ECLI:NL:RBMNE:2023:3153

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 maart 2023
Publicatiedatum
30 juni 2023
Zaaknummer
10011523 UC EXPL 22-4985
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van een overeenkomst tot levering en plaatsing van een pvc-vloer met terugbetaling van het aankoopbedrag en vergoeding van gevolgschade

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 8 maart 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser] en [gedaagde], h.o.d.n. [handelsnaam], over de ontbinding van een overeenkomst tot levering en plaatsing van een pvc-vloer. De procedure begon met een dagvaarding en een mondelinge behandeling op 3 februari 2022, waarbij [eiser] en zijn gemachtigde aanwezig waren, terwijl [gedaagde] niet verscheen. De overeenkomst was in het voorjaar van 2018 gesloten, waarbij [gedaagde] een vloer moest leveren die geschikt was voor vloerverwarming. Na constatering van schade aan de vloer door [eiser] in augustus 2018, ontstond er een geschil over de noodzaak van vervanging van de vloer. Na meerdere pogingen tot minnelijke regeling, heeft [eiser] op 12 april 2022 de overeenkomst ontbonden en terugbetaling van het aankoopbedrag geëist, evenals vergoeding van gevolgschade. De kantonrechter oordeelde dat [gedaagde] toerekenbaar tekortgeschoten was in de nakoming van de overeenkomst, omdat de geleverde ondervloer niet geschikt was voor de vloerverwarming. De ontbinding van de overeenkomst werd als rechtsgeldig beschouwd, en [gedaagde] werd veroordeeld tot terugbetaling van het aankoopbedrag en vergoeding van de gevolgschade, inclusief buitengerechtelijke kosten en proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 10011523 UC EXPL 22-4985 MvdH/40201
Vonnis van 8 maart 2023
inzake
[eiser],
wonende te [woonplaats 1] ,
verder ook te noemen [eiser] ,
eisende partij,
gemachtigde: mr. B. Rol, werkzaam bij Stichting VvAA Rechtsbijstand,
tegen:
[gedaagde],
h.o.d.n. [handelsnaam] ,
wonende te [woonplaats 2] ,
verder ook te noemen [handelsnaam] ,
gedaagde partij,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Hoe deze procedure is verlopen blijkt uit:
- de dagvaarding met producties;
- het e-mailbericht van 26 september 2022 met daarin de conclusie van antwoord met producties.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 3 februari 2022. [eiser] is toen samen met zijn gemachtigde verschenen. [handelsnaam] is niet verschenen. Op de zitting heeft [eiser] zijn standpunt nader toegelicht en heeft hij antwoord gegeven op vragen van de kantonrechter. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van zitting. Aan het slot van de zitting heeft de kantonrechter meegedeeld dat op 8 maart 2023 vonnis zal worden gewezen.

2.De feiten

2.1.
Tussen partijen is in het voorjaar van 2018 een overeenkomst gesloten tot levering en plaatsing van een pvc-vloer inclusief ondervloer en plakplinten voor de woning van [eiser] . Afgesproken is dat de vloer geschikt moest zijn voor de aanwezige vloerverwarming. Op 20 april 2018 heeft [handelsnaam] de vloer in de woning van [eiser] gelegd. [eiser] heeft de factuur van € 2.250,00 inclusief btw voldaan.
2.2.
In augustus 2018 heeft [eiser] contact opgenomen met [handelsnaam] omdat hij schade (spleten en bobbels) had geconstateerd aan de (boven)vloer. Op 30 augustus 2018 heeft [eiser] foto’s van de schade aan [handelsnaam] gestuurd. [handelsnaam] heeft daarop bericht dat de foto’s zouden worden doorgestuurd naar de importeur.
2.3.
Op 26 november 2018 heeft [eiser] op verzoek van [handelsnaam] een ongebruikte strook van de (boven)vloer ingeleverd bij de firma [onderneming] , de hoofdimporteur van [.] (leverancier van de vloer), voor onderzoek. Hierop is het bericht gekomen dat het materiaal van de (boven)vloer in orde was, maar dat het gebruikte vinyl niet geschikt was voor de gebruikte ondervloer. Het advies was om een andere ondervloer te plaatsen.
2.4.
