ECLI:NL:RBMNE:2023:3054

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 januari 2023
Publicatiedatum
27 juni 2023
Zaaknummer
10231281 UV EXPL 22-290
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurrecht en hoofdverblijf in kort geding; gelegenheid voor huurder om verzwaarde stelplicht te voldoen

In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van huurrecht, heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 24 januari 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de Stichting Portaal en een huurder. De huurder, die sinds 28 september 2007 een etagewoning huurt, wordt verweten dat hij zijn hoofdverblijf niet in de woning heeft. Portaal vordert ontruiming van de woning en betaling van achterstallige huur. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat Portaal voldoende spoedeisend belang heeft bij de gevorderde voorlopige voorziening, gezien het tekort aan sociale huurwoningen. De huurder heeft verweer gevoerd en stelt dat hij wel degelijk in de woning woont, maar dat zijn nachtwerk en de communicatie met Portaal hebben geleid tot misverstanden. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de huurder nog een kans krijgt om zijn stellingen te onderbouwen en heeft hem de gelegenheid gegeven om uiterlijk op 7 februari 2023 een akte in te dienen. De zaak is aangehouden voor verdere beslissingen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 10231281 UV EXPL 22-290 MvdH/40201
Kort geding vonnis van 24 januari 2023
inzake
de stichting
Stichting Portaal,
gevestigd te Utrecht,
verder ook te noemen Portaal,
eisende partij,
gemachtigde: mr. L.W.M. van Dam - van den Broek,
tegen:
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [gedaagde] ,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. M.E. Beukers.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 22 december 2022 met 24 producties;
  • de conclusie van antwoord met 1 productie.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 10 januari 2023. Namens Portaal zijn toen mevrouw [A] , [functie 1] , en de heer [B] , [functie 2] , verschenen. Zij zijn bijgestaan door de gemachtigde. [gedaagde] is ook verschenen en bijgestaan door zijn gemachtigde. Van wat er tijdens de mondelinge behandeling is gezegd, heeft de griffier aantekeningen gemaakt. Aan het einde van de zitting heeft de voorzieningenrechter aan partijen meegedeeld dat op 24 januari 2023 uitspraak in deze zaak zal worden gedaan.

2.Waar gaat het om en wat oordeelt de voorzieningenrechter?

2.1.
[gedaagde] huurt vanaf 28 september 2007 de etagewoning (hierna: de woning), inclusief alles wat daarbij hoort, aan de [adres] in [plaats 1] van Portaal. De maandelijks bij vooruitbetaling te betalen kale huurprijs bedraagt (vanaf 1 juli 2022) € 423,98.
2.2.
In de op de huurovereenkomst van toepassing verklaarde Algemene Huurvoorwaarden is onder meer bepaald dat de huurder verplicht is het gehuurde daadwerkelijk te bewonen en het als zijn hoofdverblijf te gebruiken en dat het gebruik van het gehuurde als tweede woning niet is toegestaan. Ook volgt uit de Algemene Huurvoorwaarden dat de huurder het gehuurde als een goed huurder en overeenkomstig de daaraan bij overeenkomst gegeven bestemming (in dit geval woonruimte) zal gebruiken.
2.3.
In 2015 heeft Portaal in de flat waarin de woning zich bevindt renovatiewerkzaamheden uitgevoerd. [gedaagde] was destijds voorzitter van de bewonerscommissie. In 2020 is [gedaagde] onder meer een procedure tegen Portaal gestart omdat hij het niet eens was met de door Portaal in het kader van de werkzaamheden uitgekeerde vergoeding.
2.4.
