ECLI:NL:RBMNE:2023:2905

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 juni 2023
Publicatiedatum
20 juni 2023
Zaaknummer
16/245776-22; 16/236625-22 (gev. ttz) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geweldsincident met zwaar lichamelijk letsel en huisvredebreuk

Op 20 juni 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een gewelddadig incident op 29 mei 2022 in Hilversum. De verdachte en een medeverdachte volgden het slachtoffer na het verlaten van een club en zochten een conflict. Het slachtoffer werd meermalen geslagen en geschopt, wat resulteerde in zwaar lichamelijk letsel, waaronder gedeeltelijk verlies van gezichtsvermogen aan één oog. De rechtbank sprak de verdachte vrij van poging tot doodslag en zware mishandeling, maar verklaarde wel de poging tot zware mishandeling en openlijk geweld bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot 150 dagen jeugddetentie, waarvan 108 dagen voorwaardelijk, en kreeg daarnaast een werkstraf van 40 uur en een leerstraf van 35 uur. Tevens werd een schadevergoeding van € 3.265,32 voor materiële schade en € 15.000,- voor immateriële schade aan de benadeelde partij toegewezen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich ook schuldig had gemaakt aan huisvredebreuk door zonder toestemming de tuin van een ander binnen te dringen op 9 februari 2022.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16/245776-22; 16/236625-22 (gev. ttz) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 20 juni 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2004] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] te [woonplaats] ,
hierna: [verdachte]

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het met gesloten deuren gehouden onderzoek op de terechtzitting van 6 juni 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. N. Schapendonk, van hetgeen [verdachte] en zijn raadsvrouw, mr. S. Dogan, advocaat te Utrecht, alsmede de advocaat van de benadeelde partij mr. R. Toxopeus naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat [verdachte] :
16/245776-22
feit 1, primair:op 29 mei 2022 te Hilversum samen met een ander heeft geprobeerd [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven;
subsidiair:op 29 mei 2022 te Hilversum samen met een ander [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht;
meer subsidiair:op 29 mei 2022 te Hilversum samen met een ander heeft geprobeerd [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen;
feit 2:
op 29 mei 2022 te Hilversum openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] met zwaar lichamelijk letsel als gevolg;
16/236625-22
op 9 februari 2022 te [woonplaats] huisvredebreuk heeft gepleegd door de tuin van dhr. [aangever] gelegen aan de [adres] wederrechtelijk binnen te dringen.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van [verdachte] en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder parketnummer 16/245776-22 feit 1 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden, en ook het onder feit 2 ten laste gelegde, met uitzondering van het strafverzwarende onderdeel dat het geweld zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad, omdat niet kan worden vastgesteld of dit letsel is veroorzaakt door [verdachte] of zijn medeverdachte [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ). Daarnaast acht de officier van justitie het onder parketnummer 16/236625-22 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de ten laste gelegde feiten.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
16/245776-22 [1]
T.a.v. feit 1, meer subsidiair en feit 2
Aangever [slachtoffer] heeft onder meer het volgende verklaard:
Plaats delict: Eemnesserweg, Hilversum
Pleegdatum: 29 mei 2022
Omstreeks 05:00 uur sloot de [club] . Ik ben in de richting van de Eemnesserweg gelopen. Ik keek achterom en zag twee personen staan. Ik voelde een harde klap op mijn hoofd, ik viel hierdoor op de grond. Ik voelde dat ik tegen mijn hoofd aan werd getrapt. Ik heb geroepen dat het genoeg was. Ik voelde dat er met kracht tegen mijn hoofd werd getrapt. Ik voelde een hevige pijn. Voor mijn gevoel duurde dit heel lang. [2]
Aangever [slachtoffer] heeft in een aanvullend verhoor onder meer het volgende verklaard:
Toen ik op de grond lag heb ik mijn gezicht bedekt, maar ze bleven alle twee op mij inschoppen. Ik was meer gefocust op de meest agressieve jongen, die blanke jongen die mij samen met die 2e dader heeft mishandeld. [3]
