ECLI:NL:RBMNE:2023:2924

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 juni 2023
Publicatiedatum
21 juni 2023
Zaaknummer
23/5 en 23/9
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Rechters
  • I.A.M. van Boetzelaer-Gulyas
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgevingsvergunning voor nieuwbouw appartementen met parkeergelegenheid in Nieuwegein

Op 22 juni 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een zaak betreffende de omgevingsvergunning voor de nieuwbouw van 21 appartementen met parkeervakken in Nieuwegein. Eiseres en eiser, bewoners van de nabijgelegen woningen, hebben bezwaar gemaakt tegen de verleende vergunning, omdat zij vrezen voor een tekort aan parkeergelegenheid. Het college van burgemeester en wethouders heeft de bezwaren ongegrond verklaard, waarna de eisers in beroep zijn gegaan. De rechtbank heeft de beroepen op 18 april 2023 behandeld en geconcludeerd dat de vergunning terecht is verleend. De rechtbank oordeelde dat de parkeerbehoefte door het bouwplan niet toeneemt en dat het college niet verplicht was een parkeerdrukmeting uit te voeren. De rechtbank heeft de beroepsgronden van eiseres en eiser verworpen en de uitspraak van het college bevestigd. De rechtbank heeft tevens bepaald dat het college de proceskosten van de eisers moet vergoeden, evenals het griffierecht. De uitspraak is openbaar gemaakt op 22 juni 2023.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummers: UTR 23/5 en 23/9

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 juni 2023 in de zaken tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. J. van den Hoorn),

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr.drs. J.M. Lammers),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nieuwegein

(gemachtigde: mr. C. Smit).
Als derde-partij neemt aan de zaken deel:
[derde-partij] B.V., uit Utrecht (vergunninghoudster)
(gemachtigde: mr. W. van Galen).

Inleiding

1. Met het besluit van 22 juni 2022 (het primaire besluit) heeft het college aan vergunninghoudster een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van 21 appartementen met parkeervakken voor het perceel [adres] te [woonplaats] .
1.1.
Met het besluit van 22 november 2022 (het bestreden besluit) heeft het college de
bezwaren van eiseres en eiser ongegrond verklaard.
1.2.
Eiseres en eiser hebben elk afzonderlijk tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
1.3.
De rechtbank heeft de beroepen op 18 april 2023 op zitting gevoegd behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres en haar gemachtigde en eiser en zijn gemachtigde. Het college is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, bijgestaan door [A] en [B] . Namens vergunningshoudster waren aanwezig [C] en [D] , bijgestaan door haar gemachtigde.

