ECLI:NL:RBMNE:2023:313

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 januari 2023
Publicatiedatum
30 januari 2023
Zaaknummer
C/16/548080 / JE RK 22-1941
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing ondertoezichtstelling wegens onvoldoende doelmatigheid en acceptatie cultuursensitieve hulpverlening

In deze zaak heeft de kinderrechter op 12 januari 2023 uitspraak gedaan over het verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming Midden Nederland tot ondertoezichtstelling van de minderjarige [minderjarige (voornaam)]. De Raad verzocht om een ondertoezichtstelling voor de duur van twaalf maanden, met als argument dat de ontwikkeling van het kind ernstig bedreigd zou zijn. De ouders van [minderjarige (voornaam)] hebben echter cultuursensitieve hulpverlening geaccepteerd, wat volgens de kinderrechter voldoende waarborg biedt voor de veiligheid en ontwikkeling van het kind.

De kinderrechter heeft in de beoordeling gekeken naar de onrustige periode die de ouders en [minderjarige (voornaam)] hebben doorgemaakt, inclusief een eerdere uitplaatsing van het kind. De ouders hebben nu hulp van een organisatie die hen beter begrijpt, wat heeft geleid tot een verbeterde situatie binnen het gezin. De kinderrechter concludeert dat er op dit moment onvoldoende bewijs is dat [minderjarige (voornaam)] ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd en dat een ondertoezichtstelling niet doelmatig zou zijn.

De kinderrechter heeft de ouders gehoord en is van mening dat het opleggen van een gedwongen ondertoezichtstelling schadelijk zou zijn voor [minderjarige (voornaam)]. De ouders zijn in staat om afspraken te maken en er zijn geen recente incidenten meer geweest. De kinderrechter heeft er vertrouwen in dat de hulpverlening die de ouders accepteren, passend is en dat de veiligheid van [minderjarige (voornaam)] voldoende gewaarborgd is. Het verzoek van de Raad is dan ook afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/548080 / JE RK 22-1941
Datum uitspraak: 12 januari 2023

Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming Midden Nederland,

hierna: de Raad,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
betreffende

[minderjarige] , geboren op [2017] te [geboorteplaats] , hierna: [minderjarige (voornaam)] .

De kinderrechter merkt als
belanghebbendeaan:

[belanghebbende 1] ,

hierna: de moeder,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. S. Abawi.
De kinderrechter merkt als
informantaan:

[belanghebbende 2] ,

hierna: de vader,
wonende te [woonplaats] .

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoek met bijlagen van de Raad van 15 november 2022, ingekomen bij de griffie op 17 november 2022.
Op 12 december 2022 heeft een mondelinge behandeling plaatsgvonden. De kinderrechter heeft de behandeling van de zaak toen aangehouden, om de ouders in de gelegenheid te stellen een advocaat in te schakelen.
De mondelinge behandeling is voortgezet op 12 januari 2023. Verschenen zijn:
- de moeder, bijgestaan door mr. J.G.M. ter Avest, waarnemend voor mr. S. Abawi;
- de vader;
- mevrouw [A] namens de Raad;
- de heer D. Hosseini, tolk.
De gecertificeerde instelling Samen Veilig Midden-Nederland, gevestigd te [vestigingsplaats] (hierna: de GI) is wel juist opgeroepen, maar niet verschenen.

Waar de procedure over gaat

Het ouderlijk gezag over [minderjarige (voornaam)] wordt uitgeoefend door de moeder.
[minderjarige (voornaam)] woont bij de moeder.
De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige (voornaam)] voor de duur van twaalf maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. Voor de onderbouwing van het verzoek wordt verwezen naar het rapport van de Raad.

