ECLI:NL:RBMNE:2023:3017

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
16 juni 2023
Publicatiedatum
26 juni 2023
Zaaknummer
UTR 23/41
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag eenmalige energietoeslag 2022 door gemeente Utrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 16 juni 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht. De eiser had een aanvraag ingediend voor een eenmalige energietoeslag voor het jaar 2022, welke door de gemeente op 8 september 2022 en opnieuw op 22 november 2022 was afgewezen. Eiser maakte bezwaar tegen deze besluiten, maar het college verklaarde het bezwaar ongegrond bij besluit van 2 januari 2023. Hierop heeft eiser beroep ingesteld bij de rechtbank.

Tijdens de zitting op 16 juni 2023 heeft eiser zijn standpunten toegelicht, waarbij hij aanvoerde dat de afwijzing in strijd was met de zorgvuldigheids- en evenredigheidsbeginselen. Eiser stelde dat zijn netto inkomen, dat net boven de norm van 150% van de bijstandsnorm lag, niet in verhouding stond tot zijn hoge huur- en energiekosten, en dat er onvoldoende rekening was gehouden met zijn persoonlijke omstandigheden, zoals de zorg voor zijn kinderen en zijn parttime werk. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de gemeente op basis van de geldende beleidsregels bevoegd was om de aanvraag af te wijzen. De rechtbank benadrukte dat de energietoeslag een vorm van categoriale bijstand is en dat de gemeente beleidsruimte heeft bij de toekenning ervan.

De rechtbank concludeerde dat de afwijzing van de aanvraag op goede gronden was gedaan, omdat eiser niet voldoende informatie had verstrekt over zijn energieverbruik en zijn persoonlijke situatie. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees erop dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. S.G.M. van Veen, in aanwezigheid van griffier mr. M. van Ettikhoven, en is openbaar uitgesproken op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/41

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 juni 2023 in de zaak tussen

[eiser], te [woonplaats], eiser

en

het college burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, verweerder

(gemachtigden: mr. B. Arabaci en M.T.A. van Uden).

Procesverloop

Bij besluit van 8 september 2022 (het primaire besluit 1) heeft verweerder de aanvraag van eiser om in aanmerking te komen voor de eenmalige energievergoeding 2022 afgewezen.
Bij besluit van 22 november 2022 (het primaire besluit 2) heeft verweerder de aanvraag van eiser voor de eenmalige energievergoeding 2022 opnieuw afgewezen.
Eiser heeft tegen de primaire besluiten bezwaar gemaakt. Met het besluit van 2 januari 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 juni 2023. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan. De motivering van de beslissing wordt hierna vermeld.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 35, lid 4 van de Participatiewet (Pw) kan verweerder aan een alleenstaande of aan een gezin bijzondere bijstand in de vorm van een eenmalige energietoeslag verlenen, zonder dat wordt nagegaan of die alleenstaande of dat gezin in dat jaar een sterk gestegen energierekening had. De energietoeslag is een vorm van categoriale bijstand.
Verweerder is bevoegd om eenmalige energietoeslag toe te kennen en heeft bij de uitoefening van die bevoegdheid beleidsruimte om te bepalen wie voor deze energietoeslag in aanmerking komt. Verweerder heeft de Beleidsregel energievergoeding gemeente Utrecht (de Beleidsregel) opgesteld. Op grond van artikel 4, eerste lid van de Beleidsregel werd de eenmalige energievergoeding verstrekt aan een huishouden met een inkomen lager dan 125% van de geldende bijstandsnorm.
Op 27 september 2022 heeft verweerder besloten om de doelgroep van de eenmalige energievergoeding te vergroten van 125% naar 150% van het wettelijk sociaal minimum.
2. Eiser voert – samenvattend – aan dat het bestreden besluit in strijd is met het zorgvuldigheids- en evenredigheidsbeginsel en verweerder ten onrechte geen maatwerk heeft geleverd. Als het inkomen van eiser (netto € 1686,46 exclusief vakantiegeld) wordt afgezet tegen de norm van 150% is er sprake van een overschrijding van slechts € 33,73. Verweerder handelt in strijd met de redelijkheid en billijkheid door geen rekening te houden met eisers hoge huur, zijn hoge energiekosten en de stijging van de zorgkosten voor zijn kinderen voor wie hij bijna 50% van de tijd zorgt. Ook had verweerder er rekening mee moeten houden dat hij momenteel part time werkt terwijl de door hem te betalen alimentatie door de rechtbank is berekend op basis van een fulltime aanstelling. Verder is van belang dat eiser geen kinderbijslag en geen kindgebonden budget ontvangt. Verweerder had volgens eiser dus niet alleen naar zijn inkomen moeten kijken maar ook naar zijn persoonlijke situatie.
3. Eisers beroepsgronden slagen niet. De rechtbank oordeelt dat verweerder de aanvragen van eiser mocht afwijzen. Het toekennen van energietoeslag is een bevoegdheid van verweerder waarbij verweerder beslissingsruimte heeft. Dit betekent dat de rechtbank de vraag of het college in redelijkheid heeft kunnen beslissen om geen gebruik te maken van de bevoegdheid om energietoeslag toe te kennen, terughoudend moet toetsen. Ten tijde van de primaire besluiten en het bestreden besluit bedroeg de voor eiser toepasselijke bijstandsnorm voor een alleenstaande € 1.101,82. 125% hiervan is € 1377,28. In de periode van juni 2022 tot en met september 2022 had eiser een netto inkomen van € 1686,46 per maand. 150% hiervan is € 1652,73. Het verschil tussen eisers inkomen en 150% van de geldende bijstandsnorm is dan € 33,73. Het maandinkomen van eiser bedraagt dus meer dan de in de Beleidsregel vastgestelde inkomensgrens. Eiser valt met zijn maandinkomen boven de door de verweerder gestelde inkomensgrens van 150%. Verweerder was dus op grond van het beleid bevoegd om de aanvraag van eiser voor de energievergoeding af te wijzen Dat het slechts een gering bedrag betreft maakt dit niet anders omdat sprake is van categoriale bijzondere bijstand. Verweerder heeft in het bestreden besluit voldoende gemotiveerd waarom de persoonlijke omstandigheden van eiser er niet toe leiden dat hij in aanmerking komt voor de energievergoeding. Verweerder heeft toegelicht dat de alimentatieverplichting is gebaseerd op een fulltime inkomen en dat eiser parttime werkt. Ook heeft eiser op de hoorzitting van de bezwaaradviescommissie gezegd dat hij op dat moment geen alimentatie betaalt waardoor hij mogelijk meer inkomen te besteden heeft. Ook heeft eiser – hoewel verweerder hem daarom heeft gevraagd – geen concrete informatie gegeven over zijn energieverbruik. Of eiser met een hoge energierekening eventueel in aanmerking komt voor individuele bijzonder bijstand, kan de gemeente dan ook niet beoordelen omdat eiser verweerder geen concrete informatie heeft gegeven waardoor verweerder niet kon beoordelen of eiser in aanmerking komt voor maatwerk. Verweerder heeft de aanvraag om energietoeslag dan ook op goede gronden afgewezen.
4. Nu de beroepsgronden niet slagen, is het beroep ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M van Veen, rechter, in aanwezigheid van
mr. M. van Ettikhoven, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
16 juni 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van het
proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.