Beoordeling door de rechtbank

2. De beroepen zijn ongegrond. Dit betekent dat eiseres en eiser geen gelijk krijgen. De rechtbank zal hierna aan de hand van de beroepsgronden van eiseres en eiser uitleggen hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
2.1.
De voor de beoordeling van de beroepen wettelijke regels zijn te vinden in de bijlage van deze uitspraak.
Feiten en omstandigheden
3. Vergunninghoudster heeft op 21 januari 2022 bij het college een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend voor de nieuwbouw van 21 appartementen met parkeervakken op het perceel [adres] in [woonplaats] (hierna: het bouwplan). [1] Op het perceel bevinden zich nu één winkel met daarboven één bouwlaag met vier woningen. Vergunninghoudster heeft het voornemen om bestaande panden te slopen en twee nieuwe panden met twee bouwlagen te bouwen. Op de begane grond komen er in totaal zeven bejaardenwoningen en op de verdiepingen drie tot vier appartementen per verdieping (in totaal 21 appartementen). Het college heeft met het primaire besluit de omgevingsvergunning verleend. Volgens het college voldoet het bouwplan voor wat betreft parkeren aan de planregels van het bestemmingplan [locatie] . [2] De planregels verplichten om te voorzien in voldoende parkeergelegenheid als er een bouwwerk wordt gebouwd, waarbij een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht. Onderbouwing hiervoor is het rapport van AAbouwconsultants. Eiseres en eiser wonen aan het [straat] . Hun woningen kijken uit op de toekomstige nieuwbouw. Zij zijn om verschillende redenen niet eens met de verleende omgevingsvergunning. Zij hebben daarom bezwaar gemaakt tegen de omgevingsvergunning. Vervolgens heeft de bezwaarschriftencommissie in zijn advies van 16 november 2022 het standpunt van het college, dat de omgevingsvergunning terecht is verleend, gevolgd. De bezwaarschriftencommissie constateert dat uit het rapport van AAbouwconsultants volgt dat met het bouwplan de parkeerbehoefte afneemt. Met het bestreden besluit heeft het college de bezwaren van eisers ongegrond verklaard en de omgevingsvergunning in stand gelaten.
Standpunten partijen
4. Het college stelt zich op het standpunt dat het bouwplan voor wat betreft de parkeergelegenheid voldoet aan de regels van het bestemmingsplan. Uit het onderzoek van AAbouwconsultants valt te lezen dat de parkeerbehoefte niet toeneemt. Dit betekent dat het college op grond van artikel 2.10, eerste lid, van de Wabo de omgevingsvergunning dan moet verlenen. Volgens het parkeerbeleid van de gemeente is een parkeerdrukmeting niet nodig als de parkeerbehoefte niet toeneemt. Daarom heeft het college geen parkeerdrukmeting laten uitvoeren.
4.1.
Eiseres en eiser stellen, samengevat, dat de parkeerbehoefte door het bouwplan wel toeneemt. Zij vrezen dat met de komst van de appartementen een tekort aan parkeergelegenheid blijft en dus de parkeerdruk (te) hoog wordt. De berekeningen van AAbouwconsultants kloppen niet en zijn inconsequent. Zo is in de berekeningen niet uitgegaan van zeven bejaardenwoningen en worden verschillende normen als uitgangspunt voor de berekening genomen. Eiser onderbouwt zijn stelling met het advies van Circum Verkeersadvies. Verder vindt eiser dat er ten onrechte geen parkeerdrukmeting is uitgevoerd. Eiseres voert aan dat onvoldoende rekening is gehouden met de veranderde verkeerssituatie.
Het geschil
5. De rechtbank moet aan de hand van wat partijen naar voren hebben gebracht, beoordelen of het bestreden besluit van het college juist is.
Parkeerbehoefte
6. Eiseres en eiser voeren aan dat er onvoldoende parkeercapaciteit is in de directe omgeving van de appartementengebouwen en dat de parkeerbehoefte door de komst van de appartementen verder toeneemt. Volgens eiseres is er daarom strijd met het bestemmingsplan. Zowel eiseres als eiser stellen dat in het onderzoek door AAbouwconsultants uit wordt gegaan van onjuiste gegevens. In de berekeningen is onder andere niet uitgegaan van zeven bejaardenwoningen. Het onderzoek is daarom onvoldoende zorgvuldig tot stand gekomen. Eiseres stelt dat het Koersdocument uitgaat van 1 parkeerplaats per woning. Verder is de vergelijking tussen de huidige en de nieuwe situatie onjuist. Ook is het bestreden besluit niet voldoende gemotiveerd waarom er een parkeertekort van 4 parkeerplaatsen is.
6.1.
De rechtbank stelt voorop dat op grond van het bestemmingsplan ‘ [locatie] ’ bij een bouwplan moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid. [3] Of bij het bouwplan wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid wordt door het college bepaald volgens het Besluit parkeren 2020-2025 Nieuwegein (hierna: het Koersdocument). [4] Gelet op dit Koersdocument wordt niet alleen uitgegaan van de normen zoals deze door het CROW zijn vastgesteld, maar moet ook worden uitgegaan van de data die de gemeente zelf aanbiedt. Het college heeft zich daarom gebaseerd op de normen zoals deze zijn opgenomen in het Koersdocument. Bij de toepassing van deze normen wordt uitgegaan van de kolom ‘schil’.
6.2.
