In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, enkelvoudige kamer, op 2 februari 2023, wordt het verzoek van verzoeker om vergoeding van proceskosten behandeld. Verzoeker had in beroep gegaan tegen een besluit van verweerder, de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten en hoogheemraadschap, dat op 18 december 2021 was genomen. Verweerder heeft op 20 juli 2022 medegedeeld dat hij terugkomt op het eerdere besluit en verzoeker volledig tegemoet is gekomen. Hierop heeft verzoeker op 21 augustus 2022 schriftelijk aan de rechtbank laten weten zijn beroep in te willen trekken en verzocht om vergoeding van zijn proceskosten.
De rechtbank overweegt dat op basis van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) een partij de proceskosten van de tegenpartij kan laten betalen. Verweerder heeft aangegeven het griffierecht te willen vergoeden, maar ziet geen grond voor vergoeding van andere kosten of schadevergoeding. De rechtbank stelt vast dat alleen kosten gemaakt door een professionele (juridische) hulpverlener voor vergoeding in aanmerking komen. Verzoeker heeft echter geen machtiging overgelegd waaruit blijkt dat hij gemachtigd is om namens een onderwijsinstelling te handelen, waardoor het beroep niet-ontvankelijk zou zijn.
Uiteindelijk wijst de rechtbank het verzoek om proceskostenvergoeding af, maar oordeelt dat verweerder wel het griffierecht van € 365,- aan verzoeker moet betalen. De beslissing is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om in verzet te gaan tegen deze uitspraak.