ECLI:NL:RBMNE:2023:3140

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 juni 2023
Publicatiedatum
30 juni 2023
Zaaknummer
UTR 23/368
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Naheffingsaanslag parkeerbelasting en de uitzondering voor laden en lossen

Op 20 juni 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een zaak over een naheffingsaanslag parkeerbelasting die aan eiser was opgelegd door de heffingsambtenaar van de gemeente Almere. Eiser had beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van 13 december 2022, waarbij de naheffingsaanslag van 3 september 2022 was gehandhaafd. De rechtbank heeft de zaak behandeld via een beeldverbinding, waarbij zowel de gemachtigde van eiser als de gemachtigde van de heffingsambtenaar aanwezig waren.

De rechtbank oordeelde dat eiser voldoende aannemelijk had gemaakt dat hij bezig was met het onmiddellijk laden of lossen van pakketten laminaat vanuit zijn auto naar de woning van zijn dochter. De heffingsambtenaar had in zijn verweerschrift foto’s overgelegd van een andere auto, wat niet relevant was voor de zaak van eiser. De rechtbank concludeerde dat de heffingsambtenaar niet voldoende bewijs had geleverd om te stellen dat er geen sprake was van laden of lossen. Daarom verklaarde de rechtbank het beroep van eiser gegrond, vernietigde de uitspraak op bezwaar en herhiep de naheffingsaanslag.

Daarnaast werd de heffingsambtenaar veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht van € 50,- en de proceskosten van € 1.133,- aan eiser, te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank benadrukte dat de heffingsambtenaar onvoldoende bewijs had geleverd om zijn standpunt te onderbouwen, en dat eiser's verklaring niet onaannemelijk was. De uitspraak werd openbaar gemaakt op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/368
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 juni 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. N.G.A. Voorbach),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Almere (de heffingsambtenaar)

(gemachtigde: A. Teunisse).

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 13 december 2022 (de bestreden uitspraak), waarbij een aan hem opgelegde naheffingsaanslag parkeerbelasting van 3 september 2022 (aanslagnummer [aanslagnummer] ) is gehandhaafd.
De heffingsambtenaar heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep van eiser op 20 juni 2023 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de heffingsambtenaar.
De rechtbank heeft het onderzoek op de zitting gesloten en vervolgens uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- herroept de naheffingsaanslag;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats komt van de bestreden uitspraak op bezwaar;
- draagt de heffingsambtenaar op het griffierecht van € 50,- aan eiser te vergoeden, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf vier weken na de datum van openbaarmaking van deze uitspraak tot aan de dag van algehele voldoening;
- veroordeelt de heffingsambtenaar tot betaling van € 1.133,- aan proceskosten aan eiser, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf vier weken na de datum van openbaarmaking van deze uitspraak tot aan de dag van algehele voldoening.

Overwegingen

1. Op 26 augustus 2022 om 13:06 uur stond de auto met het kenteken [kenteken] stil aan de [straat] in Almere zonder dat parkeerbelasting was betaald.
2. Tussen partijen is in geschil of sprake was van parkeren. Op de plek waar de auto stond, moet voor parkeren betaald worden. Het stilstaan van de auto, ook zonder de auto te verlaten, moet in beginsel als parkeren worden aangemerkt. Van parkeren is geen sprake wanneer zaken onmiddellijk worden geladen of gelost. Er hoeft dan geen parkeerbelasting te worden betaald. De bewijslast dat sprake was van onmiddellijk laden of lossen ligt op degene die zich op deze uitzondering beroept. Dat betekent dat het in dit geval op de weg van eiser ligt om aannemelijk te maken dat sprake was van onmiddellijk laden of lossen van zaken aan de [straat] .
3. Eiser stelt dat sprake was van het lossen van pakketten laminaat vanuit de auto naar de woning van zijn dochter. Hij heeft zijn standpunt onderbouwd met een getuigenverklaring en een aankoopbon van het laminaat dat in dit geval door hem zou zijn gelost. De heffingsambtenaar heeft in reactie daarop aangegeven dat dit niet klopt. Hij wijst daarbij in het verweerschrift op foto’s van het voertuig in het brondocument waaruit zou blijken dat van laden of lossen geen sprake kan zijn vanuit de auto van eiser, gelet op de plek waar de auto is geparkeerd. De rechtbank constateert dat de heffingsambtenaar verwijst naar foto’s van een auto met een ander kenteken dan de auto waarvoor de naheffingsaanslag is opgelegd. Van de auto van eiser zijn geen foto’s overgelegd. De heffingsambtenaar onderbouwt met de foto’s dan ook niet dat geen sprake kon zijn van laden of lossen vanuit de auto van eiser. Op de zitting heeft de heffingsambtenaar erkend dat het foto’s van een andere auto betroffen. De heffingsambtenaar blijft bij zijn standpunt dat vanuit de auto van eiser op het betreffende moment geen sprake was van laden of lossen. Hij wijst daarbij op de scanauto die is langsgereden en op de parkeercontroleur die vervolgens is langsgegaan en geen laad- en losactiviteiten heeft gezien, waarbij er contact is geweest tussen eiser en de parkeercontroleur. In het licht van de verklaring van eiser die hij heeft onderbouwd met stukken, vindt de rechtbank de onderbouwing van de heffingsambtenaar onvoldoende concreet om te concluderen dat de verklaring van eiser niet kan kloppen. Er is geen proces-verbaal of een verklaring van de parkeercontroleur overgelegd dat naast het verhaal van eiser, dat niet onaannemelijk is, had kunnen worden gelegd. Dat had wel verwacht mogen worden van de heffingsambtenaar. De rechtbank komt tot de conclusie dat voldoende aannemelijk is dat sprake was van losactiviteiten. De naheffingsaanslag parkeerbelasting kan daarom niet in stand blijven.
4. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt de uitspraak op bezwaar en herroept de naheffingsaanslag.
5. Omdat het beroep gegrond is moet de heffingsambtenaar het griffierecht aan eiser vergoeden en krijgt eiser ook een vergoeding van zijn proceskosten. De heffingsambtenaar moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt eiser een vast bedrag per proceshandeling. In bezwaar heeft elke proceshandeling een waarde van € 296,-. In beroep heeft elke proceshandeling een waarde van € 837,-. Eiser heeft in bezwaar gevraagd om vergoeding van de proceskosten. De gemachtigde heeft een bezwaarschrift ingediend, de hoorzitting bijgewoond, een beroepschrift ingediend en heeft aan de zitting van de rechtbank deelgenomen. Omdat het een parkeerbelastingzaak is, past de rechtbank een factor 0,5 toe. De vergoeding bedraagt daarmee in totaal € 1.133,-.
6. Eiser maakt aanspraak op wettelijke rente over de proceskosten en het griffierecht. De rechtbank wijst dit toe.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.R. van Es-de Vries, rechter, in aanwezigheid van mr. C.L. Fix, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 20 juni 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van dit proces-verbaal, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.