ECLI:NL:RBMNE:2023:3137

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 juni 2023
Publicatiedatum
30 juni 2023
Zaaknummer
16.303971.22 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zware mishandeling en openlijke geweldpleging tijdens uitgaansgeweld in Emmeloord

Op 30 juni 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 18 september 2022 in Emmeloord betrokken was bij een geweldsincident. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan het slachtoffer, [slachtoffer], door deze met een mes in de buik te steken, en van openlijke geweldpleging in vereniging. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan zware mishandeling, maar sprak hem vrij van de poging tot doodslag. De bewezenverklaring was gebaseerd op getuigenverklaringen en berichten van de verdachte op sociale media, waarin hij het geweld bevestigde. De rechtbank legde een gevangenisstraf van twee jaar op, met aftrek van voorarrest, en kende een schadevergoeding toe aan het slachtoffer van € 7.180,77, te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank benadrukte de ernst van het geweld en de impact op de slachtoffers, evenals de noodzaak van een stevige straf ter waarborging van de openbare orde.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16.303971.22 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 30 juni 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1998] te [geboorteplaats] (Turkije),
zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd in [verblijfplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 16 juni 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. F.E. Leeman en van hetgeen verdachte en zijn raadsman mr. H. Polat, advocaat te Haarlem, alsmede mr. B. Helmich, advocaat te Lelystad die benadeelde partij [slachtoffer ] bijstaat, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er op neer dat verdachte:
Feit 1 primair:
op 18 september 2022 in Emmeloord heeft geprobeerd [slachtoffer ] opzettelijk van het leven te beroven door die [slachtoffer ] met een mes in de borst en/of buik althans het (boven)lichaam te steken;
Feit 1 subsidiair:
op 18 september 2022 in Emmeloord aan [slachtoffer ] zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht door die [slachtoffer ] met een mes in de borst en/of buik te steken;
Feit 1 meer subsidiair:
op 18 september 2022 in Emmeloord heeft geprobeerd aan [slachtoffer ] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, door die [slachtoffer ] met een mes in de borst en/of buik te steken;
Feit 1 meest subsidiair:
op 18 september 2022 in Emmeloord [slachtoffer ] heeft mishandeld, terwijl dit zwaar lichamelijk letsel voor die [slachtoffer ] ten gevolge heeft gehad;
Feit 2:
op 18 september 2022 in Emmeloord openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer ] .

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 primair en onder 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat niet kan worden vastgesteld dat het verdachte is geweest die aangever heeft gestoken met een mes. Voorts blijkt uit het dossier niet dat verdachte openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen aangever.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Uit het verhoor van aangever [slachtoffer ] van 11 oktober 2022 volgt:
Mijn lever is geraakt doordat ik ben gestoken. Ik ben geopereerd. Mijn hele buik is opengemaakt, want zij moesten die wond schoonmaken. Ik heb vijf dagen in het ziekenhuis gelegen. Ik kan wat lopen maar nog steeds heb ik er last van. [2]
Uit de Letselrapportage Forensische Geneeskunde GGD Flevoland van 21 oktober 2022, opgesteld door forensisch arts M. Wind blijkt dat bij [slachtoffer ] onder meer de volgende letsels zijn vastgesteld:
  • een steekwond rechterflank met leverlaceratie. Lever is geraakt door messteek.
  • een steekwond rechterbovenbuik van ca. 1,5 cm doorsnee, lijkt een flink hematoom bij te zitten;
  • verstreken tijd sinds gemelde incident: 33 dagen
  • schatting duur verdere genezing letsels: 2 maanden [3]
Verdacht heeft ter terechtzitting van 16 juni 2023 het volgende verklaard:
Ik was op 18 september 2022 bij café [café] in Emmeloord met [medeverdachte] , de neef van [medeverdachte] , [getuige 1] en nog een aantal personen.