In een verslag van het onderzoek naar de bewoning van de woning van [gedaagde] dat op 10 november 2022 is opgesteld, concludeert de heer [B] , [functie 2] en opsteller van het verslag, dat [gedaagde] al vanaf 2018 geen hoofdverblijf meer heeft in de woning. Uit het verslag volgt dat [B] diverse buurtbewoners heeft gesproken die verklaren dat de woning al jaren niet meer wordt bewoond en dat er nooit iemand in de woning wordt gezien. Volgens het verslag sluit dit aan bij de verklaringen van de wijkbeheerders van Portaal die [.] en de heer [gedaagde] persoonlijk kennen. Verder staat er in het verslag dat er door buurtbewoners wordt geklaagd over de overlast van duiven die bezit hebben genomen van het balkon van de woning. Uit het verslag volgt verder dat [B] en de wijkbeheerders van Portaal regelmatig en op verschillende tijdstippen huisbezoeken hebben gedaan maar dat geen enkele keer de deur van de woning werd geopend, dat de ramen en deuren potdicht zitten en dat de woning en de galerij voor de woning vervuild is. Verder staat in het verslag dat er via de meters op de verwarming, die digitaal op afstand afleesbaar zijn, te zien is dat er vanaf 2018 sprake is van een dusdanig laag verbruik dat van hoofdverblijf geen sprake kan zijn. Vanaf juni 2020 is er eigenlijk geen verbruik van gas, zo staat in het verslag.
2.5.
In het verslag van [B] staat verder dat [gedaagde] tot tweemaal toe per aangetekende brief is uitgenodigd voor een persoonlijk gesprek over de bewoning van de woning maar dat de brieven niet werden opgehaald en hierop geen reactie kwam. [B] schrijft in zijn verslag verder dat hij op 22 september 2022 telefonisch gesproken heeft met [gedaagde] en hem toen heeft verteld dat uit zijn onderzoek was gebleken dat [gedaagde] de woning niet bewoonde. Volgens het verslag van [B] heeft [gedaagde] hierop geantwoord dat hij wel zijn hoofdverblijf heeft in de woning maar nachtdiensten draait en verder met niemand iets te maken wil hebben. Volgens het verslag heeft [gedaagde] in reactie op het verzoek van [B] om te onderbouwen dat hij zijn hoofdverblijf in de woning had door onder meer zijn energie- en waterverbruik (dat, kennelijk los van de op afstand leesbare meters, al jaren is geschat door Vitens en Stedin) inzichtelijk te maken, geantwoord dat hij dit niet zou gaan doen omdat dit indruist tegen zijn recht op privacy.
2.6.
Op 22 november 2022 heeft [B] onderzoek gedaan op het adres van de vriendin van [gedaagde] in [plaats 2] . In de door hem aan de hand van de gevoerde gesprekken opgestelde en door een drietal omwonende bewoners van dat adres ondertekende verklaringen staat dat [gedaagde] daar bij zijn vriendin woont.
2.7.
Op 2 december 2022 heeft [B] nog een aanvullende verklaring opgenomen van een omwonende die hij eerder had gesproken. In de door [B] opgestelde en door deze bewoner ondertekende verklaring staat dat er niets is veranderd en dat de woning onbewoond is. Ook in een diezelfde dag door [B] opgenomen verklaring van een omwonende van de woning van de vriendin van [gedaagde] staat dat [gedaagde] met zijn vriendin samenwoont op het adres van zijn vriendin.
2.8.
In deze procedure vordert Portaal -kort gezegd- dat de voorzieningenrechter [gedaagde] veroordeelt om de woning te ontruimen. Daarnaast vordert Portaal de betaling van een bedrag gelijk aan de maandelijkse huurpenningen (€ 499,42 per maand, inclusief voorschot servicekosten) tot aan de ontruiming. Tot slot vordert Portaal de veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten, vermeerderd met wettelijke rente, en de nakosten. Volgens Portaal is [gedaagde] tekort geschoten in zijn verplichting tot het houden van zijn hoofdverblijf in de woning. [gedaagde] heeft zich daarmee volgens Portaal ook niet als goed huurder gedragen. Portaal verwijst in dit kader naar de bevindingen van [B] .
2.9.
[gedaagde] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering.
2.10.
Allereerst is aangevoerd dat [gedaagde] in een bodemprocedure voldoende feiten kan hardmaken om aan te tonen dat hij wel in de woning woont en dat deze zaak niet geschikt is voor een kort geding. [gedaagde] stelt in dit kader dat hij als nachtportier werkt en een totaal ander dag- nachtritme heeft en dat het daarom logisch is dat buurtbewoners hem niet zien. Hij heeft in dit kader een verklaring van zijn werkgever (tevens zijn vriendin) overgelegd. Overdag zet hij zijn deurbel uit omdat hij slaapt.