[verdachte] heeft ter terechtzitting onder meer het volgende verklaard:
Ik zag op 29 mei 2022 dat de heer [slachtoffer] bij de ‘ [club] ’ in Hilversum wegging. Ik ben achter hem aangelopen met [medeverdachte] . Ik heb hem twee of drie klappen op zijn hoofd gegeven. Ik heb met mijn vuist gericht op zijn gezicht geslagen. Ik schopte tegen zijn dekking toen hij op de grond lag. Dit was een trap. Ik ben achter de heer [slachtoffer] aangelopen omdat ik boos was. [4]
Medeverdachte [medeverdachte] heeft bij de politie onder meer het volgende verklaard:
Ik ben gewoon achter hem aangelopen Ik roep hem gewoon, maar hij reageerde niet. Uiteindelijk bij Eemnesseweg reageerde hij wel. Toen werd ik boos. Hij kwam te dichtbij toen duwde ik hem. [5]
16/236625-22 [6]
Aangever [aangever] heeft onder meer het volgende verklaard:
Ik ben woonachtig aan de [adres] te [woonplaats] . Vandaag 9 februari 2022 was ik thuis. Ik zag ineens twee personen in mijn tuin staan. [7]
In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] over het uitkijken van de camerabeelden staat onder meer het volgende:
Op 9 februari 2022 kreeg ik een melding om te gaan naar de [adres] . De melder verklaarde beelden te hebben van het strafbare feit. Ik heb de beelden bekeken. [8] Op de video van de achtertuin zag ik dat man 1 als eerste de schutting overklom en de tuin in sprong.
Ik heb een foto van de video opnames gemaakt en naar de jeugdagent [verbalisant 2] gestuurd. Ik hoorde dat de jeugdagent man 1 herkende. Man 1 bleek te zijn: [verdachte] , geboren [2004] te [woonplaats] .
Ik bekeek de SKDB-foto van [verdachte] . Ik zag dat [verdachte] dezelfde persoon was als op de beelden. [9]
Verdachte [verdachte] heeft ter terechtzitting onder meer het volgende verklaard:
Ik was op 9 februari 2022 in de tuin van de woning aan de [adres] . [10]
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Bewijsoverwegingen
16/245776-22:
T.a.v. feit 1
Medeplegen poging tot doodslag (feit 1, primair)
De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of [verdachte] samen met [medeverdachte] heeft geprobeerd aangever van het leven te beroven door hem tegen het hoofd en/of in het gezicht te trappen/schoppen.
Op basis van de feiten en omstandigheden zoals die blijken uit de voornoemde bewijsmiddelen, stelt de rechtbank het volgende vast. [verdachte] en [medeverdachte] zijn aangever gevolgd nadat zij aangever rond 05:00 uur de club ‘ [club] ’ zien verlaten. Na aangever enige tijd gevolgd te hebben, hebben [verdachte] en [medeverdachte] het conflict met aangever gezocht. [verdachte] heeft de eerste klap tegen het hoofd van aangever gegeven. Door het geweld is aangever op de grond terecht gekomen. Aangever is vervolgens meermalen met kracht getrapt/geschopt tegen het hoofd en hij voelde hierbij hevige pijn. Verdachten hebben aangever achtergelaten.
De rechtbank stelt voorop dat op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat [verdachte] vol opzet op de dood van aangever had. De officier van justitie heeft aangevoerd dat sprake is geweest van voorwaardelijk opzet. Hiervoor is vereist dat het schoppen/trappen tegen het hoofd op dusdanige wijze heeft plaatsgevonden dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het slachtoffer daardoor zou komen te overlijden. Niet kan worden aangenomen dat het schoppen/trappen tegen het hoofd naar algemene ervaringsregels een aanmerkelijke kans op de dood oplevert, aangezien een sterke schedel en een ‘kreukelzone’ (het gezicht) de hersenen beschermen. Of er een aanmerkelijke kans was op de dood moet dan ook op basis van de omstandigheden van het geval worden beoordeeld.
De rechtbank is, anders dan de officier van justitie, van oordeel dat het procesdossier onvoldoende informatie bevat om te concluderen dat er een aanmerkelijke kans bestond op de dood van aangever. Er ontbreekt een letselverklaring of rapportage van een deskundige waaruit de rechtbank zou kunnen afleiden dat het schoppen/trappen in dit concrete geval tot de dood had kunnen leiden. Daarnaast is niet duidelijk hoe vaak en hoe hard aangever is getrapt/geschopt, wat de afstand tot aangever was tijdens het trappen/schoppen en of het gedragen schoeisel geschikt was om potentieel fataal letsel toe te brengen. De enkele constatering dat er meermalen met kracht is getrapt/geschopt tegen het hoofd en/of in het gezicht van aangever acht de rechtbank onvoldoende.