Uit de verklaring van getuige [getuige 1] bij de politie van 10 november 2022 volgt:
[medeverdachte] was samen met [verdachte] bij café [café] . In het begin was het alleen [medeverdachte] die ruzie met [slachtoffer ] had. Ik zag dat één van die jongens [slachtoffer ] vasthield en de ander hem ging slaan. Ik zag dat [slachtoffer ] toen op de grond lag. Ik ging met die Turkse jongens weg en hoorde ze in het Turks zeggen dat er een mes was.
Ik ging naar huis en [verdachte] kwam mee. Ik vroeg hem wat er was gebeurd. [verdachte] zei toen dat hij hem had gestoken. [4]
Uit het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] van 22 november 2022 volgt:
Ik onderzocht de inbeslaggenomen telefoon van verdachte. Ik zag een gesprek tussen verdachte en [A] . De berichten zijn vertaald. [5]
InstantMessages
18-9-202205:00:21 (UTC+0)
From:[telefoonnummer] @s.whatsapp.net [verdachte] . (owner)To:[telefoonnummer] @s. whatsapp.net [A]
Amk dostum bu eylencelerdensonra birini yaraladmm
Vertaling: Gvd vriend, na al diefeestjes/pleziertjes heb ikiemand verwond.
InstantMessages
18-9-202205:00:27(UTC+0)
From:[telefoonnummer] @s.whatsapp.net [verdachte] . (owner)To:[telefoonnummer] @s. whatsapp.net [A]
Tripe girmisiz [medeverdachte]
Vertaling:en ik gingen trippen.
InstantMessages
18-9-202205:00:37(UTC+0)
From:[telefoonnummer] @s.whatsapp.net [verdachte] . (owner)To:[telefoonnummer] @s. whatsapp.net [A]
Harbi harbi brçakla yaraladikamk @@
Vertaling: Echt, we hebben hem/haar met een mes verwond, gvd
Uit de verklaring van getuige [getuige 2] bij de rechter-commissaris van 9 mei 2023 volgt:
Toen ik mij omdraaide, zag ik een vechtpartij. Vijf mannen van Turkse afkomst namen daar deel aan. Het slachtoffer lag op de grond. Het slachtoffer heet [slachtoffer ] . Ik zag dat de mannen van Turkse afkomst hem sloegen. [6]
Uit de verklaring van getuige [getuige 3] bij de rechter-commissaris van 13 juni 2023 volgt:
Toen het event was afgelopen, kwamen we allemaal naar buiten. [slachtoffer ] begon met [medeverdachte] te praten. Het was een woordenwisseling. [slachtoffer ] heeft een stap richting [medeverdachte] gedaan. Vervolgens heeft [medeverdachte] uit het niets twee klappen in het gezicht van [slachtoffer ] gegeven. Hij sloeg met zijn vuist. Na die twee klappen heeft [medeverdachte] zich op [slachtoffer ] gegooid. Op dat moment kwamen vier vrienden van [medeverdachte] op [slachtoffer ] en zij gooiden zich op [slachtoffer ] . Zij sloegen hem allemaal en schopten hem ook. Ik heb hem [ [medeverdachte] ] gepakt en ik heb hem ongeveer een meter naar achteren getrokken. Ik hield hem stevig vast. Als hij iets in zijn handen had, dan had hij dat moeten laten vallen. Dan had ik dat moeten zien. Toen ik intervenieerde had [medeverdachte] geen mes bij zich. [7]
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op beide feiten, maar op één van de feiten.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 1
Wat is er gebeurd?
