ECLI:NL:RBMNE:2023:3055

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 maart 2023
Publicatiedatum
27 juni 2023
Zaaknummer
10231281
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van huurwoning toegewezen op basis van verzwaarde stelplicht

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 7 maart 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de Stichting Portaal en een gedaagde huurder. De eisende partij, Portaal, heeft een ontruimingsvordering ingediend omdat de gedaagde niet zou voldoen aan zijn verzwaarde stelplicht om aan te tonen dat hij zijn hoofdverblijf in de gehuurde woning heeft. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde onvoldoende bewijs heeft geleverd om zijn stelling te onderbouwen. Ondanks dat de gedaagde enkele verklaringen van vrienden en een vriendin heeft overgelegd, waren deze niet specifiek genoeg om aan te tonen dat hij daadwerkelijk in de woning woont. De voorzieningenrechter heeft ook opgemerkt dat de gedaagde geen relevante financiële documenten of verklaringen van omwonenden heeft overgelegd die zijn claim konden ondersteunen. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat het belang van Portaal bij ontruiming zwaarder weegt dan het belang van de gedaagde, vooral gezien het grote woningtekort. De ontruiming is toegewezen, evenals de vordering tot betaling van de huurtermijnen tot aan de dag van ontruiming. De gedaagde is veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op €753,43. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 10231281 UV EXPL 22-290 MvdH/40201
Kort geding vonnis van 7 maart 2023
inzake
de stichting
Stichting Portaal,
gevestigd te Utrecht,
verder ook te noemen Portaal,
eisende partij,
gemachtigde: mr. L.W.M. van Dam - van den Broek,
tegen:
[gedaagde],
ingeschreven te [plaats] ,
verder ook te noemen [gedaagde] ,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. M.E. Beukers.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het kort geding vonnis van 24 januari 2023;
  • de akte van 7 februari 2023 met productie 2 tot en met 8 van [gedaagde] ;
  • de akte van 21 februari 2023 met productie 25 tot en met 28 van Portaal.
1.2.
Daarna volgt dit vonnis.