De rechtbank zal [verdachte] daarom vrijspreken van het onder feit 1 primair ten laste gelegde.
Medeplegen zware mishandeling (feit 1, subsidiair)
Vervolgens moet de rechtbank beoordelen of [verdachte] en [medeverdachte] zwaar lichamelijk letsel hebben toegebracht bij aangever door hem te schoppen/trappen tegen het hoofd en/of in het gezicht.
Artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht bevat een opsomming van de gevallen die als zwaar lichamelijk letsel moeten worden aangemerkt. Ook buiten deze genoemde gevallen is de rechter vrij letsel als zwaar lichamelijk letsel aan te duiden. De rechtbank kan hierbij de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel betrekken.
Aangever heeft verklaard dat hij een gebroken oogkas heeft. Uit de geneeskundige verklaring van 13 juni 2022 volgt dat aangever fors letsel heeft opgelopen door het geweldsincident. Hij heeft bloeduitstortingen bij beide ogen, een bloeding in het oog en een scheur in het netvlies. Uit de letselinformatie die is aangeleverd ter onderbouwing van de vordering benadeelde partij blijkt dat sprake is van zichtafname. Zo ontbreekt bij aangever het rechterdeel van zijn gezichtsveld en de oogarts verwacht hier geen verbetering in. Op grond van de aard van het letsel en het ontbreken van uitzicht op volledig herstel, is de rechtbank van oordeel dat het letsel van aangever te kwalificeren is als zwaar lichamelijk letsel.
De rechtbank acht, desondanks het medeplegen van zware mishandeling niet wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank neemt in aanmerking dat zij gebonden is aan de tenlastelegging. Daarom moet de rechtbank beoordelen of het zware lichamelijke letsel van aangever het gevolg is van het trappen/schoppen tegen het hoofd en/of gezicht, terwijl hij op de grond lag. De rechtbank overweegt dat op basis van het dossier de feitelijke toedracht van het ontstaan van het letsel niet eenduidig kan worden vastgesteld. Dat het letsel (ook) kan zijn ontstaan door een of meerdere harde (vuist)slagen van [verdachte] of [medeverdachte] tegen het hoofd van aangever, acht de rechtbank niet onaannemelijk. Dit is echter niet ten laste gelegd, zodat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen.
De rechtbank zal [verdachte] gelet op het voorgaande vrijspreken van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde feit dat hij samen met een ander [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht.
Medeplegen poging tot zware mishandeling (feit 1, meer subsidiair)
Bij de beoordeling of [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van een poging tot zware mishandeling betrekt de rechtbank de vaststellingen die zij heeft gedaan onder het kopje ‘Medeplegen poging tot doodslag (feit 1, primair)’. De rechtbank gaat ervan uit dat aangever meermalen met kracht tegen het hoofd en/of in het gezicht is getrapt/geschopt toen hij op de grond lag.
De rechtbank stelt voorop dat er voor medeplegen sprake moet zijn van nauwe en bewuste samenwerking. Daarbij moet de bijdrage van verdachte aan het delict van voldoende gewicht zijn. Ook indien geen sprake is van een gezamenlijke uitvoering, kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft [verdachte] een wezenlijke bijdrage geleverd aan het schoppen/trappen tegen het hoofd en/of gezicht van aangever, waardoor sprake is van medeplegen. [verdachte] heeft bekend getrapt te hebben tegen de dekking van aangever en hem meermaals te hebben geslagen. De rechtbank neemt in aanmerking dat [verdachte] en [medeverdachte] samen aangever gevolgd zijn, samen het conflict zijn aangegaan met hem en dat zij in korte tijd gezamenlijk en gelijktijdig geweld hebben uitgeoefend op aangever.
