ECLI:NL:RBMNE:2023:2996

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
31 mei 2023
Publicatiedatum
23 juni 2023
Zaaknummer
554493 / 555715
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging omgangsregeling en verlenging ondertoezichtstelling in familiezaken

In deze beschikking heeft de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 31 mei 2023 uitspraak gedaan in een zaak betreffende de omgangsregeling van een minderjarige, geboren in 2015, en de verlenging van de ondertoezichtstelling. De moeder, die het ouderlijk gezag heeft, verzocht om begeleide omgang tussen de minderjarige en de vader, terwijl de vader verzocht om wijziging van de omgangsregeling naar onbegeleide omgang. De kinderrechter heeft de verzoeken van beide ouders afgewezen en de omgangsregeling zoals vastgesteld op 26 oktober 2022 bevestigd, waarbij de minderjarige elke maandag van 14.30 uur tot 18.30 uur bij de vader verblijft zonder begeleiding. De kinderrechter heeft ook de ondertoezichtstelling van de minderjarige verlengd voor de duur van drie maanden, tot 19 september 2023, en een dwangsom opgelegd aan de moeder van €250,- per dag of dagdeel dat zij niet aan de omgangsregeling voldoet, met een maximum van €10.000,-. De beslissing is genomen in het belang van de minderjarige, waarbij de kinderrechter oordeelde dat de huidige omgangsregeling het hoogst haalbare is en dat er nog steeds zorgen zijn over de situatie van de minderjarige bij de vader.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Utrecht
Zaaknummers:
  • C/16/554493 / JE RK 23/515 (vaststellen van begeleide omgang in het kader van de geschillenregeling)
  • C/16/555715 / JE RK 23/686 (verlenging van de ondertoezichtstelling)
Datum uitspraak: 31 mei 2023
Beschikking van de kinderrechter over het vaststellen van begeleide omgang in het kader van de geschillenregeling en verlenging van de ondertoezichtstelling
in de zaken van:
de gecertificeerde instelling Samen Veilig Midden-Nederland,
hierna te noemen: de GI ,
gevestigd te Utrecht ,
betreffende:
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2015 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] ,
met als verzoekers en tevens belanghebbende:
[moeder],
wonende te [woonplaats 1] , hierna te noemen de moeder,
advocaat: mr. M.D. Splinter,
en
[vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats 2] ,
advocaat: mr. A.M. Beuwer.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek met bijlagen van de moeder ten aanzien van een wijziging van de begeleide omgang van 23 maart 2023, ingekomen bij de griffie op 27 maart 2023;
- het verzoek met bijlagen van de GI ten aanzien van een verlenging van de ondertoezichtstelling van 20 april 2023, ingekomen bij de griffie op 20 april 2023;
- de nagezonden evaluatie SAVE Rapportage van 15 mei 2023, ingekomen bij de griffie op 16 mei 2023;
- Verweer tegen verzoek vaststellen begeleide omgang ex 1:262b BW ook inhoudende een zelfstandig verzoek tot wijziging omgangsregeling ex 1:377e BW ingekomen op de griffie op 25 mei 2023.
1.2.
Op 31 mei 2023 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- de vader, bijgestaan door mr. M. Harskamp;
- de moeder, bijgestaan door mr. M.D. Splinter;
- de heer [naam] namens de gecertificeerde instelling.
Waar de procedure over gaat
De feiten
1.3.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
1.4.
[minderjarige] woont bij de moeder.
1.5.
De kinderrechter heeft bij beschikking van19 januari 2022 [minderjarige] onder toezicht gesteld. Deze maatregel is bij beschikking van 10 juni 2022 verlengd tot 19 juni 2023.
1.6.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 26 oktober 2022 de volgende omgangsregeling vastgesteld:
  • [minderjarige] verblijft iedere maandag uit school (omstreeks 14.30 uur) tot 18.30 uur bij de vader, thans nog onder enige vorm van begeleiding, waarbij onder regie van de gezinsvoogd kan worden toegewerkt naar een regeling waarbij [minderjarige] van maandag uit school (14.30 uur) tot dinsdag naar school (08.30 uur) onbegeleid bij de vader verblijft;
  • Indien dit goed verloopt, zulks ter beoordeling van de betrokken gezinsvoogd, kan de GI deze regeling verder uitbreiden met een extra dagdeel doordeweeks of in het weekend, een en ander in overleg met de gezinsvoogd en de ouders.
1.7.
Op dit moment wordt de regeling in de praktijk als volgt vormgegeven: [minderjarige] verblijft iedere maandag uit school (omstreeks 14.30 uur) tot 18.30 uur bij de vader, zonder enige vorm van begeleiding. In kort geding is de moeder veroordeeld tot nakoming van deze regeling op straffe van een dwangsom
De verzoeken
1.8.
De moeder verzoekt te bepalen dat :
  • De omgang tussen [minderjarige] en zijn vader onder begeleiding plaatsvindt op maandag van 14.30 uur tot 18.30 uur.
  • met zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.
1.9.
De vader heeft verweer gevoerd en een zelfstandig verzoek gedaan waarbij hij vraagt het verzoek van de moeder af te wijzen en te bepalen dat de omgangsregeling zoals vastgesteld bij beschikking van 26 oktober 2022 wordt gewijzigd, aldus dat:
  • [minderjarige] bij de vader verblijft iedere maandag uit school (14.30 uur) tot dinsdag naar school (8.30 uur) waarbij de moeder [minderjarige] uit school ophaalt en aansluitend bij de vader brengt en de vader [minderjarige] dinsdagochtend naar school brengt;
  • alsmede een extra dagdeel doordeweeks of in het weekend, een en ander in overleg tussen ouders te bepalen, waarbij het halen en brengen gelijkelijk tussen partijen wordt verdeeld;
althans om een omgangsregeling vast te stellen tussen [minderjarige] en de vader die de rechtbank in het belang van [minderjarige] wenselijk voorkomt;
Daarnaast vraagt de vader de rechtbank te bepalen dat de moeder een dwangsom aan de vader dient te betalen ad € 250,- voor elke dag of dagdeel waarop zij de beschikking niet of niet geheel nakomt, met een maximum van € 10.000,-, althans een bedrag dat de rechtbank in goede justitie passend acht.
1.10.
Verder verzoekt de GI de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van één jaar. De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

