ECLI:NL:RBMNE:2023:3038

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 februari 2023
Publicatiedatum
27 juni 2023
Zaaknummer
22/657
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vergoeding van proceskosten in bestuursrechtelijke procedure

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, enkelvoudige kamer, op 2 februari 2023, wordt het verzoek van verzoeker om vergoeding van proceskosten behandeld. Verzoeker had in beroep gegaan tegen een besluit van verweerder, de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten en hoogheemraadschap, dat op 18 december 2021 was genomen. Verweerder heeft op 20 juli 2022 medegedeeld dat hij terugkomt op het eerdere besluit en verzoeker volledig tegemoet is gekomen. Hierop heeft verzoeker op 21 augustus 2022 schriftelijk aan de rechtbank laten weten zijn beroep in te willen trekken en verzocht om vergoeding van zijn proceskosten.

De rechtbank overweegt dat op basis van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) een partij de proceskosten van de tegenpartij kan laten betalen. Verweerder heeft aangegeven het griffierecht te willen vergoeden, maar ziet geen grond voor vergoeding van andere kosten of schadevergoeding. De rechtbank stelt vast dat alleen kosten gemaakt door een professionele (juridische) hulpverlener voor vergoeding in aanmerking komen. Verzoeker heeft echter geen machtiging overgelegd waaruit blijkt dat hij gemachtigd is om namens een onderwijsinstelling te handelen, waardoor het beroep niet-ontvankelijk zou zijn.

Uiteindelijk wijst de rechtbank het verzoek om proceskostenvergoeding af, maar oordeelt dat verweerder wel het griffierecht van € 365,- aan verzoeker moet betalen. De beslissing is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om in verzet te gaan tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/657

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 februari 2023 in de zaak tussen

[verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker,

en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten en hoogheemraadschap [plaats], verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoeker om vergoeding van zijn proceskosten.
Verweerder heeft op 5 september 2022 gereageerd op dit verzoek.

Overwegingen

1. Verweerder heeft op 18 december 2021 een besluit genomen. Verzoeker is hiertegen in beroep gegaan. Op 20 juli 2022 heeft verweerder medegedeeld dat hij terugkomt op het besluit van 18 december 2021 en dat hij verzoeker volledig tegemoet is gekomen. Verweerder heeft dus gedaan wat verzoeker wilde. Verzoeker heeft daarna de rechtbank per schrift op 21 augustus 2022 laten weten zijn beroep in te willen trekken en een vergoeding gevraagd voor zijn proceskosten.
2. De rechtbank kan een partij de proceskosten van de tegenpartij laten betalen (artikel 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb)).
3. Verweerder heeft aangegeven het griffierecht te willen vergoeden, maar ziet geen grond voor vergoeding voor andere kosten en/of schadevergoeding.
4. De rechtbank overweegt dat alleen de kosten die gemaakt zijn door een professionele (juridische) hulpverlener kunnen worden vergoed.
5. De rechtbank heeft eiser op 19 mei 2022 een brief gestuurd, waarin staat dat eiser binnen vier weken een machtiging moet indienen, waar in staat dat de heer [verzoeker] namens [onderwijsinstelling] optreedt. Eiser heeft niet gereageerd op deze brief.
6. De rechtbank stelt vast dat er geen machtiging is overlegd waaruit blijkt dat verzoeker gemachtigd is om namens de [onderwijsinstelling] te handelen. Het beroep zou daarom niet-ontvankelijk zijn. De rechtbank kan onder deze omstandigheden niet vaststellen dat er sprake is van professionele (juridische) rechtsbijstand in de zin van artikel 1, eerste lid, onder a van het Bpb.
7. De rechtbank wijst het verzoek af.
8. Verweerder moet wel het griffierecht van € 365,- aan verzoeker betalen op grond van artikel 8:41 van de Awb.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van I.J. Tiktak, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 2 februari 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.