De kans dat het met kracht trappen/schoppen tegen het hoofd zwaar lichamelijk letsel ten gevolge kan hebben is naar ervaringsregels aanmerkelijk te achten. Bovendien lag aangever op het moment dat hij meermaals met kracht wordt getrapt/geschopt op een harde ondergrond, wat maakt dat hij de trappen/schoppen moeilijk kon ontwijken en zichzelf beperkt kon verdedigen. De gedragingen van [verdachte] en [medeverdachte] zijn naar hun uiterlijke verschijningsvormen zo zeer gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel dat het niet anders kan dan dat [verdachte] de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel bewust heeft aanvaard. Die kans heeft zich hier ook verwezenlijkt: er is zwaar lichamelijk letsel ontstaan. Zoals al is overwogen kan de rechtbank door de wijze van ten laste leggen het toebrengen van dit letsel door [verdachte] en zijn medeverdachte niet bewezen verklaren. De rechtbank komt, hoewel het zwaar lichamelijk letsel dus weldegelijk is ontstaan, gelet op het voorgaande echter wel tot een bewezenverklaring van het onder 1 meer subsidiair ten laste gelegde feit, namelijk dat [verdachte] samen met een ander heeft geprobeerd [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
De rechtbank acht het onder feit 1 meer subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
T.a.v. feit 2
Op basis van de bewijsmiddelen is ook wettig en overtuigend bewezen dan [verdachte] zich op 29 mei 2022 te Hilversum schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging.
Aan [verdachte] is ook de strafverzwarende omstandigheid dat de openlijke geweldpleging zwaar lichamelijk letsel tot gevolg heeft gehad ten laste gelegd. De in artikel 141 lid 2 onder 1° opgenomen zwaardere strafbedreiging is op grond van vaste jurisprudentie alleen van toepassing op de verdachte die zelf het bewezenverklaarde letsel heeft toegebracht. De rechtbank kan op basis van het dossier niet vaststellen of de geweldshandelingen van [verdachte] het zwaar lichamelijke letsel bij aangever hebben veroorzaakt, of dat dit is veroorzaakt door de geweldshandelingen die medeverdachte [medeverdachte] heeft uitgevoerd. De rechtbank zal [verdachte] daarom vrijspreken van het strafverzwarende onderdeel uit de tenlastelegging.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] :
16/245776-22
feit 1, meer subsidiair:op 29 mei 2022 te Hilversum, tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
- meermalen die [slachtoffer] met kracht tegen het hoofd en/of in het gezicht heeft getrapt/geschopt, terwijl die [slachtoffer] op de grond lag,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 2:
op 29 mei 2022 te Hilversum, openlijk, te weten op de Eemnesserweg, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer] , door
- die [slachtoffer] tegen het hoofd te slaan, ten gevolge waarvan die [slachtoffer] ten val is gekomen en
- vervolgens meermalen die [slachtoffer] met kracht tegen het hoofd en/of in het gezicht te trappen/te schoppen, terwijl die [slachtoffer] op de grond lag en
- die [slachtoffer] meerdere malen in/tegen het gezicht/het hoofd, te stompen/te slaan;
16/236625-22
op 9 februari 2022 te [woonplaats] , in de tuin gelegen aan de [adres] te [woonplaats] en in gebruik bij Dhr. [aangever] , wederrechtelijk is binnengedrongen waarbij hij zich de toegang tot voornoemde tuin heeft verschaft door middel van inklimming.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. [verdachte] is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. [verdachte] wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
16/245776-22: eendaadse samenloop van:
feit 1, meer subsidiair: medeplegen van poging tot zware mishandeling
en
feit 2: openlijk en in vereniging geweld plegen tegen personen;
16/236625-22: in het besloten erf bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van [verdachte] uitsluit. [verdachte] is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd [verdachte] ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een jeugddetentie van 150 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 109 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, een taakstraf in de vorm van een leerstraf, te weten de gedragsinterventie Tools4U verlengd plus, en een taakstraf in de vorm van een werkstraf van 60 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 30 dagen jeugddetentie.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw kan zich vinden in de strafeis zoals geformuleerd door de officier van justitie. De raadsvrouw heeft bepleit [verdachte] geen onvoorwaardelijke jeugddetentie op te leggen die langer is dan de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht, aangezien dit de positieve ontwikkeling van [verdachte] zal doorkruisen. Als laatste heeft de raadsvrouw verzocht het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op te heffen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
