ECLI:NL:RBMNE:2023:3143
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de hoogte van de WOZ-waarde van een woning in het kader van een belastinggeschil
In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiser tegen de vastgestelde WOZ-waarde van zijn woning beoordeeld. De heffingsambtenaar van de gemeente heeft de WOZ-waarde vastgesteld op € 761.000,- per waardepeildatum 1 januari 2021, voor het belastingjaar 2022. Eiser, eigenaar van de woning, heeft bezwaar gemaakt tegen deze vaststelling, maar de heffingsambtenaar heeft het bezwaar ongegrond verklaard. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld tegen deze beslissing.
De rechtbank heeft op 12 mei 2023 het beroep behandeld. Eiser stelt dat de WOZ-waarde te hoog is vastgesteld en dat deze niet hoger kan zijn dan € 640.000,-. De heffingsambtenaar heeft ter onderbouwing van de WOZ-waarde een taxatiematrix overgelegd, waarin de woning van eiser wordt vergeleken met drie referentiewoningen in dezelfde gemeente. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de WOZ-waarde niet te hoog is vastgesteld, en dat de gebruikte referentiewoningen geschikt zijn voor de waardebepaling.
De rechtbank wijst de argumenten van eiser af, waaronder de stelling dat de heffingsambtenaar correctiepercentages voor KOUDV-factoren had moeten toepassen en dat de gehanteerde indexeringspercentages onvoldoende zijn onderbouwd. De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar de waarde van de woning op een juiste manier heeft vastgesteld en verklaart het beroep ongegrond. De uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, rechter, en is openbaar uitgesproken op 23 juni 2023.