De beoordeling

De kinderrechter zal het verzoek van de Raad afwijzen. Dat betekent dat [minderjarige (voornaam)] niet onder toezicht wordt gesteld. De kinderrechter zal hierna uitleggen waarom zij deze beslissing neemt.
Wettelijk kader
Op grond van artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter een kind onder toezicht stellen als het kind in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd. Daarnaast moet er sprake zijn van de situatie dat de ouder(s) de hulp die nodig is om die bedreiging weg te nemen, niet of niet genoeg accepteren. Tot slot moet bij de kinderrechter wel de verwachting bestaan dat de ouders binnen een aanvaardbare termijn de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van het kind zelf weer kunnen dragen.
De ondertoezichtstellig is niet doelmatig
De kinderrechter heeft in de stukken gelezen dat [minderjarige (voornaam)] en de ouders een erg onrustige periode achter de rug hebben. [minderjarige (voornaam)] is regelmatig getuige geweest van spanningen en conflicten tussen de ouders, waardoor zijn opvoedsituatie een tijd lang onvoorspelbaar en stressvol is geweest. [minderjarige (voornaam)] is in 2019 een korte tijd met een (spoed)machtiging uit huis geplaatst. Maar die plaatsing is niet goed geweest voor [minderjarige (voornaam)] en deze gebeurtenis heeft een grote impact gehad op het hele gezin. De Raad heeft ook erkend dat de plaatsing niet goed is gegaan. Het is tekenend, aldus de Raad, dat op enig moment is besloten [minderjarige (voornaam)] terug te plaatsen bij de ouders. De zorgen over de ouders waren weliswaar nog groot, maar de zorgen over de plaatsing waren nog groter. De ouders vinden het door wat er toen is gebeurd heel erg moeilijk om hulpverlening te vertrouwen. Er is vervolgens veel hulpverlening ingeschakeld die onvoldoende van de grond is gekomen. Vermoedelijk spelen daarbij het wantrouwen van de ouders, hun verdere emotionele bagage en cultuuraspecten een rol.
Nu hebben de ouders hulpverlening geaccepteerd van [vennootschap onder firma] . Dat is een cultuursensitieve hulpverleningsorganisatie die – letterlijk en figuurlijk - dezelfde taal spreekt als de ouders. Dat maakt dat het beter lukt om een vertrouwensband op te bouwen. De ouders zijn tevreden over [vennootschap onder firma] en zijn van mening dat deze hulp voldoende is om het gezin te ondersteunen. Daarbij is het al een aantal maanden rustig binnen het gezin. De ouders zin definitief uit elkaar. Er zijn geen ruzies meer tussen de ouders, [minderjarige (voornaam)] ziet de vader regelmatig en het lukt de ouders om afspraken te maken met elkaar over [minderjarige (voornaam)] , zowel als het gaat om de reguliere omgang als bijvoorbeeld tijdens de kerstvakantie.
Gelet op het voorgaande vindt de kinderrechter dat onvoldoende is gebleken dat [minderjarige (voornaam)] op dit moment ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. Bovendien vindt de kinderrechter bovendien dat een ondertoezichtstelling niet doelmatig zou zijn. De kinderrechter begrijpt dat de Raad zich zorgen maakt dat de ouders toch weer in het oude patroon van ruzie en spanningen terechtkomen, want dat is eerder ook gebeurd. Tegelijketijd hebben zich sinds augustus 2022 geen incidenten meer voorgedaan en de ouders accepteren de hulp van [vennootschap onder firma] . Deze positieve ontwikkeling is nog pril, maar de kinderrechter denkt dat het op dit moment eerder schadelijk dan helpend zou zijn voor [minderjarige (voornaam)] om de hulp voor de ouders op te leggen binnen het gedwongen kader van de ondertoezichtstelling. De kinderrechter vreest namelijk dat het averechts zal werken om de GI betrokken te laten raken, gelet op de eerdere negatieve en misschien wel traumatische ervaringen van de ouders met het gedwongen kader. De kinderrechter heeft ter zitting van de ouders gehoord dat dit hen ontzettend veel stress zal opleveren, en dat zou niet in het belang van [minderjarige (voornaam)] zijn. Daarbij heeft de kinderrechter er vertrouwen in dat de hulp van [vennootschap onder firma] passend is voor de ouders en dat zij daar aan meewerken, gelet op het cultuursensitieve karakter van deze hulpverlening. De kinderrechter merkt daarbij wel op dat de ouders ook moeten meewerken aan hulp van een andere hulpverleningsinstantie, als dat nodig is, bijvoorbeeld omdat [vennootschap onder firma] niet alle hulp kan bieden die zij en [minderjarige (voornaam)] nodig hebben. Als dat de ouders dat niet doen of de situatie verslechtert toch, vertrouwt de kinderrechter erop dat [vennootschap onder firma] op tijd de hulpverlening zal opschalen en de Raad of Samen Veilig Midden-Nederland informeert. De kinderrechter vindt dat de veiligheid en ontwikkeling van [minderjarige (voornaam)] op deze manier voldoende is gewaarborgd.

De beslissing

De kinderrechter:
wijst het verzoek af.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 12 januari 2023 door mr. T. Dopheide, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. L.A Nettekoven, als griffier.
Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op 27 januari 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.