Vanaf februari 2019 tot juni 2021 is er discussie tussen partijen geweest over de noodzaak om behalve de ondervloer ook de bovenvloer te vervangen. [handelsnaam] heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat de bovenvloer opnieuw kon worden gebruikt en dat een aantal beschadigde panelen zouden kunnen worden vervangen. [eiser] stelde zich op het standpunt dat de bovenvloer niet hergebruikt kon worden omdat deze te zeer beschadigd was. Op de uitnodigingen van [eiser] om de vloer te komen bekijken, is [handelsnaam] aanvankelijk niet ingegaan.
2.5.
Op 25 juni 2021 is [A (voornaam)] , een medewerker van [handelsnaam] , wel naar de vloer in de woning van [eiser] gaan kijken. Deze medewerker heeft toen geconstateerd dat de bovenvloer onherstelbaar beschadigd was en niet nogmaals kon worden gelegd.
2.6.
Partijen hebben daarna overleg gevoerd over een minnelijke regeling. Dit heeft niet tot een oplossing geleid. De verkochte bovenvloer bleek niet meer leverbaar. De opvolger van dit type vloer was duurder geworden.
2.7.
Per brief van 12 april 2022 heeft de gemachtigde van [eiser] de overeenkomst ontbonden. [handelsnaam] is verzocht om de vloer te komen ophalen en het aankoopbedrag van
€ 2.250,00 aan [eiser] terug te betalen. Met de brief is [handelsnaam] ook aansprakelijk gesteld voor de gevolgschade bestaande uit extra kosten voor een gelijkwaardige vloer en de kosten voor de tijdelijke ontruiming van de verdieping van de woning waar de vloer moet worden gelegd.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
 een verklaring voor recht dat sprake is van een toerekenbare tekortkoming aan de zijde van [handelsnaam] en dat hij alle schade van [eiser] dient te vergoeden;
 een verklaring voor recht (zo begrijpt de kantonrechter) dat de overeenkomst rechtsgeldig is ontbonden;
 veroordeling van [handelsnaam] om de vloer bij [eiser] weg te halen en een bedrag van € 2.250,00 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 augustus 2020 dan wel vanaf de datum van dagvaarding;
 veroordeling van [handelsnaam] om aan [eiser] de aanvullende cq. gevolgschade te betalen ter hoogte van € 2.783,86, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 augustus 2020 dan wel vanaf de datum van dagvaarding;
 veroordeling van [handelsnaam] in de buitengerechtelijke kosten van € 807,84, de proceskosten en de nakosten.
3.2.
Ter onderbouwing van die vordering stelt [eiser] dat [handelsnaam] jegens hem toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de verplichtingen ingevolge de tussen partijen gesloten overeenkomst. Dit omdat [handelsnaam] een non-conforme ondervloer heeft gebruikt waardoor ook de bovenvloer beschadigd is geraakt en [handelsnaam] , ondanks verzoeken daartoe, heeft nagelaten een en ander deugdelijk op te lossen. Gezien de ernst van de wanprestatie heeft [eiser] de overeenkomst rechtsgeldig ontbonden en moet [handelsnaam] het betaalde bedrag aan [eiser] terugbetalen en de gevolgschade vergoeden. De gevolgschade van [eiser] bestaat uit een bedrag van € 878,79 voor het in- en uitruimen van de verdieping en € 2.723.86 voor de vloer, zijnde het verschil tussen de huidige prijs van een vergelijkbare vloer en de prijs destijds.
3.3.
[handelsnaam] heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen de vordering met als conclusie dat de kantonrechter deze zal afwijzen.
3.4.
[handelsnaam] baseert zijn verweer - kort weergegeven - op het volgende. Achteraf is gebleken dat de ondervloer niet geschikt was in combinatie met de vloerverwarming. De ondervloer moest daarom worden vervangen. Het plaatsen van een nieuwe bovenvloer was niet nodig. De vloer was weliswaar enigszins gekrompen, maar hiervoor was extra reservemateriaal aanwezig van [.] uit dezelfde batch. [eiser] wilde hier ten onrechte niet aan meewerken en daarna heeft [handelsnaam] jarenlang niets meer vernomen. In 2021 bleek de vloer totaal kapot gelopen. Dat was niet gebeurd als de ondervloer gelijk vervangen was op het moment dat [.] dat adviseerde. [handelsnaam] stelt verder dat de offerte van [eiser] voor een nieuwe vloer niet correct is omdat er gerekend wordt met een bedrag van € 89,-- per m2 terwijl [handelsnaam] dezelfde vloer aanbiedt voor € 69,-- m2 inclusief legkosten. De gerekende legkosten van € 3.000,-- zijn in dat kader heel bijzonder. Ook is het niet nodig dat de verdieping leeg gemaakt wordt, de spullen kunnen gewoon verplaatst worden door twee extra mensen in te zetten tijdens het leggen.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het staat vast dat [handelsnaam] een ondervloer heeft geleverd die niet geschikt was voor de vloerverwarming en dus niet beantwoordde aan de overeenkomst. [handelsnaam] was daarom verplicht de ondervloer geheel te vervangen. Het geschil gaat over het herstel van de bovenvloer.
