spoedeisend belang4.1. Kwintes heeft gesteld dat de huurovereenkomst is opgezegd dan wel dat vanwege de huurachterstand in een bodemprocedure ontbinding van de huurovereenkomst zal worden verzocht. Kwintes wil het gehuurde tijdens een bodemprocedure kunnen aanbieden aan een andere cliënt die op de wachtlijst staat voor een woning. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Kwintes hiermee het spoedeisend belang voor het instellen van haar vordering voldoende aannemelijk gemaakt.
beoordeling in kort geding4.2. In het kader van dit kort geding dient te worden beoordeeld of de vordering van Kwintes in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft dat het gerechtvaardigd is op de toewijzing daarvan vooruit te lopen door als voorlopige voorziening [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] te veroordelen tot ontruiming van de woning. Voor nader onderzoek naar bepaalde feiten of omstandigheden of voor bewijslevering door bijvoorbeeld getuigen is in kort geding in beginsel geen plaats. Dat moet gebeuren in een eventuele bodemprocedure. Het toewijzen van een vordering tot ontruiming is een ingrijpende maatregel en heeft in de praktijk vaak een definitief karakter. Een vordering tot ontruiming is daarom slechts toewijsbaar, indien met grote mate van waarschijnlijkheid valt te verwachten dat in een (eventuele) bodemprocedure de opzegging van de huurovereenkomst wordt bekrachtigd of dat de huurovereenkomst zal worden ontbonden. Het navolgende behelst dan ook niet meer dan een voorlopig oordeel over het geschil tussen partijen.
is de huurovereenkomst opgezegd?4.3. Kwintes stelt zich op het standpunt dat de huurovereenkomst op 25 april 2023 door [gedaagde sub 1] is opgezegd, wat door [gedaagde sub 1] is betwist. Kwintes verwijst voor de opzegging naar de door [gedaagde sub 1] ondertekende brief van 25 april 2023. De kantonrechter vindt dat uit deze brief niet duidelijk blijkt dat [gedaagde sub 1] de huurovereenkomst heeft opgezegd. In de brief van 25 april 2023 wordt namelijk verwezen naar een huuropzegging van [gedaagde sub 1] die Kwintes op 13 april 2023 zou hebben ontvangen. Die opzegging, van 13 april 2023, is niet overgelegd. Pas tijdens de zitting heeft Kwintes meegedeeld dat het ging om een mondelinge opzegging tijdens een gesprek op 13 april 2023. De zin in de brief van 25 april 2023 ‘hebben we ontvangen’ is in dat verband niet correct, terwijl [gedaagde sub 1] de opzegging bovendien heeft weersproken. In een kort gedingprocedure is geen ruimte voor bewijsvoering. Ook uit de overige bewoordingen van de brief van 25 april 2023 blijkt onvoldoende dat [gedaagde sub 1] (op dat moment) de huurovereenkomst heeft opgezegd of opzegt. In de brief, die is opgesteld op briefpapier met het logo en de adresgegevens van Kwintes en geadresseerd aan [gedaagde sub 1] , staat niet dat [gedaagde sub 1] de huurovereenkomst opzegt of wil opzeggen. In de brief wordt juist vermeld dat Kwintes een huuropzegging van [gedaagde sub 1] heeft ontvangen en dat [gedaagde sub 1] de woning bij hoge uitzondering een week langer mag huren, waardoor de huurovereenkomst eindigt op 22 mei 2023. De kantonrechter kan daarom uit alleen deze brief niet afleiden dat [gedaagde sub 1] de huurovereenkomst heeft opgezegd. Overigens, ook als wel zou worden uitgegaan van een opzegging van de huurovereenkomst door [gedaagde sub 1] , dan is het bovendien niet uit te sluiten dat [gedaagde sub 1] zich op het moment van opzegging in een situatie bevond waarin zij eigenlijk niet wilde opzeggen. Zij was toen pas moeder geworden en moest veranderen van zorgverleningsinstantie. [gedaagde sub 1] heeft gezegd dat zij niet heeft willen opzeggen en in een eventuele bodemprocedure zal dan ook het verweer van dwaling moeten worden beoordeeld. De kantonrechter sluit niet uit dat dit verweer in die procedure kan slagen. Het is te vroeg om in dit kort geding, op basis van de huidige gegevens, te oordelen dat [gedaagde sub 1] in een eventuele bodemprocedure aan haar (eventuele) opzegging van de huurovereenkomst per 22 mei 2023 zal worden gehouden.