2.Het standpunt van de belanghebbenden

2.1.
De moeder verzoekt de omgang tussen [minderjarige] en vader begeleid te laten plaatsvinden, omdat zij zorgen heeft over de situatie van [minderjarige] bij de vader. [minderjarige] is met vreemde verhalen thuisgekomen die lijken op grensoverschrijdend gedrag. De moeder wil dat [minderjarige] gehoord wordt door een arts, zodat onderzocht kan worden wat er gebeurd is en of hij hulp nodig heeft. Daarna kan gekeken worden of [minderjarige] weer onbegeleid naar de vader kan gaan. De moeder is het daarnaast niet eens met een verlenging van de ondertoezichtstelling, omdat ze niet wordt gehoord door de gezinsvoogd en de gezinsvoogd weinig doet met de zorgen die de moeder aangeeft. De moeder wil de hulpverlening voortzetten met het sociaal team binnen het vrijwillig kader. De moeder is van mening dat het sociaal team beter in staat is de begeleide omgang te regelen, zicht te houden op hoe het gaat met [minderjarige] bij de vader en verder te kijken hoe de omgang plaats moet vinden.
2.2.
De vader verweert zich tegen het verzoek van de moeder. Volgens de vader hebben er genoeg begeleide omgangsmomenten plaatsgevonden tussen [minderjarige] en de vader die goed zijn verlopen met positieve verslagen. De vader zegt dat er geen sprake is van grensoverschrijdend gedrag. [minderjarige] lijkt het altijd naar zijn zin te hebben als hij naar de vader toekomt en daar verblijft. Verder is de vader van mening dat de ondertoezichtstelling hen niet heeft gebracht wat hij ervan had verwacht. Zo heeft de GI niet ingegrepen wanneer de moeder de omgangsregeling heeft gestopt. De vader wil zelf in gesprek met de moeder, maar zij wil dit niet. De vader ziet daarom in dat een ondertoezichtstelling nodig is als de ouders er niet met zijn tweeën uitkomen. De vader is namelijk geen voorstander van het sociaal team.

