ECLI:NL:RBMNE:2023:2911

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 juni 2023
Publicatiedatum
20 juni 2023
Zaaknummer
22/4052
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen vastgestelde mate van arbeidsongeschiktheid in het kader van de WAO

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 21 juni 2023 uitspraak gedaan in een beroep van eiser tegen de beslissing van de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) over de mate van arbeidsongeschiktheid. Eiser, die sinds 21 december 1999 een WAO-uitkering ontvangt, was het niet eens met de vaststelling van zijn arbeidsongeschiktheid op 35 tot 45%. Eiser had eerder een Ziektewet-uitkering ontvangen en had zich ziekgemeld na mishandeling tijdens zijn werk als handhaver in het openbaar vervoer. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, omdat de verzekeringsartsen van het UWV de gezondheidssituatie van eiser zorgvuldig hebben beoordeeld en de vastgestelde beperkingen in overeenstemming zijn met de medische rapporten. De rechtbank oordeelde dat eiser onvoldoende medische onderbouwing heeft geleverd voor zijn stelling dat hij volledig arbeidsongeschikt is. De rechtbank concludeerde dat de verzekeringsartsen de klachten van eiser adequaat hebben meegenomen in hun beoordeling en dat er geen reden was om aan de juistheid van hun conclusies te twijfelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de situatie van dakloosheid van eiser geen medisch vast te stellen ziekte of gebrek is en dat dit niet relevant is voor de beoordeling van zijn arbeidsongeschiktheid. De uitspraak betekent dat de eerder vastgestelde mate van arbeidsongeschiktheid van 35,96% blijft staan.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/4052

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 juni 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: drs. W. Parsowa),
en
de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut eisersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: S.N. Westmaas-Kanhai).

Inleiding

1.1.
In deze zaak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de beslissing van verweerder om de mate van arbeidsongeschiktheid van eiser vast te stellen op 35 tot 45 %. Eiser is het niet eens met deze beslissing en vindt dat hij helemaal niet kan werken.

Procesverloop en feiten

1.2.
Eiser ontvangt sinds 21 december 1999 een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) in de categorie 25 tot 35%. Naast deze uitkering werkte eiser nog 40 uur per week als handhaver in het openbaar vervoer.
1.3.
Tijdens de uitvoering van zijn werkzaamheden is eiser mishandeld en hierna heeft eiser zich ziekgemeld (vanwege lichamelijke, maar ook psychische klachten). Per 4 december 2017 is aan eiser een Ziektewet-uitkering toegewezen. Deze Ziektewet-uitkering heeft eiser tot 24 november 2019 ontvangen. Bij brief van 31 december 2019 bericht verweerder eiser dat hij zijn recht op WAO-uitkering per 24 november 2019 opnieuw beoordeelt.
1.4.
Naar aanleiding hiervan heeft er een medisch en arbeidskundig onderzoek plaatsgevonden. Dit heeft geleid tot het besluit van verweerder van 3 februari 2022 (het primaire besluit).
1.5.
Eiser heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. In het besluit van 4 juli 2022 (het bestreden besluit) is het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
1.6.
Eiser heeft bij brief van zijn GZ-psycholoog drs. W. Parsowa (gemachtigde eiser) beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
1.7.
Verweerder heeft bij brief van 3 april 2023 een nadere reactie van de verzekeringsarts bezwaar en beroep ingediend.
1.8.
De rechtbank heeft het beroep op 13 april 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder. Eiser zelf heeft een deel van de zitting telefonisch bijgewoond.