De rechtbank stelt op basis van het dossier en hetgeen ter terechtzitting is besproken het volgende vast. Aangever [slachtoffer ] was op 18 september 2022 met een aantal anderen aanwezig in café [café] in Emmeloord. Op gegeven moment is aangever met de andere aanwezigen naar buiten gegaan. Buiten het café stond op dat moment verdachte samen met onder meer [medeverdachte] en [getuige 1] . Op enig moment ontstond er een woordenwisseling tussen aangever en [medeverdachte] . [medeverdachte] gaf aangever vervolgens uit het niets twee vuistslagen in zijn gezicht en werkte hem naar de grond. [medeverdachte] heeft zichzelf hierna bovenop aangever gegooid. Op dat moment mengden personen met wie [medeverdachte] die avond bij [café] was zich in het conflict. Getuige [getuige 3] - die samen met aangever bij het café aanwezig was - heeft [medeverdachte] uiteindelijk van aangever kunnen wegtrekken door hem stevig vast te pakken en naar achteren te trekken. Uit de getuigenverklaringen van [getuige 3] en [getuige 2] blijkt dat alle mannen met wie [medeverdachte] buiten stond vervolgens geweld op aangever hebben uitgeoefend. Dat geweld bestond uit schoppen en slaan tegen het lichaam. Het is die avond niet bij slaan en schoppen gebleven. Aangever [slachtoffer ] is op enig moment met een mes in zijn buik gestoken.
Wie heeft aangever [slachtoffer ] met een mes gestoken?
Uit het dossier en hetgeen ter terechtzitting is besproken blijkt dat verdachte na het incident samen met [medeverdachte] , een neef van [medeverdachte] en [getuige 1] is weggelopen van het café naar de zaak van [medeverdachte] . Onderweg werd er volgens getuige [getuige 1] door verdachte in het Turks gesproken over een mes. Toen getuige [getuige 1] vervolgens met verdachte naar huis liep, heeft verdachte aan hem aangegeven dat hij aangever [slachtoffer ] met een mes heeft gestoken. De rechtbank heeft geen reden te twijfelen aan de verklaring van getuige [getuige 1] , nu deze wordt ondersteund door WhatsApp-berichten van verdachte, die hij kort na het incident aan [A] heeft gestuurd. In die berichten spreekt verdachte over het feit dat hij samen met [medeverdachte] is geweest, dat hij iemand heeft verwond en dat dit is gebeurd met een mes. Deze berichten zijn meermalen vertaald door verschillende tolken.
De inhoud van deze berichten bevat meerdere elementen die overeenkomen met het onderhavige incident. Zo wordt in één van de berichten expliciet de naam van [medeverdachte] genoemd, en ook hij was die avond bij [café] . Daarnaast schrijft verdachte dat hij iemand heeft verwond. Voorts wordt er expliciet gesproken over een verwonding met een mes. Die avond is aangever [slachtoffer ] gewond geraakt door een mes. De berichten zijn zeer kort na het incident bij [café] verstuurd. Het dossier en het besprokene op de zitting levert geen aanwijzingen op dat de berichten slaan op een ander incident dan het tenlastegelegde. De rechtbank is daarom van oordeel dat de WhatsApp-berichten betrekking hebben op het incident waarbij aangever [slachtoffer ] is aangevallen en gestoken met een mes. Verdachte schrijft in de ik-vorm dat hij iemand heeft verwond. Vervolgens schrijft hij in de wij-vorm dat iemand met een mes is verwond. De rechtbank acht in dit verband de verklaring van getuige [getuige 3] van belang. Hij heeft bij de politie en bij de rechter-commissaris consistent verklaard dat hij [medeverdachte] van aangever [slachtoffer ] aftrok en dat hij al die tijd goed zicht heeft gehad op [medeverdachte] . [getuige 3] heeft verklaard bij [medeverdachte] geen mes te hebben gezien. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het niet anders kan dan dat het verdachte is geweest die aangever met een mes in de buik heeft gestoken, en dat het onaannemelijk is dat hij dit samen met [medeverdachte] heeft gedaan. Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat het verdachte is geweest die aangever [slachtoffer ] met een mes in de buik heeft gestoken.
Is sprake van een poging tot doodslag?
