In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 7 juni 2023 uitspraak gedaan op het verzoek om herziening van Seats and Sofas B.V. Het verzoek betreft een eerdere uitspraak van de rechtbank van 15 juli 2021, waarin het beroep van verzoekster nietontvankelijk werd verklaard wegens het niet tijdig betalen van het griffierecht. De rechtbank had eerder op 28 december 2021 het verzet tegen deze uitspraak ongegrond verklaard. Verzoekster heeft op 17 februari 2022 een herzieningsverzoek ingediend, dat op 11 mei 2023 is behandeld. De gemachtigde van verzoekster verzocht om uitstel van de behandeling, omdat hij zich niet goed had kunnen voorbereiden. De rechtbank oordeelde echter dat de gemachtigde voldoende op de hoogte had kunnen zijn van het herzieningsverzoek en dat er geen reden was om de behandeling uit te stellen. De rechtbank concludeerde dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die aanleiding gaven voor herziening, en wees het verzoek om herziening af. Daarnaast werd het verzoek om immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn afgewezen, omdat de rechtbank binnen de gestelde termijn had geoordeeld. Er was ook geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.