ECLI:NL:RBMNE:2023:3044

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
3 mei 2023
Publicatiedatum
27 juni 2023
Zaaknummer
22/5271
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vergoeding van proceskosten in bestuursrechtelijke procedure

Op 3 mei 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen een verzoeker en de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen. De zaak betreft een verzoek van de verzoeker om vergoeding van zijn proceskosten na het intrekken van een besluit door de verweerder. De verweerder had op 4 oktober 2022 een besluit genomen waartegen de verzoeker in beroep was gegaan. Op 16 januari 2023 heeft de verweerder echter medegedeeld dat hij het eerdere besluit intrekt, waardoor de verzoeker zijn beroep heeft ingetrokken en om proceskostenvergoeding heeft gevraagd.

De rechtbank heeft overwogen dat op basis van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) een partij de proceskosten van de tegenpartij kan laten betalen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verweerder geen bezwaar heeft tegen de vergoeding van de proceskosten in beroep. De rechtbank heeft de proceskosten van de verzoeker vastgesteld op € 837,-, gebaseerd op de waarde per punt voor het indienen van het beroepschrift. Daarnaast moet de verweerder ook het griffierecht van € 184,- aan de verzoeker betalen.

De rechtbank heeft het verzoek van de verzoeker om vergoeding van de eigen bijdrage afgewezen, omdat deze kosten niet onder de proceskosten vallen zoals genoemd in de Awb en het Bpb. De beslissing is openbaar uitgesproken op 3 mei 2023 door rechter C.M. Dijksterhuis, in aanwezigheid van griffier I.J. Tiktak. De uitspraak is verzonden aan de partijen, met de mogelijkheid voor de verzoeker om binnen zes weken een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/5271

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 mei 2023 in de zaak tussen

[verzoeker], te [woonplaats], verzoeker
(gemachtigde: mr. H. Ben Touhami),
en
de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoeker om vergoeding van zijn proceskosten.

Overwegingen

1. Verweerder heeft op 4 oktober 2022 een besluit genomen. Verzoeker is hiertegen in beroep gegaan. Op 16 januari 2023 heeft verweerder medegedeeld dat hij terugkomt op het besluit van 4 oktober 2022 en dat hij dit besluit intrekt. Verweerder heeft dus gedaan wat verzoeker wilde. Verzoeker heeft daarna het beroep ingetrokken en een vergoeding gevraagd voor zijn proceskosten.
2. De rechtbank kan een partij de proceskosten van de tegenpartij laten betalen (artikel 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb)).
3. In de gewijzigde beslissing op bezwaar van 16 januari 2023 heeft verweerder toegezegd dat de kosten van de gemachtigde in de bezwaarfase worden vergoed tot een bedrag van € 1.194,-. De beoordeling hierna over de gevraagde proceskostenveroordeling beperkt zich daarom tot de beroepsfase.
4. Verweerder heeft aangegeven dat hij geen bezwaar heeft om de proceskosten in beroep van verzoeker te vergoeden.
5. De rechtbank stelt de proceskosten van verzoeker die verweerder moet betalen vast op € 837,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van
€ 837,- en een wegingsfactor 1).
6. Met betrekking tot het verzoek van verzoeker om vergoeding van de eigen bijdrage oordeelt de rechtbank dat dit verzoek niet voor toewijzing in aanmerking komt, omdat deze kosten niet vallen onder de proceskosten zoals genoemd in artikel 8:75 van de Awb, en als bedoeld in het Bpb.
7. Verweerder moet ook het griffierecht van € 184,- aan verzoeker betalen (artikel 8:41 van de Awb).

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder tot betaling van € 837,- aan proceskosten. Verweerder moet dit bedrag betalen aan verzoeker.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.M. Dijksterhuis, rechter, in aanwezigheid van I.J. Tiktak, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 3 mei 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.