Ontbinding rechtsgeldig
4.2.
De kantonrechter is van oordeel dat [eiser] zich in redelijkheid op het standpunt mocht stellen dat ook de bovenvloer als gevolg van de fout van [handelsnaam] volledig vervangen moest worden omdat deze vloer schotelde, gekrompen en bobbelig was. De andersluidende visie van [handelsnaam] is niet geloofwaardig. [handelsnaam] is om haar moverende redenen pas eind juni 2021 naar de vloer komen kijken. Toen heeft ook [handelsnaam] vastgesteld dat de bovenvloer geheel vervangen moest worden. [handelsnaam] had eerder kunnen gaan kijken. Nu zij dat niet heeft gedaan, kan zij [eiser] niet verwijten dat hij zich op het standpunt is blijven stellen dat ook de bovenvloer geheel vervangen moest worden.
4.3.
Als het geleverde niet aan de koopovereenkomst beantwoordt, heeft de koper bij een consumentenkoop zoals hier aan de orde in beginsel ook recht op ontbinding. Voordat de koper tot ontbinding over kan gaan, moet hij de verkoper wel een redelijke termijn geven om de geconstateerde gebreken te herstellen (zie artikel 7:22 BW).
4.4.
In dit geval heeft [eiser] [handelsnaam] voldoende in de gelegenheid gesteld om de vloer in zijn geheel te vervangen binnen een redelijke termijn. De kantonrechter verwijst in dit kader onder meer naar de brief van 27 juli 2020 van de gemachtigde van [eiser] en de diverse e-mailberichten daaraan voorafgaand van [eiser] zelf. [handelsnaam] heeft nagelaten om aan zijn verplichting tot herstel te voldoen. [eiser] heeft de koop daarom met de brief van 12 april 2022 rechtsgeldig ontbonden.
4.5.
Omdat de ontbinding terecht en rechtsgeldig is geweest, is een verbintenis tot ongedaanmaking van de koopovereenkomst ontstaan. [eiser] heeft daarom terecht verzocht om [handelsnaam] te veroordelen de vloer op te komen halen en het betaalde bedrag terug te betalen. De gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf 19 juli 2022, de datum van dagvaarding. Weliswaar heeft [eiser] (primair) rente gevorderd vanaf 10 augustus 2020, maar de verbintenis tot ongedaanmaking is pas ontstaan als gevolg van de ontbinding.
Gevolgschade
4.6.
[eiser] stelt verder dat hij ten gevolge van de tekortkoming van [handelsnaam] schade heeft geleden. Deze schade bestaat volgens [eiser] ten eerste uit de kosten voor het in- en uitruimen van de verdieping ter hoogte van € 878,79. Ten tweede bestaat volgens [eiser] de schade uit de extra kosten voor het leggen van een nieuwe vergelijkbare vloer ter hoogte van € 2.723.86.
4.7.
Omdat er sprake is van een toerekenbare tekortkoming van [handelsnaam] , is [handelsnaam] gehouden tot vergoeding van de schade die [eiser] daardoor lijdt.
4.8.
Ten aanzien van de gevorderde kosten voor het in- en uitruimen van de verdieping heeft [handelsnaam] , zo begrijpt de kantonrechter, gesteld dat deze niet noodzakelijk zijn omdat de meubels verplaatst kunnen worden door extra mensen in te zetten tijdens het leggen. [eiser] meent dat de verdieping geheel ontruimd moet worden. Hij heeft op de zitting toegelicht dat er ook voor het verplaatsen van de spullen extra mankracht moet worden ingehuurd.