Beoordeling door de rechtbank

Beoordelingskader
2. Deze zaak gaat over de mate van arbeidsongeschiktheid van eiser. Aan de hand van de standpunten van partijen, zal de rechtbank beoordelen of verweerder de mate van arbeidsongeschiktheid van eiser correct heeft vastgesteld. Het gaat om de gezondheidssituatie van eiser op 24 november 2019. Dat is ook de datum waar de rechtbank naar kijkt.
3. De rechtbank moet bekijken of verweerder de regels uit de wet goed heeft toegepast. Daarbij is het zo dat verweerder dit soort besluiten mag baseren op rapporten van zijn verzekeringsartsen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen:
- de rapporten moeten op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen;
- ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en;
- de conclusies moeten voldoende begrijpelijk zijn.
4. Verder is het zo dat degene die het niet eens is met het oordeel van een verzekeringsarts dat moet onderbouwen met medische stukken. Bij de rechtbank werken namelijk geen artsen en de rechtbank kan zelf dus niet zomaar zeggen dat een verzekeringsarts een onjuiste medische conclusie heeft getrokken. Dit betekent dat hoe iemand zichzelf voelt zonder dat daar een medische onderbouwing van is, niet genoeg is om bij de rechtbank gelijk te krijgen.
Beoordeling door de rechtbank
5. De rechtbank geeft eiser geen gelijk en legt hieronder uit waarom niet.
Zorgvuldigheid
6. Voor zover eiser ook betoogt dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is geweest, oordeelt de rechtbank als volgt.
7. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan te nemen dat het onderzoek door de verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts) niet aan de gestelde voorwaarden voldoet. Uit het rapport van de verzekeringsarts blijkt dat hij het dossier heeft bestudeerd en dat hij bekend is met de psychische en lichamelijke problemen van eiser. Uit het rapport volgt ook dat in de primaire fase een spreekuur heeft plaatsgevonden en dat in de primaire fase een FML is opgesteld waarbij er beperkingen zijn aangenomen ten aanzien van de psychische, fysieke belastbaarheid, maar ook in de uren. De verzekeringsarts legt uit dat de beperkingen goed passend zijn gezien de voorgeschiedenis van eiser met PTSS en alcoholverslaving. De verzekeringsarts legt ook uit dat vanwege het belang van het bioritme van eiser regelmatige werktijden nodig zijn en sprake is van een preventieve urenbeperking van 8 uur per dag en 40 uur per week. Verder legt de verzekeringsarts uit dat er rekening is gehouden met de lichamelijke klachten van eiser door beperkingen op te nemen ten aanzien van fysiek zware belasting, trillingen, frequent reiken/buigen, zwaar tillen/dragen, duurbelasting in lopen/staan/zitten, alsmede in boven schouderhoogte, gebogen en-of getordeerd actief zijn, traplopen, en klimmen.
8. De rechtbank concludeert dat het medisch rapport aan de onder 3 genoemde voorwaarden voldoet. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Medisch inhoudelijk
Standpunt eiser
9. Eiser betoogt dat zijn klachten zijn onderschat en dat daarom de aangenomen beperkingen niet kloppen. Eiser vindt dat hij helemaal niet kan werken. Dit omdat de klachten elkaar versterken en er geen sprake is van een stabiele situatie omdat eiser geen vaste woon- en verblijfplaats heeft. Eiser lijdt aan ernstige PTSS, is alcoholverslaafd, kan niet omgaan met institutionele druk en heeft last van somatische pijnklachten aan kaak, rug en rechterbeen.
Standpunt verweerder
10. Verweerder stelt dat de verzekeringsartsen met de klachten van eiser voldoende rekening hebben gehouden bij het bepalen van zijn functionele mogelijkheden en beperkingen. Voor zover eiser betoogt dat geen sprake is van benutbare mogelijkheden heeft verweerder ter zitting toegelicht dat niet is gebleken van ‘geen benutbare mogelijkheden’ zoals is bepaald in het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (Schattingsbesluit). Dit omdat geen sprake is van een opname, eiser niet bedlegerig is en eiser wel zelfredzaam is in de het uitvoeren van activiteiten van het dagelijks leven. Verder stelt verweerder dat de situatie van dakloosheid geen ziekte of gebrek is in het kader van de WAO.
Oordeel rechtbank
11. De rechtbank ziet geen reden voor het oordeel dat de verzekeringsartsen bepaalde diagnoses hebben onderschat. In de medische rapporten zijn alle klachten van eiser benoemd (PTSS, diverse traumata, financiële problemen, geen vast woonadres, alcoholverslaving, pen in been door motorongeval en lage rugklachten). In de rapporten wordt ook verwezen naar een tweetal brieven van de gemachtigde van eiser (van 25 november 2008 en 8 augustus 2018) waarin de psychische toestand van eiser duidelijk is beschreven. Ook volgt uit de rapporten dat met de klachten van eiser rekening is gehouden bij het vaststellen van de beperkingen van eiser. Dit omdat voor zowel de psychische, als lichamelijke klachten en voor de verslavingsproblematiek beperkingen zijn aangenomen. Het maken van de vertaalslag van klachten naar beperkingen is de specifieke deskundigheid van een verzekeringsarts. Indien eiser desondanks vindt dat de klachten zijn onderschat en de beperkingen niet kloppen, dan had hij concreet moeten maken welke beperkingen hij mist en dit vervolgens moeten onderbouwen met medische stukken. Dit heeft hij niet gedaan.
12. De rechtbank ziet ook geen aanleiding om te oordelen dat sprake is van ‘geen benutbare mogelijkheden’. Zoals verweerder ter zitting heeft toegelicht is enkel sprake van ‘geen benutbare mogelijkheden’ als voldaan is aan de voorwaarden uit artikel 2, vijfde lid, van het Schattingsbesluit. Er is geen sprake van een opname, bedlegerigheid en niet is gebleken dat eiser niet zelfredzaam is in de het uitvoeren van activiteiten van het dagelijks leven. Aan de voorwaarden uit het Schattingsbesluit is niet voldaan.
13. Voor het betoog van eiser dat de klachten elkaar versterken in zodanige mate dat hij hierdoor helemaal niet kan werken geldt dat verweerder ter zitting heeft toegelicht dat de verzekeringsartsen de klachten afzonderlijk, maar ook in samenhang hebben afgewogen en op basis daarvan de beperkingen hebben vastgesteld. Deze samenhang volgt ook uit de rapporten. Zo staat bijvoorbeeld in het medisch onderzoeksverslag van de primaire beoordeling: “
Alle gegevens overziend (..).” De rechtbank volgt verweerder dan ook in zijn toelichting en heeft geen reden om hieraan te twijfelen.
14. Voor wat betreft de situatie van eiser dat hij geen vaste woon- en verblijfplaats heeft oordeelt de rechtbank dat hoewel het begrijpelijk is dat deze situatie van negatieve invloed is op zijn welbevinden, dit niet wordt meegenomen in de beoordeling of iemand arbeidsongeschikt is. Dit is namelijk geen objectief medisch vast te stellen ziekte of gebrek en dat is waar verweerder naar moet kijken. [1]
15. De medisch inhoudelijke beroepsgronden slagen ook niet.

Conclusie en gevolgen

16. Het beroep is ongegrond. Dit betekent voor eiser dat het door verweerder vastgestelde mate van arbeidsongeschiktheid blijft staan (35,96 %). Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.A. Witten, rechter, in aanwezigheid van mr. J. Zoon, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 21 juni 2023.
De griffier is verhinderd deze
uitspraak te ondertekenen
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie artikel 18 WAO.