In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 16 juni 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht. De eiser had een aanvraag ingediend voor een eenmalige energietoeslag voor het jaar 2022, welke door de gemeente op 8 september 2022 en opnieuw op 22 november 2022 was afgewezen. Eiser maakte bezwaar tegen deze besluiten, maar het college verklaarde het bezwaar ongegrond bij besluit van 2 januari 2023. Hierop heeft eiser beroep ingesteld bij de rechtbank.
Tijdens de zitting op 16 juni 2023 heeft eiser zijn standpunten toegelicht, waarbij hij aanvoerde dat de afwijzing in strijd was met de zorgvuldigheids- en evenredigheidsbeginselen. Eiser stelde dat zijn netto inkomen, dat net boven de norm van 150% van de bijstandsnorm lag, niet in verhouding stond tot zijn hoge huur- en energiekosten, en dat er onvoldoende rekening was gehouden met zijn persoonlijke omstandigheden, zoals de zorg voor zijn kinderen en zijn parttime werk. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de gemeente op basis van de geldende beleidsregels bevoegd was om de aanvraag af te wijzen. De rechtbank benadrukte dat de energietoeslag een vorm van categoriale bijstand is en dat de gemeente beleidsruimte heeft bij de toekenning ervan.
De rechtbank concludeerde dat de afwijzing van de aanvraag op goede gronden was gedaan, omdat eiser niet voldoende informatie had verstrekt over zijn energieverbruik en zijn persoonlijke situatie. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees erop dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. S.G.M. van Veen, in aanwezigheid van griffier mr. M. van Ettikhoven, en is openbaar uitgesproken op dezelfde dag.