In de onderbouwing van AAbouwconsultants die onderdeel uitmaakt van de omgevingsvergunning, is de parkeerbehoefte van de appartementengebouwen aan de hand van de normen uit het Koersdocument berekend en vergeleken met de reeds bestaande parkeerbehoefte op grond van de bestaande bebouwing. AAbouwconsultants is daarbij uitgegaan van 21 appartementen, waarvan drie bejaardenwoningen, en de norm ‘zonder parkeren op eigen terrein' afhankelijk van de grootte van de woning. Daaruit volgt een parkeerbehoefte van 24 plaatsen, te weten:
- zes gestapelde woningen met een bruto vloeroppervlak (hierna: bvo) tot 60m2 met de parkeernorm 1,2= 7,2 parkeerplaatsen,
- twaalf gestapelde woningen met een bvo tussen de 60m2 en 80m2 met de parkeernorm 1,25= 15 parkeerplaatsen, en
- drie bejaardenwoningen met de parkeernorm 0,6= 1,8 parkeerplaatsen.
Er is vervolgens een vergelijking gemaakt op het maatgevend moment zaterdagmiddag met de functie winkel en woningen waarvoor de bestaande bebouwing werd gebouwd. Hierbij is uitgegaan van de feitelijke situatie van twee winkels (885m2 en 109m2) en drie woningen, omdat één woning gebruikt wordt als winkel. Uit de CROW-berekening volgt dat op het maatgevend moment de parkeerbehoefte 21 parkeerplaatsen is. Verder zijn in de bestaande situatie 4 parkeerplaatsen op het perceel en zijn er 6 parkeerplaatsen op de openbare weg aanwezig. In de huidige situatie wordt voor het betreffende perceel (woningen en winkels) volgens AAbouwconsultants uitgegaan van een tekort aan 11 (21-6-4) parkeerplaatsen.
6.3.
Naar aanleiding van het advies van Circum Verkeersadvies van eiser heeft het college vergunninghoudster de gelegenheid gegeven om hierop te reageren. De vergunninghoudster heeft vervolgens een parkeerbalans overgelegd die door de verkeerskundige van het college is geaccordeerd. In deze parkeerbalans is een aanvullende rekenkundige onderbouwing gegeven dat door het bouwplan de parkeerbehoefte niet toe zal nemen. Hierbij is uitgegaan van zeven bejaardenwoningen, vier gestapelde woningen met een bvo tot 60m2 en tien gestapelde woningen met een bvo tussen 60m2 en 80m2. Op de zitting heeft het college toegelicht dat bij de vergelijking tussen de bestaande parkeerbehoefte en de toekomstige parkeerbehoefte wordt uitgegaan van de werkdagavond, omdat de werkdagavond in de toekomstige situatie het drukste moment wordt. Het college vindt dat hij hiermee de meest eerlijke vergelijking heeft gemaakt tussen de bestaande en de toekomstige situatie. Desgevraagd zijn eiseres en eiser hiermee akkoord gegaan. De rechtbank volgt partijen daarin en zal deze vergelijking tot uitgangspunt nemen. Daarvan uitgaand is in de bestaande situatie de parkeerbehoefte 8 parkeerplaatsen waarvan 4 parkeerplaatsen op het eigen terrein en 4 parkeerplaatsen in de openbare ruimte. Dit leidt tot een historisch tekort van 4 parkeerplaatsen. In een bijlage bij het verweerschrift is deze becijfering uitgewerkt:
Functie op werkdagavond
Aantal
Norm
Gestapelde woning bvo tot 60m2
1
Zonder parkeren op eigen terrein
1,2
Gestapelde woning bvo tussen 60m2-80m2
2
Zonder parkeren op eigen terrein
1,25
Winkel bvo 994m2 (884m2 + 109m2)
1
4,0
Totaal afgerond
8
De toekomstige parkeerbehoefte op een werkdagavond wordt afhankelijk van de norm ‘zonder parkeren op eigen terrein’ (1,2 bij woning tot 60m2 en 1,25 bij een woning tussen 60m2 en 80m2) en ’parkeren op eigen terrein’ (1,2 bij woning tot 60m2 en 1,4 bij een woning tussen 60m2 en 80m2) 19 respectievelijk 21 parkeerplaatsen. Ook deze becijfering is in een bijlage bij het verweerschrift uitgewerkt.
Functie op werkdagavond
Aantal
Norm
Norm
Gestapelde woning bvo tot 60m2
4
Zonder parkeren op eigen terrein
1,2
Met parkeren op eigen terrein
1,2
Gestapelde woning bvo tussen 60m2-80m2
10
Zonder parkeren op eigen terrein
1,25
Met parkeren op eigen terrein
1,4
Bejaardenwoning
7
0,6
0,6
Totaal afgerond (zonder parkeren op eigen terrein)
19
Totaal afgerond (met parkeren op eigen terrein)
21
Omdat het historisch tekort niet hoeft te worden meegerekend, moet het bouwplan minimaal 15 (19-4) respectievelijk 17 (21-4) parkeerplaatsen hebben. Nu er 19 parkeerplaatsen op eigen terrein worden gerealiseerd, neemt volgens het college de toekomstige parkeerbehoefte in de openbare ruimte af. Het bouwplan voorziet daarom in voldoende parkeergelegenheid.
6.4.
De rechtbank kan de motivering van het college volgen. Bij de beoordeling of een bouwplan in voldoende parkeergelegenheid voorziet om in de parkeerbehoefte ervan te kunnen voorzien, moet volgens vaste jurisprudentie alleen rekening te worden gehouden met de
toenamevan de parkeerbehoefte als gevolg van het realiseren van het plan. [5] Een eventueel bestaand tekort kan als regel buiten beschouwing worden gelaten. Dit betekent dat in deze zaak alleen rekening moet worden gehouden met de toename van de parkeerbehoefte als gevolg van het realiseren van het bouwplan ten opzichte van de al bestaande parkeerbehoefte. Dat eiseres stelt dat een vergelijking van parkeerbehoefte tussen de huidige en de nieuwe situatie onjuist is, volgt de rechtbank dan ook niet. De rechtbank legt dit hierna uit.
6.5.
