ECLI:NL:RBMNE:2023:2954
Rechtbank Midden-Nederland
- Proceskostenveroordeling
- Rechtspraak.nl
Geschil over de heffingsambtenaar en de leges voor de activiteit 'bouwen'
In deze zaak heeft eiser op 6 april 2021 een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor het bouwen van een vrijstaande woning en voor de activiteit slopen bij de gemeente Soest. De gemeente verleende op 18 oktober 2021 de gevraagde vergunning. Echter, de heffingsambtenaar bracht op 15 juni 2022 een bedrag van € 9.204,50 aan leges in rekening voor de behandeling van de aanvraag. Eiser maakte bezwaar tegen deze legesheffing, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 10 mei 2023 heeft eiser aangevoerd dat hij in de bezwaarfase niet in de gelegenheid is gesteld om te worden gehoord, wat volgens hem in strijd is met de hoorplicht. De rechtbank oordeelt dat, hoewel de heffingsambtenaar deze hoorplicht heeft geschonden, eiser in de beroepsprocedure voldoende gelegenheid heeft gehad om zijn standpunt toe te lichten. De rechtbank past het gebrek in de besluitvorming van de heffingsambtenaar daarom niet toe, omdat eiser niet in zijn belangen is geschaad.
Eiser betwist ook de totstandkoming van de leges en stelt dat de heffingsambtenaar onvoldoende inzicht heeft gegeven in de berekening. De rechtbank oordeelt echter dat de heffingsambtenaar voldoende informatie heeft verstrekt over de legesaanslagen en dat de leges rechtmatig zijn opgelegd. Eiser's verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen, omdat de legesaanslag niet onrechtmatig is. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, maar veroordeelt de heffingsambtenaar tot vergoeding van de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.674,- en het griffierecht van € 50,-.