[gedaagde] voert verder aan dat Portaal direct heeft gekozen voor een harde toon in haar brieven. De brieven zijn gestuurd vanuit de afdeling woonfraude en [gedaagde] is gevraagd om bewijsstukken te overleggen. Dit is bij [gedaagde] in het verkeerde keelgat geschoten. Dat heeft ook te maken met zijn verleden met Portaal waarbij bij [gedaagde] rondom de discussies over de renovatie wantrouwen is ontstaan richting Portaal. In plaats van deze harde opstelling had Portaal er volgens [gedaagde] voor moet kiezen om eerst op een normale manier via een gewone woonconsulent het gesprek met [gedaagde] aan te gaan in plaats van de situatie te laten escaleren. Vervolgens is meteen overgegaan tot dagvaarding zonder op de reactie van [gedaagde] dat hij werkt als nachtportier, en daarmee een ander dag-nachtritme heeft, in te gaan.
Ten aanzien van het verslag van [B] heeft [gedaagde] opgemerkt dat:
  • de beheerders ten tijde van de coronapandemie niet werkten op de locatie onder zijn woning;
  • alle verklaringen van buurtbewoners zijn opgeschreven en ondertekend door [B] ;
  • op de bijgevoegde foto’s niet te zien is dat het adres onbewoond is;
  • de meterstanden door Vitens en Stedin worden geschat dus hier valt niets uit af te leiden;
  • de duivenoverlast er op meerdere plekken in de flat is en [gedaagde] heeft op enig moment een net gespannen maar dat is verwijderd op last van de brandweer.
Verder heeft [gedaagde] bewijs aangeboden van zijn stellingen voor het geval de voorzieningenrechter van oordeel mocht zijn dat hij niet heeft voldaan aan de verzwaarde stelplicht.
Maatstaf ontruiming in kort geding
2.11.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat een, bij voorlopige voorziening bevolen, ontruiming een ingrijpende maatregel is die diep ingrijpt in het gebruiksrecht en daarmee verbonden huurbescherming van de huurder. Bij de beoordeling van een dergelijke vordering dient volgens vaste jurisprudentie grote terughoudendheid te worden betracht, gelet op de omstandigheid dat in een kort gedingprocedure geen plaats is voor een diepgaand onderzoek naar betwiste feiten en gelet op de vergaande en veelal onomkeerbare gevolgen van een ontruiming in kort geding. Om tot toewijzing van een ontruimingsvordering te komen dient dan ook nagenoeg buiten twijfel te staan dat de bodemrechter zal komen tot het oordeel dat de huurovereenkomst wordt ontbonden. Verder moet het belang van Portaal bij het treffen van een voorlopige voorziening dermate spoedeisend zijn dat van Portaal niet kan worden gevergd dat zij de uitkomst van een eventuele bodemprocedure afwacht.
De beoordeling
2.12.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft Portaal een voldoende spoedeisend belang bij de door haar gevorderde voorlopige voorziening, zodat zij in zoverre ontvankelijk is in haar vordering. Het is namelijk een feit van algemene bekendheid dat er momenteel een bijzonder groot tekort bestaat aan sociale huurwoningen en het soort woning die [gedaagde] huurt met name bijzonder schaars is omdat het een 4-kamer woning betreft.
2.13.
In dit kort geding speelt de vraag of [gedaagde] al dan niet zijn hoofdverblijf in de woning heeft. In een dergelijke situatie rust op de huurder, zo volgt uit de jurisprudentie, de zogenoemde verzwaarde stelplicht. Die houdt in dit geval het volgende in: Portaal stelt dat [gedaagde] de huurovereenkomst niet nakomt doordat hij zijn hoofdverblijf niet in het gehuurde heeft. Daarom rust de bewijslast van dit feit op Portaal, maar van [gedaagde] mag wel worden verwacht dat hij feitelijke gegevens verstrekt ter motivering van zijn stelling dat hij wel zijn hoofdverblijf heeft in het gehuurde. Het is immers voor een verhuurder moelijker te bewijzen waar een huurder zijn hoofdverblijf heeft dan voor de huurder. Verstrekt [gedaagde] deze feitelijke gegevens niet, dan kan de voorzieningenrechter de stellingen van Portaal als onvoldoende betwist voor waar aannemen.