De vraag die de rechtbank vervolgens dient te beantwoorden is of verdachte (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op de dood van het slachtoffer. De rechtbank stelt voorop dat uit het dossier en wat op de terechtzitting is besproken niet blijkt dat verdachte het slachtoffer heeft gestoken met als doel hem van het leven te beroven. Niettemin kan (voorwaardelijk) opzet op de dood bewezen worden geacht als uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het slachtoffer door het steken met het mes zou komen te overlijden. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
Uit het strafdossier en hetgeen ter terechtzitting is besproken blijkt dat aangever [slachtoffer ] steekverwondingen heeft opgelopen en dat zijn lever als gevolg van de messteek is gescheurd. Een dergelijke steek zou onder omstandigheden zeker een aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer met zich kunnen brengen. De zich in het dossier bevindende stukken geven echter geen uitsluitsel over de vraag met wat voor mes is gestoken, hoe vaak is gestoken en met hoeveel kracht is gestoken. Uit het dossier blijkt ook niet hoe diep deze verwondingen waren en wat de mogelijke gevolgen van deze verwondingen zijn. De letselrapportage die zich in het dossier bevindt is in dat opzicht zeer summier en onbevredigend beknopt.
De rechtbank kan, gelet op het feit dat zij over onvoldoende informatie beschikt over de aard en ernst van het steken, niet zonder meer vaststellen dat de kans dat aangever [slachtoffer ] door de gedragingen van verdachte zou komen te overlijden, aanmerkelijk te noemen is. De rechtbank moet verdachte daarom van het onder 1 primair tenlastegelegde vrijspreken.
Is sprake van zware mishandeling?
De rechtbank is van oordeel dat gelet op voornoemde bewijsmiddelen wel wettig en overtuigd kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan zware mishandeling.
Met betrekking tot het opzet op zwaar lichamelijk letsel overweegt de rechtbank het volgende. Verdachte heeft aangever [slachtoffer ] met een mes in de buik gestoken. Het is een feit van algemene bekendheid dat de buikstreek een kwetsbaar onderdeel van het lichaam is, nu zich daar verschillende belangrijke organen bevinden. Het met een mes steken in de buikstreek roept dan ook naar het oordeel van de rechtbank de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel in het leven. Het handelen van verdachte kan naar zijn uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij aangever dat het niet anders kan dan dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans op het intreden van dat gevolg heeft aanvaard. De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte in voorwaardelijke zin opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan aangever.
Voor een bewezenverklaring van zware mishandeling dient de rechtbank vervolgens na te gaan of het letsel dat aangever [slachtoffer ] heeft opgelopen als gevolg van de messteek als zwaar lichamelijk letsel kan worden gekwalificeerd. Voor de beantwoording van de vraag of het toegebrachte letsel als zwaar lichamelijk letsel aan te merken valt, kijkt de rechtbank naar de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op volledig herstel.
Uit de letselverklaring volgt dat aangever meerdere steekverwondingen heeft opgelopen, waaronder een steekwond in zijn buik. Zijn lever is als gevolg van de messteek geperforeerd. Ten overstaan van verbalisanten heeft aangever verklaard dat hij - als gevolg van de door verdachte gepleegde geweldshandelingen - een buikoperatie heeft moeten ondergaan en meerdere dagen in het ziekenhuis heeft moeten verblijven ter controle. Uit de letselverklaring volgt voorts dat het letsel van aangever gepaard gaat met een lange periode van herstel van naar schatting in totaal drie maanden. De rechtbank stelt op basis van het dossier ook vast dat er sprake is van restschade bij aangever in de vorm van een groot litteken dat over de gehele buik loopt, vanaf de borststreek tot de navel. Een dergelijk groot litteken ontsiert het lichaam en kan ook voor pijnklachten zorgen.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat het letsel dat aangever [slachtoffer ] heeft opgelopen zwaar lichamelijk letsel in de zin van artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht oplevert en komt daarmee tot een bewezenverklaring van dit onderdeel van de tenlastelegging.
Conclusie
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan zware mishandeling van [slachtoffer ] .
