedt niet de mogelijkheid voor nader onderzoek. De vorderingen worden daarom afgewezen.
Opheffen beslag
4.18.
[gedaagde sub 1] vordert de opheffing van het conservatoir beslag en een verbod tot het leggen van nieuwe beslagen.
4.19.
Volgens artikel 705 lid 2 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering dient het beslag te worden opgeheven indien summierlijk van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht blijkt. De vordering die aan het beslag ten grondslag ligt is gebaseerd op de stelling dat [gedaagde sub 1] handelt in strijd met het in de arbeidsovereenkomst opgenomen concurrentie- en relatiebeding, dan wel onrechtmatig handelt. De kantonrechter heeft hiervoor geoordeeld dat onvoldoende aannemelijk is dat [gedaagde sub 1] in een eventueel te voeren bodemprocedure zal worden gehouden aan het concurrentie- en relatiebeding. Ook is niet in hoge mate waarschijnlijk dat wordt geoordeeld dat [gedaagde sub 1] zich schuldig maakt aan oneerlijke concurrentie. Aldus is summierlijk van de ondeugdelijkheid van het door [eiseres] ingeroepen recht gebleken. Het door [eiseres] gelegde beslag heeft naar mededeling ter zitting (vooralsnog) geen doel getroffen, zodat opheffing niet aan de orde is. Het gevorderde verbod tot het leggen van nieuwe beslagen op basis van (exact) hetzelfde feitencomplex en dezelfde grondslagen is wel toewijsbaar. De kantonrechter zal hieraan geen dwangsom verbinden, nu zij ervan uitgaat dat [eiseres] op basis van dit vonnis aan dit verbod zal voldoen. De gevorderde uitvoerbaar bij voorraad verklaring zal worden toegewezen. Hier is geen verweer tegen gevoerd en ook overigens ziet de kantonrechter geen beletselen voor toewijzing daarvan.
Buitengerechtelijke kosten en proceskosten
4.20.
[eiseres] wordt, als de (grotendeels) in het ongelijk gestelde partij, veroordeeld in de kosten van deze procedure in conventie. Aan de zijde van [gedaagde sub 1] worden die kosten begroot op € 747 aan salaris gemachtigde. In reconventie worden de vorderingen van [gedaagde sub 1] slechts deels toegewezen. De kantonrechter zal daarom de proceskosten in reconventie compenseren, in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt. De kantonrechter wijst het verzoek van [gedaagde sub 1] tot vergoeding van de werkelijk door haar gemaakte advocaatkosten af. Het is vaste jurisprudentie dat een verzoek of vordering tot vergoeding van de werkelijke kosten van juridische bijstand alleen toewijsbaar is onder bijzondere omstandigheden, zoals wanneer sprake is van misbruik van procesrecht of een andere normschending. Dat doet zich hier niet voor, zodat deze vordering wordt afgewezen. Hoewel [eiseres] in dit kort geding in het ongelijk wordt gesteld, is er geen sprake van een evident ongegronde vordering van [eiseres] .
4.21.
[gedaagde sub 1] maakt ook aanspraak op vergoeding van kosten van het vergelijkend handschriftonderzoek. Ook deze vordering wordt afgewezen, nu de noodzaak tot het maken van deze kosten niet is gebleken. Ook zonder onderzoek had kunnen worden vastgesteld dat de handtekening onder de eerste arbeidsovereenkomst een digitale handtekening was en dat deze niet overeenkomt met de echte handtekening van [gedaagde sub 1] .
5. De beslissing
De kantonrechter:
geeft de volgende onmiddellijke voorziening:
In conventie
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt [eiseres] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [gedaagde sub 1] , tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 747 aan salaris gemachtigde, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na de datum van betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
5.3.
veroordeelt [eiseres] , onder de voorwaarde dat zij niet binnen 14 dagen na aanschrijving door [gedaagde sub 1] volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 124 aan salaris gemachtigde, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na aanschrijving tot de voldoening,
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening tot de voldoening;
In reconventie
5.4.
verbiedt [eiseres] tot het leggen van nieuwe beslagen op basis van exact hetzelfde feitencomplex en dezelfde grondslagen;
5.5.
compenseert de proceskosten in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt;
5.6.
verklaart dit vonnis in reconventie uitvoerbaar bij voorraad;
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.R. Creutzberg, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 24 januari 2023.