ECLI:NL:RBMNE:2023:2981

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 juni 2023
Publicatiedatum
22 juni 2023
Zaaknummer
555604
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging machtiging uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van jeugdzorg

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 12 mei 2023 een beschikking gegeven over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een 17-jarige jongen, hierna te noemen [minderjarige]. De zaak is behandeld met gesloten deuren, waarbij de moeder en een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling, Samen Veilig Midden-Nederland, aanwezig waren. De vader en [minderjarige] waren niet verschenen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [minderjarige] sinds 7 september 2021 onder toezicht staat van de gecertificeerde instelling en dat de machtiging tot uithuisplaatsing eerder is verleend en verlengd. De kinderrechter heeft de noodzaak van de uithuisplaatsing onderbouwd met zorgen over de thuissituatie van [minderjarige], die gekenmerkt werd door een gebrek aan stabiliteit en ernstige zorgen over huiselijk geweld. De kinderrechter heeft geoordeeld dat de uithuisplaatsing in het belang van de verzorging en opvoeding van [minderjarige] is en heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 7 september 2023. De kinderrechter heeft ook de zorgen geuit over het gebrek aan regie door de gecertificeerde instelling, vooral gezien de naderende meerderjarigheid van [minderjarige]. De kinderrechter heeft de gecertificeerde instelling aangespoord om de regie te herpakken en de ontwikkeling van [minderjarige] te monitoren, met het oog op een mogelijke terugplaatsing bij de moeder in de toekomst.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Utrecht
Zaaknummers: C/16/555604 / JE RK 23-669
Datum uitspraak: 12 mei 2023

Beschikking van de kinderrechter over een machtiging tot uithuisplaatsing

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Samen Veilig Midden-Nederland,

locatie Utrecht, hierna te noemen: de GI,
betreffende

[minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2006 te [geboorteplaats] ,

hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[moeder] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats] ,

[vader] ,

hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats] .

Het procesverloop

Het verloop van de procedures blijkt uit:
- het verzoek bijlagen van de GI van 18 april 2023, ingekomen bij de griffie op
18 april 2023;
- de e-mail van het gezinshuis met bijlagen van 11 mei 2023.
Op 12 mei 2023 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- de moeder;
- de heer [A] , namens de GI.
[minderjarige] en de vader waren wel voor de zitting opgeroepen, maar zijn niet verschenen.

Waar gaat het over?

Het ouderlijk gezag over [minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders.
[minderjarige] verblijft in een gezinshuis.
Bij beschikking van 7 september 2021 is [minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI. De ondertoezichtstelling is daarna verlengd, voor het laatst tot 7 september 2023.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 28 februari 2022 ook een machtiging verleend tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg. De machtiging tot uithuisplaatsing is daarna verlengd tot 7 maart 2023.

Het verzoek

De GI verzoekt een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie jeugdhulpaanbieder voor de duur van de ondertoezichtstelling. De GI heeft toegelicht dat er een misverstand is ontstaan over de machtiging tot uithuisplaatsing. Door het grote personeelstekort bij de GI is er geen gezinsvoogd beschikbaar voor [minderjarige] waardoor het de GI aan de aandacht is ontsnapt dat de machtiging tot uithuisplaatsing op 6 maart is geëindigd. De GI vindt een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] noodzakelijk omdat het perspectief van [minderjarige] vooralsnog in het gezinshuis ligt, waar [minderjarige] een zelfstandigheidstraject kan volgen.

De standpunten

De moeder is het niet eens met het verzoek van de GI. Ze wil dat [minderjarige] weer thuis komt wonen. De moeder mist [minderjarige] heel erg. Ze hoopt dat [minderjarige] de kans krijgt om toe te werken naar een thuisplaatsing.
De vader heeft geen verweer gevoerd tegen het verzoek van de GI.