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 2
De rechtbank is van oordeel dat uit het dossier volgt dat verdachte openlijk gezamenlijk en welbewust met medeverdachten fysiek geweld heeft gebruikt tegen aangever. Zij heeft daarbij met name gelet op de getuigenverklaringen van [getuige 2] en [getuige 3] bij de rechter-commissaris. Daaruit blijkt dat [medeverdachte] twee vuistslagen uitdeelt aan aangever, waarna vervolgens de gehele groep van die [medeverdachte] - waartoe verdachte ook behoorde - zich in het conflict heeft gemengd en ook geweld heeft gebruikt tegen aangever. Dit geweld bestond uit schoppen en slaan. Tijdens het geweld tegen aangever was sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte, [medeverdachte] en de overige onbekend gebleven medeverdachten, omdat zij aangever samen en tegelijkertijd tegen het lichaam hebben geschopt en geslagen terwijl hij op de grond lag. Nadien is verdachte weggegaan en hebben hij en de medeverdachten aangever gewond achtergelaten.
Gelet op de wijze van handelen past hier geen andere conclusie dan dat verdachte bewust en nauw met de medeverdachten heeft samengewerkt en een wezenlijke en substantiële bijdrage aan het tegen aangever [slachtoffer ] gerichte geweld heeft geleverd. De voortdurende aanwezigheid van verdachte bij deze geweldspleging en de door hem gepleegde geweldshandelingen leveren naar het oordeel van de rechtbank een voldoende significante bijdrage op aan de openlijke geweldpleging.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Feit 1 subsidiair:
op 18 september 2022 te Emmeloord aan [slachtoffer ] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een geperforeerde lever, heeft toegebracht door die [slachtoffer ] met een mes in de buik te steken;
Feit 2:
op 18 september 2022 te Emmeloord openlijk, te weten op de [straat] , in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer ] , door die [slachtoffer ] , terwijl hij door verdachtes mededaders werd vastgehouden, meermalen tegen het lichaam te slaan en schoppen.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1 subsidiair en 2 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Feit 1 subsidiair:
zware mishandeling;
Feit 2:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van vier jaren, met aftrek van het voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, verzocht aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen gelijk aan de duur van het voorarrest. Subsidiair is verzocht daarnaast aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf of voorwaardelijke taakstraf op te leggen. Meer subsidiair is verzocht naast voornoemde onvoorwaardelijke gevangenisstraf een onvoorwaardelijke taakstraf van 240 uren aan verdachte op te leggen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan fors, buitensporig en zinloos uitgaansgeweld. Zonder enige (noemenswaardige) aanleiding heeft verdachte het slachtoffer met een mes in de buikstreek gestoken. Hoewel alleen dit handelen op zichzelf al zeer ernstig en afkeuringswaardig is, heeft verdachte het hier niet bij gelaten. Samen met anderen heeft verdachte het slachtoffer, terwijl die op de grond lag, geslagen en geschopt. Dit zijn zeer ernstige strafbare feiten, waartegen vanuit het oogpunt van normhandhaving en vergelding fors dient te worden opgetreden. Het letsel dat het slachtoffer als gevolg van het handelen van verdachte heeft opgelopen is fors. Het slachtoffer zal mede gelet op het grote litteken op zijn buik blijvend herinnerd worden aan wat hem die bewuste uitgaansnacht is overkomen. Verdachte heeft met zijn handelen een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer.
Het incident heeft zoals gezegd plaatsgevonden in het uitgaansleven. Het was op het moment van het incident behoorlijk druk bij en rondom café [café] en omstanders zijn ongevraagd geconfronteerd met de geweldsuitbarsting van verdachte. Dit soort uitgaanswereld roept gevoelens van onveiligheid en angst op bij de betrokken personen en in de samenleving. Uit het dossier blijkt ook dat het handelen van verdachte voor gevoelens van angst heeft gezorgd bij verschillende personen die die avond aanwezig waren bij het café en die ooggetuige zijn geweest van de geweldsexplosie van verdachte.
Uit de verklaring van verdachte ter terechtzitting en de chatberichten op de telefoon van verdachte concludeert de rechtbank dat verdachte het kennelijk stoer vindt om met een mes op zak rond te lopen en dit mes vervolgens ook nog eens te gebruiken. Dit acht de rechtbank buitengewoon ernstig en verontrustend.
