In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 7 juni 2023 uitspraak gedaan op het verzoek van Fletcher Hotel Exploitaties B.V. tot herziening van een eerdere uitspraak. De rechtbank had eerder op 7 juli 2020 het beroep van verzoekster niet-ontvankelijk verklaard omdat het griffierecht niet op tijd was betaald. Dit besluit werd in een verzetprocedure op 7 september 2021 bevestigd. Fletcher Hotel Exploitaties B.V. heeft op 17 februari 2023 een verzoek tot herziening ingediend, dat op 11 mei 2023 werd behandeld. De gemachtigde van verzoekster verzocht om uitstel van de behandeling, omdat hij niet in staat was het zaaknummer te koppelen aan de eerdere uitspraak. De rechtbank oordeelde echter dat de gemachtigde voldoende op de hoogte had kunnen zijn van het herzieningsverzoek en dat er geen reden was om de behandeling uit te stellen. De rechtbank concludeerde dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die een herziening rechtvaardigden, en wees het verzoek om herziening af. Daarnaast werd het verzoek om immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn afgewezen, omdat de rechtbank binnen de termijn van anderhalf jaar na indiening van het herzieningsverzoek uitspraak had gedaan. De rechtbank besloot ook dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.