ECLI:NL:RBMNE:2023:3144
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de hoogte van de WOZ-waarde van een onroerende zaak in Utrecht
In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland op 23 juni 2023, wordt het beroep van eiser tegen de vastgestelde WOZ-waarde van zijn woning beoordeeld. De heffingsambtenaar van de gemeente heeft de WOZ-waarde vastgesteld op € 552.000,- per waardepeildatum 1 januari 2021, voor het belastingjaar 2022. Eiser, eigenaar van de woning, heeft bezwaar gemaakt tegen deze waarde, omdat hij deze te hoog achtte en stelde dat de waarde niet hoger dan € 483.000,- mocht zijn. De rechtbank heeft het beroep op 12 mei 2023 behandeld tijdens een digitale zitting, waarbij de gemachtigde van eiser en de heffingsambtenaar aanwezig waren.
De rechtbank overweegt dat de heffingsambtenaar met een taxatiematrix en een verweerschrift aannemelijk heeft gemaakt dat de WOZ-waarde niet te hoog is vastgesteld. De heffingsambtenaar heeft de waarde onderbouwd door de woning van eiser te vergelijken met vier referentiewoningen in de omgeving, waarvan verkoopcijfers beschikbaar zijn. Eiser heeft geprobeerd een vergelijkbare woning als referentie aan te voeren, maar de rechtbank oordeelt dat de gegevens over deze woning te summier zijn om deze mee te nemen in de beoordeling.
De rechtbank concludeert dat de referentiewoningen geschikt zijn voor de waardebepaling en dat de heffingsambtenaar voldoende rekening heeft gehouden met de verschillen tussen de woningen. De rechtbank wijst het beroep van eiser af en verklaart het ongegrond, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.