Het feit dat verdachte in het geheel geen verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen, reeds omdat hij tot en met het onderzoek ter terechtzitting heeft volgehouden de ten laste gelegde feiten niet te hebben gepleegd, is extra kwalijk. Verdachte heeft de rechtbank willen voorspiegelen dat juist híj in deze zaak het slachtoffer is en dat hij er door [medeverdachte] en [getuige 1] is “ingeluisd”. Dat verdachte voortdurend de schuld op anderen heeft willen afschuiven, rekent de rechtbank hem aan.
De persoon van verdachte
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank kennisgenomen van een op zijn naam gesteld uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 19 april 2023, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor een strafbaar feit is veroordeeld. Verder is de rechtbank gebleken dat verdachte uit Turkije is gevlucht en eerst in Zwitserland asiel heeft aangevraagd. De asielaanvraag is daar afgewezen, waarna verdachte naar Duitsland en Nederland is vertrokken. In Nederland heeft verdachte (politiek) asiel aangevraagd en die procedure loopt nog.
De op te leggen straf
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank gelet op de straffen die doorgaans voor zware mishandeling en openlijke geweldpleging worden opgelegd. De rechtbank overweegt dat er voor zware mishandeling oriëntatiepunten voor strafoplegging van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) zijn, maar zal deze in dit geval - gelet op de aard en ernst van dit specifieke geval - niet als uitgangspunt nemen.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op hetgeen hiervoor is overwogen met betrekking tot de aard en ernst van de bewezen verklaarde feiten, mede vanuit een oogpunt van normbevestiging en generale preventie, niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur. Met een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak zouden de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde miskend worden. De rechtbank komt wel tot een lagere gevangenisstraf dan door de officier van justitie is geëist, omdat zij verdachte zal vrijspreken van de ten laste gelegde poging doodslag.
Zonder enige aanleiding heeft verdachte zinloos en grof uitgaansgeweld toegepast op het slachtoffer. Er was kennelijk een conflict tussen [medeverdachte] en het slachtoffer en verdachte heeft zich daarin gemengd, waarbij hij gebruik heeft gemaakt van een mes. Naast dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan zware mishandeling, heeft hij zich ook schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging. Er is sprake van fors letsel bij het slachtoffer in de buikstreek, en als gevolg van het handelen van verdachte was acuut medisch ingrijpen in de vorm van een flinke operatie noodzakelijk. Het slachtoffer heeft hieraan een groot litteken overgehouden. Daarnaast heeft verdachte op geen enkele wijze ook maar enige verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen.
Al deze omstandigheden maken dat een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats is. Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van twee jaren, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

9.BESLAG

Blijkens een
‘Lijst van inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen’van 14 maart 2023 is beslag gelegd op een telefoon (merk: Apple, kleur: zwart, goednummer:PL0900-2022276281-G3079386).
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de teruggave aan verdachte van de in beslag genomen telefoon gevorderd.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van de in beslag genomen telefoon.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal teruggave gelasten aan verdachte van de hierboven beschreven telefoon, aangezien dit voorwerp niet vatbaar is voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en het belang van strafvordering zich niet tegen teruggave verzet.

10.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer ] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 7.110,74. Dit bedrag bestaat uit € 1.110,47 materiële schade en € 6.000,00 immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte tenlastegelegde. De materiële schade bestaat uit de volgende schadeposten:
  • ziekenhuis dagvergoeding: € 186,00;
  • kosten psycholoog: € 432,50;
  • reiskosten ziekenhuis, psycholoog, bedrijfsarts en advocaat: € 510,24.
