ECLI:NL:RBMNE:2023:3041

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
3 mei 2023
Publicatiedatum
27 juni 2023
Zaaknummer
22/3508
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vergoeding van proceskosten in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft verzoekster, woonachtig in Curaçao, een verzoek ingediend om vergoeding van haar proceskosten na het indienen van een beroepschrift tegen het uitblijven van een besluit van de Belastingdienst/Toeslagen. Verzoekster diende haar beroepschrift in op 15 juli 2022, waarna de Belastingdienst op 21 juli 2022 een besluit nam. Verzoekster trok haar beroepschrift in en vroeg om vergoeding van de proceskosten, maar de Belastingdienst weigerde dit, stellende dat het beroep te vroeg was ingediend.

De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat verzoekster haar beroepschrift te vroeg heeft ingediend, omdat de Belastingdienst de ingebrekestelling op 7 juli 2022 ontving en verzoekster binnen de twee-wekentermijn in beroep ging. De rechtbank heeft verzoekster gevraagd om bewijsstukken te overleggen over de verzending van de ingebrekestelling, maar kon niet vaststellen of deze tijdig was verzonden. Hierdoor oordeelde de rechtbank dat verzoekster niet aannemelijk heeft gemaakt dat de ingebrekestelling eerder dan 7 juli 2022 was ontvangen.

Op basis van artikel 6:12, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht had de Belastingdienst tot en met 22 juli 2022 de tijd om een besluit te nemen. De rechtbank concludeert dat, indien verzoekster haar beroep niet had ingetrokken, het beroep niet-ontvankelijk zou zijn verklaard. Daarom heeft de rechtbank het verzoek om proceskostenveroordeling afgewezen. De uitspraak is gedaan door rechter J.G. Nicholson en is openbaar uitgesproken op 3 mei 2023.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/3508

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 mei 2023 in de zaak tussen

[verzoekster] , te [woonplaats] (Curaçao), verzoekster

(gemachtigde: mr. N. Kose-Albayrak),
en

de Belastingdienst/Toeslagen, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoekster om vergoeding van haar proceskosten.

Overwegingen

1. Verzoekster heeft op 15 juli 2022 een beroepschrift ingediend tegen het uitblijven van een besluit van verweerder. Verweerder heeft op 21 juli 2022 een besluit genomen. Verweerder heeft dus gedaan wat verzoekster wilde. Verzoekster heeft daarom haar beroepschrift ingetrokken en een vergoeding voor haar proceskosten gevraagd.
2. De rechtbank kan een partij de proceskosten van de tegenpartij laten betalen (artikel 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb)).
3. Verweerder wil de proceskosten van verzoekster niet vergoeden. Volgens verweerder is het beroep te vroeg ingediend, nu verweerder de ingebrekestelling op 7 juli 2022 heeft ontvangen en verzoekster binnen de twee-wekentermijn in beroep is gegaan. Verweerder heeft, nadat hij de ingebrekestelling heeft ontvangen, alsnog binnen twee weken beslist.
4. Op 2 februari 2023 heeft de rechtbank een brief gestuurd aan beide partijen om te beoordelen of het beroep van verzoekster ontvankelijk was. In deze brief heeft de rechtbank verzocht om stukken in te dienen waaruit blijkt wanneer verzoekster de ingebrekestelling naar verweerder heeft verzonden en wanneer verweerder de ingebrekestelling heeft ontvangen.
5. Verzoekster heeft een e-mail overgelegd om de verzending van de ingebrekestelling op 29 juni 2022 aan te tonen. Op basis van de stukken die verzoekster heeft overlegd, kan de rechtbank niet vaststellen of de ingebrekestelling in deze zaak per e-mail van 29 juni 2022 verstuurd is. Verzoekster heeft namelijk meerdere ingebrekestellingen gestuurd en daarbij is geen (herleidbaar) kenmerk genoemd in de e-mail. De rechtbank oordeelt dat door verzoekster niet aannemelijk is gemaakt dat verweerder de ingebrekestelling eerder dan 7 juli 2022 heeft ontvangen.
6. Dit betekent dat verweerder o.g.v. artikel 6:12, tweede lid, van de Awb tot en met 22 juli 2022 de tijd had om een besluit te nemen. Eiseres heeft haar beroepschrift dus te vroeg ingediend. Als zij het beroep niet zou hebben ingetrokken, zou het beroep niet-ontvankelijk zijn verklaard. Daarom wijst de rechtbank het verzoek om een proceskostenveroordeling af.
7. De rechtbank wijst daarom het verzoek om proceskostenveroordeling af.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.G. Nicholson, rechter, in aanwezigheid van I.J. Tiktak, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 3 mei 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.