ECLI:NL:RBMNE:2023:2933

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
3 mei 2023
Publicatiedatum
21 juni 2023
Zaaknummer
23/1144
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op verzoek op grond van de Wet open overheid

Op 3 mei 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. H.J. Oosterhagen, en de Staatsecretaris van Justitie en Veiligheid als verweerder. De zaak betreft een beroep van eiser omdat verweerder niet tijdig heeft beslist op zijn verzoek op basis van de Wet open overheid (Woo), die op 11 januari 2023 in werking is getreden. Eiser heeft op 23 februari 2023 verweerder in gebreke gesteld, waarna hij op 10 maart 2023 beroep heeft ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit.

De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep kennelijk gegrond is, aangezien de beslistermijn door verweerder is overschreden. De rechtbank heeft bepaald dat verweerder binnen twee weken na verzending van de uitspraak alsnog een besluit moet nemen. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-.

Daarnaast heeft de rechtbank verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan eiser, die zijn vastgesteld op € 418,50, en het griffierecht van € 184,-. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 3 mei 2023, en de rechtbank heeft de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Woo in overweging genomen bij haar beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/1144

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 mei 2023 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. H.J. Oosterhagen),
en

de Staatsecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiser, omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op zijn verzoek op grond van de Wet open overheid (Woo) van 11 januari 2023.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. [1]
2. Tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan beroep worden ingesteld. [2] Het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen. [3]
3. Tussen partijen is niet in geschil dat de beslistermijn is overschreden. Op 23 februari 2023 is verweerder in gebreke gesteld. Eiser heeft meer dan twee weken daarna, op 10 maart 2023, beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn verzoek.
4. Het beroep is kennelijk gegrond.
5. Omdat verweerder nog geen besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Verweerder moet dit doen binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak. De rechtbank heeft deze termijn bepaald op basis van de standaardtermijn genoemd in artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb in samenhang met de door eiser verstrekte stukken en het gegeven dat verweerder niet reageert door middel van bijvoorbeeld een verweerschrift om inzicht te geven in het besluitvormingsproces. [4]
6. De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.
7. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiser een vergoeding voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 1 punt op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 837,-), bij een wegingsfactor 0,5. Toegekend wordt € 418,50.
8. Omdat het beroep gegrond is moet verweerder het griffierecht van € 184,- aan eiser betalen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt verweerder op binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan eiser een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 418,50;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 184,- moet betalen aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn, rechter, in aanwezigheid van
I.J. Tiktak, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 3 mei 2023.
Griffier Rechter

Voetnoten

1.Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Artikel 6:2, aanhef en onder b, in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Awb.
3.Artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
4.Artikel 8.4, eerste lid, van de Woo.