Ter terechtzitting heeft de advocaat van de benadeelde partij de vordering gewijzigd, in die zin dat een extra materiële schadepost is toegevoegd van een bedrag van € 100,00. Deze schadepost ziet op de kleding van de benadeelde partij die onbruikbaar is geworden. De totale vordering komt daarmee op een bedrag van € 7.210,74. De benadeelde partij heeft verzocht het bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment dat de schade is ontstaan. Voorts heeft de benadeelde partij verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De benadeelde partij vordert daarnaast, gelet op een eventuele vervolgprocedure in geval van hoger beroep, een kilometervergoeding voor de door hem gemaakte kilometers ten behoeve van deze procedure ter hoogte van € 750,00. De benadeelde partij heeft verzocht om wat betreft deze kostenpost in de onderhavige procedure niet-ontvankelijk te worden verklaard.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij geheel toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich, gelet op de bepleite vrijspraak, primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering dient te worden verklaard. Mocht de rechtbank tot een bewezenverklaring komen, heeft de raadsman subsidiair verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering te verklaren voor zover die ziet op vergoeding van immateriële schade, omdat die onvoldoende is onderbouwd en de behandeling van dat deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Ten aanzien van de materiële schade heeft de raadsman zich subsidiair gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, met uitzondering van de schadepost die ziet op vergoeding van de kleding. De vordering dient voor dit deel te worden afgewezen nu enige onderbouwing van schade aan de kleding ontbreekt.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
Voldoende is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder feit 1 subsidiair bewezenverklaarde rechtstreeks schade heeft geleden.
De rechtbank zal de gevorderde bedragen toewijzen voor de schadeposten ziekenhuis dagvergoeding, kosten psycholoog en reiskosten ziekenhuis, psycholoog en bedrijfsarts. Voor al deze schadeposten geldt dat de gevorderde schade door de benadeelde partij voldoende is onderbouwd en voorzien is van bewijsstukken. De rechtbank zal ook het gevorderde bedrag toewijzen voor de schadepost kleding, nu uit het dossier volgt dat de kleding van de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde onbruikbaar is geworden. Het gevorderde bedrag van € 100,00 komt de rechtbank billijk voor. Voor de schadepost reiskosten advocaat geldt dat dit valt onder proceskosten en niet onder materiële schade. De rechtbank zal op dit onderdeel van de vordering een beslissing nemen bij de proceskostenveroordeling en het afwijzen als onderdeel van de vordering tot vergoeding van materiële schade. De rechtbank waardeert de totale toewijsbare vergoeding voor materiële schade op € 1.180,77.
Toekomstige schade
Voor de reiskosten die in geval van een eventuele procedure in hoger beroep zullen worden gemaakt geldt dat er sprake is van toekomstige schade, maar ook dat dat niet gaat om voor vergoeding in aanmerking komende materiële schade maar om proceskosten. Deze kostenpost van € 750,00 zal daarom worden afgewezen.
Immateriële schade
Op grond van artikel 6:106 sub b van het Burgerlijk Wetboek (BW) komt een benadeelde partij onder meer een vergoeding toe voor immateriële schade als sprake is van lichamelijk letsel en als het slachtoffer op andere wijze in de persoon is aangetast. De benadeelde partij heeft te maken gekregen met een ernstig geweldsdelict. Hij heeft daar zwaar lichamelijk letsel aan overgehouden, in de vorm van een geperforeerde lever. De steekverwondingen zijn dusdanig ernstig geweest dat medisch ingrijpen in de vorm van een operatie noodzakelijk was. Naar aanleiding hiervan heeft de benadeelde partij een aantal dagen in het ziekenhuis moeten verblijven. Uit de onderbouwing van de vordering is duidelijk geworden dat het geweldsincident naast lichamelijk letsel ook psychisch leed met zich heeft gebracht. Om met de psychische gevolgen om te gaan staat de benadeelde partij onder behandeling van een psycholoog.
De rechtbank is van oordeel dat de aard en de ernst van de normschending door verdachte, de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd, en de gevolgen daarvan voor de benadeelde partij, meebrengen dat sprake is van lichamelijk letsel en van aantasting in persoon op andere wijze. Op grond van voornoemd artikel 6:106 lid 1, onder b, BW zijn dit gevallen waarin de benadeelde recht heeft op een immateriële schadevergoeding. Gelet op de motivering en onderbouwing van de immateriële schadepost en wat in vergelijkbare gevallen aan immateriële schadevergoeding wordt toegewezen, is de rechtbank van oordeel dat het gevorderde bedrag van € 6.000,- billijk is. De betwisting van de immateriële schadepost door de raadsman is, gezien de onderbouwing ervan, overigens volstrekt onvoldoende gemotiveerd.