Gelet op het voorgaande is aannemelijk dat de kosten begroot kunnen worden op de kosten van twee extra mankrachten gedurende een dag om de meubels te verplaatsen. De kantonrechter schat deze kosten op € 400,00. Dit bedrag zal dan ook worden toegewezen.
4.9.
Voor wat betreft de extra kosten voor het leggen van de vervangende vloer ziet de kantonrechter geen aanleiding om af te wijken van het door [eiser] gevorderde bedrag van € 2.723,86. [eiser] heeft deze kosten met een offerte toegelicht. De kantonrechter is niet gebleken dat deze offerte onredelijk hoog is. Op de zitting heeft [eiser] uitgelegd dat het door [handelsnaam] geconstateerde prijsverschil van (89 minus 69 =) € 20,-- voor de vloer zit in het feit dat in de overgelegde offerte voor de nieuwe vloer wordt gerekend met 22 pakken van 2,1 m2 terwijl [handelsnaam] uitgaat van een prijs per vierkante meter. De prijs per vierkante meter in de offerte komt dus uit op een bedrag van (89,37 : 2,1 =) € 42,55 per vierkante meter. [handelsnaam] rekent zelf een prijs van € 69,00 inclusief leggen per vierkante meter. De prijs van de vloer in de offerte acht de kantonrechter, gelet op deze nadere toelichting, niet opvallend hoog. Dat hier vervolgens nog wel legkosten bij komen acht de kantonrechter ook niet merkwaardig. [handelsnaam] heeft de kantonrechter onvoldoende aanknopingspunten gegeven dat de geoffreerde legkosten van € 2.907,27 in combinatie met de geoffreerde prijs voor de vloerdelen irreëel zijn. De stelling dat [handelsnaam] dezelfde vervangende vloer al met al inclusief leggen zelf goedkoper had geleverd is hiervoor onvoldoende. De kans om zelf een vervangende vloer te leggen is hem door [eiser] afdoende geboden. Dat hij dit niet heeft gedaan en vervolgens geconfronteerd wordt met hogere kosten komt voor zijn rekening en risico.
4.10.
De gevorderde wettelijke rente over de gevolgschade zal als onvoldoende onderbouwd worden afgewezen omdat [eiser] niet heeft gesteld dat hij al kosten heeft gemaakt.
Buitengerechtelijke kosten
4.11.
De kantonrechter stelt vast dat [eiser] voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht en dat is voldaan aan het vereiste dat alleen redelijke kosten die in redelijkheid zijn gemaakt kunnen worden toegewezen. Het gevorderde bedrag is conform het in het Besluit en in het Rapport Voorwerk II bepaalde tarief en zal worden toegewezen.
Proceskosten
4.12.
[handelsnaam] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
- dagvaarding € 138,28
- griffierecht € 244,00
- salaris gemachtigde €
660,00(2 punten x tarief € 330,00)
Totaal € 1.042,28
4.13.
De gevorderde nakosten worden toegewezen zoals hierna vermeld.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
verklaart voor recht dat sprake is van een toerekenbare tekortkoming zijdens [handelsnaam] en dat zij alle schade van [eiser] dient te vergoeden;
5.2.
verklaart voor recht dat de overeenkomst tussen [eiser] en [handelsnaam] rechtsgeldig ontbonden is;
5.3.
veroordeelt [handelsnaam] om de vloer bij [eiser] weg te halen en om aan [eiser] tegen bewijs van kwijting te betalen € 2.250,-- vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf 19 juli 2022 tot de voldoening;
5.4.
veroordeelt [handelsnaam] om aan [eiser] tegen bewijs van kwijting te betalen € 3.602,65;
5.5.
veroordeelt [handelsnaam] om aan [eiser] tegen bewijs van kwijting te betalen de buitengerechtelijke incassokosten van € 807,84;
5.6.
veroordeelt [handelsnaam] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [eiser] , tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 1.042,28, waarin begrepen € 660,-- aan salaris gemachtigde;
5.7.
veroordeelt [handelsnaam] , onder de voorwaarde dat zij niet binnen 14 dagen na aanschrijving door [eiser] volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 132,-- aan salaris gemachtigde;
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis;
5.8.
verklaart dit vonnis wat betreft de veroordeling tot betaling uitvoerbaar bij voorraad;
5.9.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A.M. Pinckaers, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 8 maart 2023.