begeleidingsovereenkomst4.4. Kwintes heeft zich ook beroepen op de onverbrekelijke samenhang tussen de huurovereenkomst en de begeleidingsovereenkomst. Zij heeft tijdens de zitting toegelicht dat de oorspronkelijke begeleiding van 2 uur per week die zij volgens de begeleidingsovereenkomst aan [gedaagde sub 1] zou geven, op dit moment volstrekt onvoldoende is, dat het niet mogelijk is geweest om met [gedaagde sub 1] afspraken te maken en een begeleidingsplan op te stellen, waardoor Kwintes de begeleiding heeft teruggeschroefd en alleen maar niet heeft beëindigd omdat ze ‘vinger aan de pols wil houden’ met betrekking tot de verdere begeleiding (elders) van [gedaagde sub 1] . Het moge zo zijn dat de feitelijke begeleiding momenteel elders plaatsvindt, maar [gedaagde sub 1] heeft aangevoerd dat zij binnenkort in de weekenden naar huis mag en dus haar woonplek wil behouden. De kantonrechter overweegt dat ter zitting is gebleken dat voor de juiste (toekomstige) begeleiding het hebben van een woning voor de weekenden daadwerkelijk een voorwaarde kan zijn. Dat is dus inderdaad van belang voor de begeleiding. Hoe dan ook, dat [gedaagde sub 1] nu – tot eind juni – elders vertoeft, doet er niet aan af dat de begeleidingsovereenkomst op dit moment niet is beëindigd. De huurovereenkomst kan naar het oordeel van de kantonrechter op dit moment niet op die grond eindigen. Pas als de begeleidingsovereenkomst wordt beëindigd, is het aannemelijk dat de daarmee samenhangende huurovereenkomst om die reden ook kan worden beëindigd.
huurachterstand4.5. Ook al hebben alle drie de partijen niet concreet toegelicht hoe hoog de huurachterstand op dit moment is, niet in geschil is dat de huurachterstand aanzienlijk is. [gedaagde sub 1] heeft er terecht op gewezen dat een melding van de huurachterstand door Kwintes aan de gemeentelijke schuldhulpverlening voorwaarde is voor een eventuele (ontbinding en) ontruiming vanwege een betalingsachterstand. Kwintes stelt dat deze melding niet vereist is omdat [gedaagde sub 1] niet heeft meegewerkt aan het verplichte budgetbeheer. Kwintes heeft dit echter op geen enkele manier onderbouwd, terwijl [gedaagde sub 1] dit ter zitting heeft weersproken. De kantonrechter sluit niet uit dat indien Kwintes de huurachterstand had gemeld bij de gemeente, al onderzoek had kunnen worden gedaan en/of een bewindvoerder benoemd had kunnen worden en dat de huurachterstand daarna minder was opgelopen. Dit juist nu het budgetbeheer tot nu toe kennelijk niet goed van de grond is gekomen. De kantonrechter acht het verder aannemelijk dat afweging van het zwaarwegende belang van [gedaagde sub 1] met haar zeer jonge kind bij voortzetting van de huurovereenkomst ten opzichte van het relatief beperkte belang van Kwintes om de woning aan een andere cliënt te kunnen verhuren en de (achterstallige) huurprijs te ontvangen, in het voordeel van [gedaagde sub 1] zal uitvallen. In de door [gedaagde sub 1] overgelegde verklaring van de gezinsvoogd, [E] , wordt ook bevestigd dat [gedaagde sub 1] een groot belang heeft bij het behouden van de woning. De kantonrechter acht het om alle genoemde redenen vooralsnog onvoldoende aannemelijk dat in een bodemprocedure de huurovereenkomst vanwege de huurachterstand zonder meer zal worden ontbonden.
conclusie4.6. Al met al heeft Kwintes onvoldoende aannemelijk gemaakt dat dat de vordering in een eventuele bodemprocedure zodanige kans van slagen heeft dat het gerechtvaardigd is daarop in dit kort geding vooruit te lopen. De kantonrechter zal de gevorderde ontruiming van [gedaagde sub 1] daarom afwijzen.