Totale schade
De rechtbank zal de vordering tot het bedrag van € 7.180,77 toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 18 september 2022 tot aan de dag van volledige betaling.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer ] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 7.180,77, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 18 september 2022 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 70 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer ] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Proceskosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op € 29,70. Dit betreffen de reiskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt ten behoeve van afspraken met diens raadsvrouw. Dit bedrag te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 18 september 2022 tot aan de dag van volledige betaling.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 57, 141 en 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 1 primair tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 subsidiair en onder 2 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1 en 2 meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1 subsidiair en onder 2 bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
2 (twee) jaren;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van het volgende voorwerp:
 een telefoon (merk: Apple, kleur: zwart, goednummer: PL0900-2022276281-G3079386);
Benadeelde partij
  • wijst de vordering van [slachtoffer ] toe tot een bedrag van € 7.180,77;
  • wijst de vordering voor wat betreft het meer gevorderde af;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer ] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 september 2022 tot de dag van volledige betaling;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op dit moment begroot op € 29,70, te vermeerderen me de wettelijke rente daarover vanaf 18 september 2022 tot de dag van volledige betaling;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer ] aan de Staat € 7.180,77 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 september 2022 tot de dag van volledige betaling, bij niet-betaling aan te vullen met 70 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op één van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde partij dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.W.M. van Hoof, voorzitter, mrs. N. van Esch en
E.G. de Jong, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K.E. Heins, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 30 juni 2023.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Feit 1:
hij op of omstreeks 18 september 2022 te Emmeloord, gemeente Noordoostpolder ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer ] opzettelijk van het leven te beroven, die [slachtoffer ] met een mes, althans scherp en/of puntig voorwerp meermalen, althans éénmaal in de borst en/of buik althans in het (boven)lichaam heeft gestoken terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 18 september 2022 te Emmeloord, gemeente Noordoostpolder aan [slachtoffer ] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een geperforeerde lever, heeft toegebracht door die [slachtoffer ] met een mes, althans scherp en/of puntig voorwerp meermalen, althans éénmaal in de borst en/of buik althans in het (boven)lichaam te steken;
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 18 september 2022 te Emmeloord, gemeente Noordoostpolder ter
uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer ] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen die [slachtoffer ] met een mes, althans scherp en/of puntig voorwerp meermalen, althans éénmaal in de borst en/of buik althans in het (boven)lichaam heeft gestoken terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 18 september 2022 te Emmeloord, gemeente Noordoostpolder [slachtoffer ] heeft mishandeld door die [slachtoffer ] met een mes, althans scherp en/of puntig voorwerp meermalen, althans éénmaal in de borst en/of buik althans in het (boven)lichaam te steken, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een geperforeerde lever ten gevolge heeft gehad;
Feit 2:
hij op of omstreeks 18 september 2022 te Emmeloord, gemeente Noordoostpolder, openlijk, te weten op/aan de [straat] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer ] , door die [slachtoffer ] terwijl hij door verdachte althans diens mededaders werd vastgehouden meermalen althans éénmaal in het gezicht althans tegen het lichaam te slaan en/of stompen en/of schoppen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 23 november 2022, genummerd MD2R022139, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met 164 Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 54 en 55.
3.Pagina 147 en 148.
4.Pagina 89 en 90.
5.Pagina 99, 100 en 102.
6.Een proces-verbaal van het verhoor van [getuige 2] bij de rechter-commissaris van 9 mei 2023, pagina 2.
7.Een proces-verbaal van het verhoor van [getuige 3] bij de rechter-commissaris van 13 juni 2023, pagina 3 tot en met 7.