2.14.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat Portaal met het overgelegde onderzoeksverslag van [B] en de nadien door hem opgenomen verklaringen in beginsel voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat [gedaagde] geen hoofdverblijf heeft in de woning. [gedaagde] heeft hier weinig tegenover gesteld. Hij heeft geen verklaringen van andere omwonenden of andere gegevens (zoals afschriften van pinbetalingen of kassabonnen van betalingen in de nabijheid van het gehuurde) overgelegd. Hierdoor mist de voorzieningenrechter aanknopingspunten om te twijfelen aan de juistheid van de conclusies van [B] en de door hem opgestelde verklaringen. Doordat [gedaagde] verzuimd heeft om te voldoen aan zijn verzwaarde stelplicht, ligt de vordering tot ontruiming van Portaal in principe voor toewijzing gereed. De voorzieningenrechter ziet in de concrete omstandigheden van deze zaak echter aanleiding om [gedaagde] nog eenmalig in de gelegenheid te stellen om te voldoen aan zijn verzwaarde stelplicht. Hiervoor is redengevend dat eerst op de zitting helder is geworden dat Portaal, anders dan in de dagvaarding is gesteld, niet alleen beschikt over geschatte gegevens van het water- en energieverbruik van [gedaagde] maar ook beschikt over daadwerkelijke meetresultaten. De heer [B] heeft toegelicht dat de bij productie 9 overgelegde overzichten de meetresultaten zijn van de op afstand uitleesbare meters op de verwarmingen in de woning die [gedaagde] huurt en dat Portaal daarmee beschikt over ‘echte’, niet geschatte, meetresultaten die uitwijzen dat [gedaagde] geen energie verbruikt. De voorzieningenrechter is van oordeel dat [gedaagde] onvoldoende gelegenheid heeft gehad om zich te verweren tegen deze stelling, die niet volgt uit de dagvaarding.
Hier komt bij dat [gedaagde] op de zitting heeft toegelicht waarom hij geen nadere gegevens aan Portaal heeft verstrekt. Hoewel de voorzieningenrechter de zakelijke manier waarop Portaal [gedaagde] benaderd heeft begrijpelijk acht, heeft zij er ook begrip voor dat [gedaagde] de toon van de communicatie vanwege zijn wantrouwen richting Portaal op een andere manier heeft opgevat. In plaats van mee te werken heeft [gedaagde] daarom, zo begrijpt de voorzieningenrechter, zijn hakken in het zand gezet en Portaal geen gegevens over zijn privéleven willen verstrekken. Juist omdat een kort geding waarin de ontruiming wordt uitgesproken zulke ingrijpende consequenties heeft, acht de voorzieningenrechter het voor dit moment nog te ver gaan om de niet meewerkende houding van [gedaagde] volledig voor zijn rekening en risico te laten komen. Ook dit vormt aanleiding om [gedaagde] nog eenmalig in de gelegenheid te stellen om te voldoen aan zijn verzwaarde stelplicht. Verstrekt [gedaagde] geen of onvoldoende feitelijke gegevens, dan zal de voorzieningenrechter de gevorderde ontruiming vanwege de gemotiveerde stellingen van Portaal toewijzen.
Conclusie
De voorzieningenrechter zal [gedaagde] in de gelegenheid stellen om zijn stellingen nader te onderbouwen. Hij krijgt de gelegenheid om uiterlijk op 7 februari 2023 in dit kader een akte te nemen. De voorzieningenrechter merkt op dat aan [gedaagde] daarvoor geen uitstel zal worden verleend. Voor het horen van getuigen in de onderhavige kort geding procedure geen plaats. Portaal zal in de gelegenheid worden gesteld om uiterlijk op 21 februari 2023 op de akte van [gedaagde] te reageren en ook aan haar zal geen uitstel worden verleend.
Alle overige beslissingen worden aangehouden.

3.De beslissing

De voorzieningenrechter:
3.1.
bepaalt dat [gedaagde] uiterlijk op
7 februari 2023een akte kan nemen waarin hij zich uitlaat over het hebben van hoofdverblijf in de door hem gehuurde woning;
3.2.
bepaalt dat Portaal uiterlijk
op 21 februari 2023bij akte op de akte van [gedaagde] mag reageren;
3.3.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.H. Charbon, voorzieningenrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 24 januari 2023.