Uit de in beroep door het college overgelegde nieuwe berekening blijkt een reeds bestaand tekort van 4 parkeerplaatsen. Dit betekent dat met dit tekort geen rekening hoeft te worden gehouden. Niet in geschil is dat bij het bouwplan 19 parkeerplaatsen op eigen terrein gerealiseerd worden. Rekening houdend met zowel de norm ‘zonder parkeren op eigen terrein’ als ‘parkeren op eigen terrein’ waarbij de parkeerbehoefte in de nieuwe situatie 19 respectievelijk 21 parkeerplaatsen is, betekent dit naar het oordeel van de rechtbank dat inzichtelijk is gemaakt dat bij het bouwplan wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid. De stelling van eiser dat het Koersdocument een eigen parkeerplaats bij iedere woning voorschrijft, doet daaraan niet af. Het historisch tekort hoeft immers niet te worden gecompenseerd of op de vergunninghoudster afgewenteld te worden. Het niet onverkort toepassen van de regel ‘1 parkeerplaats per woning’ leidt niet tot een onrechtmatige situatie met het verlenen van de omgevingsvergunning, omdat deze niet leidt tot een toename in de parkeerbehoefte. [6] Ook is het college bij de nieuwe berekening uitgegaan van zeven bejaardenwoningen, zodat de grond dat ten onrechte is uitgegaan van drie bejaardenwoningen verder geen bespreking meer behoeft. Dat eiseres stelt dat voor dit type woning een verkeerde rekennorm is gebruikt, volgt de rechtbank ook niet. In het Koersdocument staat in het tabel dat voor een bejaardenwoning gerekend moet worden met de norm 0,6. Verder hebben eiseres en eiser geen concrete gegevens overgelegd waaruit blijkt dat de parkeersituatie na realisering van het bouwplan zodanig zal veranderen dat het college geen medewerking heeft kunnen verlenen aan de omgevingsvergunning. De beroepsgrond slaagt niet.
6.6.
De berekening of er bij het bouwplan in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, is in beroep opnieuw berekend en gewijzigd. Daarmee berust het bestreden besluit op een ondeugdelijke motivering, zodat het in strijd is met het bepaalde in artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Omdat het college pas in beroep een inzichtelijke motivering heeft gegeven en eiseres en eiser hierdoor niet zijn benadeeld, ziet de rechtbank aanleiding om het gebrek te passeren met toepassing van artikel 6:22 van de Awb.
Parkeerdruk(meting)
7. Eiseres voert aan dat onvoldoende rekening is gehouden met de veranderende verkeerssituatie. Het bouwplan leidt tot problemen in verkeersbewegingen.
Eiser voert aan dat het college onterecht geen parkeermeting heeft gedaan. Het college heeft daarom de parkeerdruk van 85% of meer niet aangetoond. Een representatieve parkeerdrukmeting is een altijd essentieel onderdeel van de onderbouwing. Hiervoor verwijst eiser naar de op de zitting overlegde memo van Circum Verkeersadvies.
7.1.
Het college geeft aan dat als de parkeerbehoefte niet toeneemt dat het Koersdocument vervolgens geen parkeerdrukmeting voorschrijft. Met het bouwplan wordt immers de parkeerdruk niet verhoogd. Ook hoeft het bouwplan niet het probleem van een hoge parkeerdruk in een wijk op te lossen. De rechtbank kan het college hierin volgen. Het bouwplan hoeft immers geen oplossing te bieden voor een eventueel bestaand parkeertekort. Het bouwplan moet voorzien in voldoende parkeergelegenheid, zodat de bestaande parkeerdruk niet toeneemt. Dat in de praktijk al onvoldoende parkeerplaatsen zijn en dat dat met de realisering van de appartementen ook zo zal blijven, is dus niet relevant. [7] Immers uit de door het college gegeven toelichting in het verweerschrift, zie rechtsoverweging 6.3, blijkt dat het huidig tekort afneemt. De beroepsgronden slagen niet.
Vuilniscontainers, laadpunten, invalideparkeerplaatsen en dubbelgebruik
8. Eiseres voert verder aan dat bij de berekening met de ondergrondse vuilniscontainers geen rekening is gehouden. Een aantal parkeerplaatsen zal immers op de openbare weg gesitueerd zijn. Eiser stelt dat bij de verlening van de omgevingsvergunning ook geen rekening is gehouden met laadpunten, invalideparkeerplaatsen en dubbelgebruik van parkeerplaatsen.
8.1.
Het college vindt dat met het verlenen van de omgevingsvergunning geen rekening hoeft te worden gehouden met de locatie van vuilniscontainers, laadpunten, invalideparkeerplaatsen en dubbelgebruik omdat het wettelijk kader hiervoor geen ruimte biedt. Ook hierin kan de rechtbank het college volgen. Uit het wettelijk kader volgt immers, dat als het bouwplan niet strijdig is met het bestemmingsplan de omgevingsvergunning verleend moet worden. De beroepsgronden slagen niet.
Lengte parkeerplaats
9. Eiseres stelt dat de lengte van 5m voor een parkeerplaats onvoldoende is. Volgens het Koersdocument moet een parkeerplaats voldoen aan 5,5m.
9.1.
Uit het Koersdocument volgt dat de lengte van een parkeerplaats minimaal 5,5m is, als er sprake is van een parkeerplaats als een oprit, een beschikbare ruimte voor een garagedeur of een carport. Naar het oordeel van de rechtbank doet zich deze situatie in deze zaak niet voor. Dat eiseres stelt dat de lengte van een parkeerplaats minimaal 5,5m moet zijn, volgt de rechtbank dan ook niet. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