3.De beoordeling

De beslissing
3.1.
De kinderrechter zal de omgangsregeling zoals vastgesteld in de beschikking van 26 oktober 2022 wijzigen. Daarnaast zal de kinderrechter de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengen voor de duur van drie maanden en voor het overige afwijzen (artikel 1:260 lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW)). De kinderrechter is namelijk van oordeel dat nog steeds is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 BW. De kinderrechter zal hierna uitleggen waarom zij deze beslissingen neemt.
Wijzigen van de omgangsregeling
3.3.
Tussen partijen is duidelijk dat er een geschil is over de omgangsregeling tussen de vader en [minderjarige] . Partijen hebben dat op verschillende juridische manieren voorgelegd aan de kinderrechter. De kinderrechter vult de rechtsgronden aan in die zin dat zij de verzoeken ziet als verzoeken op grond van 1:265g lid 2 BW. De kinderrechter overweegt in dat kader het volgende. In de omgangsregeling vastgesteld in de beschikking van 26 oktober 2022 is een beslissing genomen tussen ouders, niet op verzoek van de GI . Desondanks is de kinderrechter van oordeel dat die beslissing zodanig gelijk te stellen is als een beslissing over de omgang op verzoek van de GI (artikel 1:265g lid 2 BW) en dat een wijziging op grond van het tweede lid 2 door zowel de omgangsgerechtigde als de ouder met gezag verzocht kan worden. De kinderrechter ziet namelijk dat in de procedure tussen ouders die geleid heeft tot de beschikking van 26 oktober 2023 de GI een belangrijke positie heeft gekregen, namelijk de beoordeling of de omgang onbegeleid kan zijn en of deze uitgebreid kan worden.
3.2.
De kinderrechter is van oordeel dat het wijzigen van de omgangsregeling zoals die op dit moment wordt uitgevoerd niet in het belang is van [minderjarige] . De moeder heeft zorgen over de situatie van [minderjarige] bij de vader, omdat er volgens haar sprake is geweest van (seksueel) grensoverschrijdend gedrag bij [minderjarige] door de vader en omdat de vader onder invloed van alcohol of medicatie auto heeft gereden. De kinderrechter is van mening dat de moeder dit onvoldoende feitelijk heeft onderbouwd. Zowel uit het Raadsrapport van 7 december 2021, de eerdere begeleide omgangsmomenten en de observaties van de gezinsvoogd blijkt dat het voor [minderjarige] veilig is om onbegeleid omgang te hebben met de vader. De kinderrechter ziet op basis van de stukken wel dat de vader in het verleden meermaals in aanraking is gekomen met politie vanwege psychische- of verslavingsproblematiek.. De vader heeft ook aangegeven dat hij de laatste tijd aanvoelt wanneer hij niet goed in zijn vel zit en in het belang van [minderjarige] de omgangsmomenten dan afzegt. De kinderrechter ziet hierdoor geen aanwijzingen voor gevaar voor [minderjarige] , waardoor de omgang begeleid plaats zou moeten vinden. Verder ziet de kinderrechter dat de vader zijn best doet om zijn problematiek te verbeteren en zijn relatie met [minderjarige] op te bouwen, maar de kinderrechter is van mening dat de vader hier nog niet ver genoeg in is om de omgang met [minderjarige] uit te breiden. Het is belangrijk dat [minderjarige] niet getuige wordt van de problematiek van de vader, omdat dit ertoe kan leiden dat de relatie tussen hen snel verslechtert.. De kinderrechter vindt de huidige onbegeleide omgangsregeling dan ook op het moment het hoogst haalbare. Streven naar uitbreiding veroorzaakt onrust bij [minderjarige] . De kinderrechter zal daarom de omgang vaststellen, zoals die nu in de praktijk wordt vormgegeven. De kinderrechter zal daarbij wel een dwangsom opleggen aan de moeder, om aan de vader een dwangsom te betalen van €250,- voor elke dag of dagdeel dat zij niet aan de omgangsregeling voldoet, tot een maximum van € 10.000,- of twee jaar na de datum van deze beschikking is bereikt.
De verlenging van de ondertoezichtstelling
3.3.
De kinderrechter is van mening dat [minderjarige] nog steeds in zijn ontwikkeling wordt bedreigd, omdat de ouders nog niet voldoende in staat zijn in het belang van [minderjarige] met elkaar te communiceren en zich aan afspraken te houden. Volgens de gezinsvoogd zijn de afspraken tussen de ouders duidelijk, maar ontstaat er een spanning wanneer de afspraken niet gevolgd of verkeerd geïnterpreteerd worden, of wanneer de moeder informatie krijgt over de vader waardoor zij zich zorgen gaat maken. De kinderrechter ziet dat er sprake is van een langdurige strijd tussen de ouders die enerzijds vanwege de iets verminderde problematiek bij de vader en anderzijds vanwege de beperkte draagkracht van de moeder waarschijnlijk niet substantieel verder zal verminderen. De kinderrechter vindt het in het belang van [minderjarige] dat er rust en passende afstand komt tussen de ouders. De GI heeft ook aangegeven dat het huidige contact tussen de ouders het hoogst haalbare is binnen de ondertoezichtstelling. De kinderrechter ziet hierdoor geen redenen om de ondertoezichtstelling langdurig voort te laten duren. Zij zal de ondertoezichtstelling daarom verlengen voor de duur van drie maanden en voor het overige afwijzen. Het is namelijk niet in het belang van [minderjarige] om met de ondertoezichtstelling te blijven proberen de situatie tussen de ouders nog verder te verbeteren, nu ouders daartoe feitelijk niet in staat zijn. Ouders hebben de situatie al verbeterd, maar meer zit er niet in. De kinderrechter meent met de toegewezen drie maanden van de ondertoezichtstelling de GI de ruimte te geven om de afspraken tussen de ouders te verduidelijken en te bestendigen, het gezin desgewenst over te dragen naar hulpverlening in het vrijwillig kader en de ondertoezichtstelling te beëindigen.

4.De beslissing

De kinderrechter:
4.1.
wijst de verzoeken van de moeder en de vader af wijzigt de omgangsregeling die is vastgesteld in de beschikking van 26 oktober 2022 als volgt:
- [minderjarige] verblijft iedere maandag uit school (omstreeks 14.30 uur) tot 18.30 bij de vader, zonder begeleiding;
4.2.
veroordeelt de moeder om aan de vader een dwangsom te betalen van €250,- voor elke dag of dagdeel dat zij niet aan de hierboven uitgesproken veroordeling voldoet, tot een maximum van € 10.000,- is bereikt of de datum 31 mei 2025 is bereikt;
4.2
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] , met ingang van 19 juni 2023 voor de duur van drie maanden, te weten tot 19 september 2023, en wijst het overige af;
4.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 31 mei 2023 door mr. E.A.A. van Kalveen, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. J.C.M. Joosten als griffier, en op schrift gesteld op
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.