In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 3 mei 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om vergoeding van proceskosten. Verzoeker, die in beroep was gegaan tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Woerden, heeft zijn beroep ingetrokken nadat verweerder op 25 januari 2023 had medegedeeld dat het eerdere besluit van 7 november 2022 werd ingetrokken. Verzoeker vroeg vervolgens om vergoeding van zijn proceskosten. De rechtbank overwoog dat op basis van artikel 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) een partij de proceskosten van de tegenpartij kan laten betalen. Verweerder had in een brief van 13 februari 2023 aangegeven zich niet te kunnen vinden in een proceskostenveroordeling, omdat de toewijzing van de urgentie niet was gebaseerd op het onrechtmatige besluit, maar op nieuwe informatie die leidde tot een urgentieverklaring voor een sociale huurwoning. De rechtbank concludeerde echter dat verweerder volledig tegemoet was gekomen aan de bezwaren van verzoeker door een nieuw besluit te nemen waarin het verzoek om een urgentieverklaring werd ingewilligd. De rechtbank stelde de proceskosten van verzoeker vast op € 837,- en het griffierecht op € 184,-. De rechtbank veroordeelde verweerder tot betaling van de proceskosten aan verzoeker. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken op 3 mei 2023.