10. De beroepen zijn ongegrond. Dat betekent dat het college terecht de omgevingsvergunning aan de vergunninghoudster heeft verleend.
11. Omdat de rechtbank een gebrek in de besluitvorming heeft gepasseerd, moet het college het door eiseres en eiser elk betaalde griffierecht vergoeden. Ook bestaat er aanleiding om het college te veroordelen in de proceskosten die eiseres en eiser hebben gemaakt.
Rechtsbijstand (eiseres en eiser)
12. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand voor zowel eiseres als eiser vast op € 1.674,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op zitting met een waarde per punt van € 837,- met een wegingsfactor 1).
Deskundige (eiser)
13. Eiser verzoekt de rechtbank om vergoeding van de kosten voor de inschakeling van Circum Verkeersadvies als deskundige. Hij verzoekt om vergoeding van een totaalbedrag van € 2.286,90 inclusief btw. De rechtbank vindt het redelijk dat eiser de deskundige heeft ingeschakeld tijdens de beroepsprocedure. De kosten die daarvoor zijn gemaakt, moet het college vergoeden voor zover die redelijk zijn.
13.1.
De rechtbank stelt de te vergoeden kosten van een deskundige vast aan de hand van artikel 1, aanhef en onder b, en artikel 2, eerste lid, aanhef en onder b, van het Besluit proceskosten bestuursrecht, gelezen in verband met artikel 8:36, tweede lid, van de Awb, en overeenkomstige toepassing van het bepaalde in de Wet tarieven in strafzaken. Op grond van het Besluit tarieven in strafzaken 2003 geldt een maximumtarief van € 142,75 per uur. Uit de factuur blijkt dat de deskundige veertien uur heeft verantwoord en een tarief van € 135,- heeft gehanteerd. De rechtbank vindt het aantal uren niet onredelijk. De rechtbank stelt de kosten voor de deskundige vast op € 1.890,- (14 x € 135,-). Inclusief 21% btw is dit
€ 2.286,90.

