ECLI:NL:RBMNE:2023:2952
Rechtbank Midden-Nederland
- Proceskostenveroordeling
- Rechtspraak.nl
Verzoek om vergoeding van proceskosten in bestuursrechtelijke procedure
In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 25 mei 2023, wordt het verzoek van CSC Holland B.V. om vergoeding van proceskosten behandeld. Eiseres, vertegenwoordigd door mr. M.L.E. Storm van 's Gravesande, had eerder beroep ingesteld tegen een beslissing op bezwaar van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, waarbij een verbeurde dwangsom van € 1.500,- werd ingevorderd. Het college had op 11 januari 2022 zijn primaire besluit van 27 juli 2021, waarin de invordering werd aangekondigd, onder aanvulling van de motivering in stand gelaten. Echter, op 23 januari 2023 trok het college deze beslissing op bezwaar en het primaire besluit in.
Nadat eiseres haar beroep had ingetrokken, verzocht zij de rechtbank om het college te veroordelen in de proceskosten. De rechtbank oordeelde dat het college met het intrekken van de beslissing op bezwaar en de invorderingsbeschikking volledig tegemoet was gekomen aan eiseres. De rechtbank wees het verzoek om proceskostenveroordeling toe en stelde de kosten voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 837,-. Daarnaast verzocht eiseres om vergoeding van verschotten ter hoogte van € 2.180,-, maar deze kosten werden niet voor vergoeding in aanmerking genomen, met uitzondering van de proceskosten in de bezwaarfase, die werden vastgesteld op € 1.194,-.
Uiteindelijk werd het verzoek tot vergoeding van de gemaakte proceskosten gedeeltelijk toegewezen tot een totaalbedrag van € 2.031,-. De rechtbank benadrukte dat eiseres zich voor de vergoeding van het griffierecht rechtstreeks tot het college moest wenden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door rechter R.C. Moed, in aanwezigheid van griffier C.H. Verweij.