De beoordeling

De kinderrechter zal de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie jeugdhulpaanbieder verlenen voor de duur van de ondertoezichtstelling, te weten tot 7 september 2023. De kinderrechter is namelijk van oordeel dat de uithuisplaatsing van [minderjarige] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en de opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, Burgerlijk Wetboek).
De kinderrechter heeft gelezen en gehoord dat [minderjarige] in februari 2022 uit huis is geplaatst omdat zorgen bestonden over de thuissituatie waarin [minderjarige] opgroeide. Er was sprake van een chronisch gebrek aan affectie, stimulans, veilige aansporing en structuur. Bovendien bestonden ernstige zorgen over het langdurige huiselijk geweld dat heeft plaatsgevonden tussen de ouders, waarvan [minderjarige] getuige was. Inmiddels verblijft [minderjarige] al een geruime tijd in het gezinshuis. Uit de brief van het gezinshuis van 11 mei 2023 blijkt dat [minderjarige] inmiddels een solide basis heeft opgebouwd in [plaats] met betrekking tot zijn sportactiviteiten en school. [minderjarige] heeft tegen de gezinshuisouders gezegd dat hij graag wil dat het blijft zoals het nu is, met name waar het gaat om school en sport. Daarnaast wil [minderjarige] in het gezinshuis deelnemen aan het zelfstandigheidstraject. In dit traject kan [minderjarige] leren om zich verder te ontwikkelen en toe te werken naar zelfstandigheid. Verder zou [minderjarige] graag vaker naar zijn moeder gaan om te logeren, bijvoorbeeld drie keer per maand voor een heel weekend.
De GI verklaart dat nog niet met zekerheid kan worden vastgesteld dat [minderjarige] niet meer thuis kan wonen, maar dat het perspectief gezien de huidige situatie vooralsnog ligt in het gezinshuis, en aansluitend in het te volgen zelfstandigheidstraject.
Op basis van de stukken en wat is gezegd op de zitting is de kinderrechter van oordeel dat [minderjarige] nu (nog) niet naar huis toe kan. Voor de kinderrechter is op dit moment namelijk niet duidelijk of de moeder [minderjarige] voldoende stabiliteit en structuur kan bieden en of zij kan aansluiten bij wat hij nodig heeft. [minderjarige] verblijft op een stabiele plek in het gezinshuis, waar hij zich goed kan ontwikkelen. Ook wordt [minderjarige] door de gezinshuisouders ondersteund in het toewerken naar zelfstandigheid. Gelet hierop vindt de kinderrechter het belangrijk dat de plaatsing van [minderjarige] in het gezinshuis gewaarborgd blijft.
De kinderrechter betreurt het ten zeerste dat er al meer dan een half jaar geen vaste gezinsvoogd betrokken is bij het gezin. Al een lange tijd ontbreekt de regie. [minderjarige] wordt binnen een jaar meerderjarig. Juist daarom dient er voortvarend worden bezien wat ervoor nodig is om [minderjarige] weer terug te plaatsen bij de moeder. Het is voor [minderjarige] en de ouders onduidelijk wat de plannen zijn van de GI ten aanzien van de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing van [minderjarige] en waar hij nu verder zal gaan opgroeien. De kinderrechter gaat ervan uit dat de GI in de komende maanden de regie weer oppakt, de ontwikkeling van [minderjarige] monitort en onderzoekt of het noodzakelijk is dat [minderjarige] nog langer in het gezinshuis blijft of dat kan worden toegewerkt naar een (gedeeltelijke) thuisplaatsing. Wanneer de GI over een aantal maanden een verzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing zal doen, verwacht de kinderrechter in ieder geval meer informatie dan zij nu van de GI heeft verkregen. Ten overvloede merkt de kinderrechter daarbij op dat het voorgaande geen verwijt is aan de GI, die gelet op het tekort aan beschikbare gezinsvoogden ook niet meer kon doen dan zij heeft gedaan. Dat maakt de situatie extra schrijnend voor [minderjarige] .

De beslissing

De kinderrechter:
verleent de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie jeugdhulpaanbieder tot 7 september 2023;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 12 mei 2023 door mr. T. Dopheide, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. L.M.F. Crijns, als griffier.
AFSCHRIFT
Voor eensluidend afschrift.
De griffier van de rechtbank.
8 juni 2023
Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op 6 juni 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.