2.Waar gaat het om en wat oordeelt de voorzieningenrechter

2.1.
De voorzieningenrechter heeft in haar vonnis van 24 januari 2023 besloten dat [gedaagde] een akte mag nemen waarin hij zich uitlaat over het hebben van hoofdverblijf in de door hem van Portaal gehuurde woning. In datzelfde vonnis is bepaald dat Portaal bij akte op de akte van [gedaagde] mag reageren.
2.2.
[gedaagde] heeft op 7 februari 2023 een akte genomen en daarbij zeven producties gevoegd. Portaal heeft hier bij akte van 21 februari 2023 op gereageerd. Bij de akte van Portaal zijn producties gevoegd. De voorzieningenrechter zal de door Portaal overgelegde producties 26 tot en met 28 bij haar verdere beoordeling buiten beschouwing laten omdat deze producties niet als reactie op de akte van [gedaagde] kunnen worden aangemerkt. Bovendien bevatten deze producties, in samenhang met de daarop door Portaal gegeven toelichting, nieuwe stellingen waar [gedaagde] niet op heeft kunnen reageren. Het vonnis van 24 januari 2023 biedt geen ruimte voor het in het geding brengen van nieuwe stellingen door Portaal.
2.3.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat [gedaagde] met zijn akte en overgelegde producties niet heeft voldaan aan zijn verzwaarde stelplicht. Het had op zijn weg gelegen om de voorzieningenrechter concrete aanknopingspunten te bieden voor zijn stelling dat hij zijn hoofdverblijf heeft in de door hem gehuurde woning. Dat heeft [gedaagde] , gelet op het door Portaal overgelegde onderzoeksverslag van [A] en de nadien door hem opgenomen verklaringen, onvoldoende gedaan.
[gedaagde] heeft geen verklaringen overgelegd van omwonenden dat hij in de gehuurde woning woont. [gedaagde] merkt hier in zijn akte over op dat er weinig tijd was om verklaringen op papier te krijgen, maar dat men bereid is om in een bodemprocedure een verklaring te geven. De voorzieningenrechter is van oordeel dat [gedaagde] voldoende gelegenheid heeft gehad om verklaringen van omwonenden te overleggen. Dat hij dat niet heeft gedaan, komt voor zijn rekening en risico.
[gedaagde] heeft ook geen afschriften van pinbetalingen of kassabonnen van betalingen in de nabijheid van het gehuurde overgelegd. Het kan zo zijn dat hij weinig pint en daardoor geen relevante pinafschriften kan laten zien. Als het zo is, zoals [gedaagde] stelt, dat hij veel met cash betaalt dan zou het mogelijk moeten zijn om in ieder geval een aantal kassabonnen van betalingen in de nabijheid van het gehuurde te laten zien.
Uit de door [gedaagde] overgelegde foto’s van het gehuurde kan de voorzieningenrechter verder niet afleiden dat [gedaagde] wel in het gehuurde verblijft. Portaal merkt terecht op dat het op de weg van [gedaagde] had gelegen om een foto van de inhoud van de koelkast, de voorraadkast, de fruitschaal en/of de vuilnisbak te laten zien omdat op basis daarvan iets valt te zeggen over de mate waarin de woning bewoond wordt. Dat de woning is ingericht, zoals blijkt uit de foto’s, betekent niet automatisch dat hierin ook gewoond wordt. Van de kant van Portaal is een recent gemaakte foto van het balkon van [gedaagde] vol duivenpoep overgelegd. Deze foto vormt een aanvullende contra-indicatie voor de stelling van [gedaagde] dat hij in de woning woont.
Ook de door [gedaagde] overgelegde verklaringen van vrienden en van zijn vriendin overtuigen de voorzieningenrechter niet van de stelling van [gedaagde] dat hij zijn hoofdverblijf in de door hem gehuurde woning heeft. Deze verklaringen zijn allemaal algemeen geformuleerd en gaan, zoals Portaal terecht opmerkt, niet concreet in op het punt of [gedaagde] in de door hem gehuurde woning zijn hoofdverblijf heeft. Het had op dit punt in de procedure op de weg van [gedaagde] gelegen om met verklaringen van vrienden te komen waarin concreet wordt benoemd wanneer en voor welke gelegenheid zij de door hem gehuurde woning hebben bezocht en waaruit zij concluderen dat [gedaagde] zijn hoofdverblijf in de door hem gehuurde woning heeft. De voorzieningenrechter kan niet anders dan concluderen dat [gedaagde] dit niet heeft gedaan.
Tot slot is de door [gedaagde] als productie 8 overgelegde discussie op de site van Radar over de warmtemeters van ISTA voor de voorzieningenrechter onvoldoende aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de stelling van Portaal dat in de woning van [gedaagde] (nagenoeg) geen energie wordt verbruikt. Het had op de weg van [gedaagde] gelegen om concreet te onderbouwen dat Portaal met betrekking tot de door hem gehuurde woning en de daarin aanwezige verwarmingsmeters van onjuiste gegevens is uitgegaan of dat die gegevens onjuist tot stand zijn gekomen. Dat heeft hij onvoldoende gedaan.
2.4.
Alles overwegende is de voorzieningenrechter van oordeel dat [gedaagde] , zeker gegeven de verzwaarde stelplicht, onvoldoende tot geen feitelijke gegevens heeft verstrekt, zodat hij de stelling van Portaal dat hij in het gehuurde geen hoofdverblijf heeft, onvoldoende heeft betwist en deze stelling van Portaal voor juist moet worden aangenomen. De voorzieningenrechter is aldus van oordeel dat, ook als de maatstaf voor de beoordeling van een ontruimingsvordering in kort geding in aanmerking wordt genomen, voldoende aannemelijk is geworden dat [gedaagde] geen hoofdverblijf heeft in het gehuurde. In dat licht prevaleert het belang van Portaal bij een rechtvaardige en evenwichtige toedeling van haar sociale huurwoningen boven het belang van [gedaagde] . Gelet op de aard en de ernst van de tekortkoming, en de omstandigheid van het grote woningtekort, is het naar het oordeel van de voorzieningenrechter gerechtvaardigd op de te verwachten uitkomst van een eventuele bodemprocedure vooruit te lopen. De voorzieningenrechter zal de ontruiming toewijzen.
De vordering tot betaling van de lopende huurtermijnen tot aan de dag van de ontruiming zal eveneens worden toegewezen.
2.5.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Portaal worden begroot op:
- dagvaarding € 127,43
- griffierecht € 128,00
- salaris gemachtigde €
498,00(tarief kort geding € 498,00)
Totaal € 753,43
2.6.
De gevorderde nakosten worden toegewezen als hierna vermeld.
2.7.
Gezien het belang van Portaal bij ontruiming, zal dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.

3.De beslissing

De voorzieningenrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om de onroerende zaak, gelegen aan de [adres] te [plaats] , met al hetgeen daartoe behoort, binnen veertien dagen na de betekening van dit vonnis met al wie en al wat zich daarin of daarop vanwege [gedaagde] bevindt te ontruimen en te verlaten en met afgifte van de sleutels geheel ter vrije beschikking van Portaal te stellen;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling – tegen bewijs van kwijting - van een bedrag van € 499,42 per maand, of zoveel hoger als bij wettelijke huurverhoging is toegestaan, zijnde de maandelijkse huurpenningen, tot aan de datum van ontruiming van de woning, te vermeerderen met wettelijke rente over deze bedragen ingaande de vijfde dag van de maand waarop deze termijn betrekking heeft tot aan de dag van algehele voldoening;
3.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten aan de zijde vanPortaal, tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 753,43, waarin begrepen € 498,00 aan salaris gemachtigde, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
3.4.
veroordeelt [gedaagde] , onder de voorwaarde dat hij niet binnen 14 dagen na aanschrijving door Portaal volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 132,00 aan salaris gemachtigde;
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis;
3.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.H. Charbon, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 7 maart 2023.