Beslissing

De rechtbank:
-
verklaart de beroepen ongegrond;
- draagt het college op het betaalde griffierecht van € 184,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt het college in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.674,-;
- draagt het college op het betaalde griffierecht van € 184,- aan eiser te vergoeden;
- veroordeelt het college in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 3.960,90.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.A.M. van Boetzelaer-Gulyas, rechter, in aanwezigheid van mr. J. Zoon, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 22 juni 2023.
griffier
rechter

De griffier is verhinderd om de uitspraak te ondertekenen.

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

Artikel 2.1
1Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:

a.het bouwen van een bouwwerk,

(..)
Artikel 2.10
1.Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, wordt de omgevingsvergunning geweigerd indien:
(..)
c.de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan, de beheersverordening of het exploitatieplan, of de regels die zijn gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening, tenzij de activiteit niet in strijd is met een omgevingsvergunning die is verleend met toepassing van artikel 2.12;
(..)

Bestemmingsplan [locatie]

Artikel 26.3 Voldoende parkeergelegenheid
a. Een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, kan niet worden gebouwd wanneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden.
b. Bij een omgevingsvergunning wordt aan de hand van de 'Nota Parkeernormen 2011-2015' of de opvolger daarvan bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid.
c. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.

Besluit parkeren 2020-2025 Nieuwegein (= Koersdocument)

Zie volgende pagina.

Voetnoten

1.Artikel 2.1, eerste lid, onderdeel a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in samenhang gelezen met artikel 2.10, eerste lid, onderdeel c, van de Wabo.
2.Artikel 26.3 van het bestemmingsplan.
3.Artikel 26.3, onder a, van het bestemmingsplan.
4.Artikel 26.3, onder b, van het bestemmingsplan.
5.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de Afdeling van 24 juli 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2547, en van 19 augustus 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1995.
6.Artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht.
7.Zie de uitspraak van de Afdeling van 4 september 2019, ECLI:NL:RVS:2019:3056.