[verdachte] heeft samen met een ander in het openbaar geweld gepleegd en zich schuldig gemaakt een poging tot zware mishandeling. Het geweld bestond uit het meermaals slaan/stompen en schoppen/trappen tegen het hoofd en/of gezicht van aangever. Aangever liep midden in de nacht na het uitgaan nietsvermoedend naar huis en de verdachten hebben op een plek waar geen omstanders waren, de gewelddadige confrontatie met aangever opgezocht. [verdachte] heeft fors bijgedragen aan het geweld. Zo heeft hij aangever als eerste geslagen tegen het hoofd. Aangever is hard tegen de grond geslagen en geschopt terwijl hij hulpeloos op de grond lag. Na het geweldsincident is [verdachte] weggelopen en heeft hij zich niet bekommerd om de gezondheid van aangever. [verdachte] heeft met zijn handelen een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijk integriteit van aangever. Aangever heeft zwaar lichamelijk letsel opgelopen, nu het zicht van zijn rechteroog blijvend is aangetast. Hij heeft tot op de dag van vandaag ook last van de gevolgen van de opgelopen hersenschudding. De rechtbank neemt dit in strafverzwarende zin mee. [verdachte] heeft niet alleen pijn en letsel bij aangever veroorzaakt, maar mogelijk ook levenslang ongemak en psychische schade. Zoals uit de ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring blijkt heeft het geweld het leven van aangever veranderd. Hij voelt zich kwetsbaar en hij heeft zijn werkzaamheden en hobby’s (grotendeels) gestaakt. Hij ervaart angst het zicht van zijn rechteroog volledig te verliezen. Ook ondervindt aangever beperkingen in zijn sociale leven. Hij vindt het lastig zich op drukke plekken en in gezelschappen te begeven, vanwege hoofdpijn, slecht zicht en duizeligheid, en vermijdt dan ook het uitgaansleven. Algemene ervaringsregels leren dat slachtoffers van dit soort geweldsfeiten nog lange tijd de lichamelijk en/of psychische gevolgen daarvan kunnen ondervinden. Daarnaast draagt dit soort openlijk geweld bij aan de gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving.
[verdachte] heeft zich ook schuldig gemaakt aan huisvredebreuk. Hij is samen met een ander wederrechtelijk de tuin van aangever ingeklommen. Door zijn handelen heeft [verdachte] overlast veroorzaakt en geen respect getoond voor andermans eigendom.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 26 april 2023, waaruit blijkt dat [verdachte] niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld. De rechtbank weegt dit niet in strafverzwarende of strafmatigende zin mee.
De rechtbank heeft daarnaast kennis genomen van de Pro Justitia rapportage van A.J. van den Dorpel, GZ-psycholoog, van 26 januari 2023. Hieruit blijkt dat bij [verdachte] geen sprake is van een psychische stoornis of verstandelijke beperking. De wilsvrijheid van [verdachte] was ten tijde van de ten laste gelegde feiten niet beperkt en hij is dan ook toerekeningsvatbaar. Dat hij mogelijk dronken was doet hier niet aan af. Het ontwikkelende patroon van betrokkenheid bij vechtpartijen in het uitgaansleven verhoogt het recidiverisico (van gewelddadig gedrag), maar wordt wel als laag tot matig ingeschat. Het advies is [verdachte] een taakstraf in de vorm van een leerstraf op te leggen, zoals de training Tools4U, nu agressieregulatie bij [verdachte] vooral een probleem lijkt te zijn onder invloed van alcohol.
De rechtbank heeft ook acht geslagen op de rapportage van de Jeugd- en Gezinsbescherming van 4 mei 2023 en het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 30 mei 2023. De jeugdreclassering geeft aan dat [verdachte] zich goed aan de schorsingsvoorwaarden heeft gehouden, ook is hij niet meer in aanraking gekomen met de politie.
De Raad voor de Kinderbescherming acht het alcoholgebruik van [verdachte] , in combinatie met beïnvloedbaarheid (wanneer hij onder invloed van alcohol is), en zijn verminderde agressieregulatie als belangrijkste risicofactoren voor herhaling van gewelddadig delictsgedrag. De Raad voor de Kinderbescherming ziet, in overeenstemming met de GZ-psycholoog en de jeugdreclassering, geen toegevoegde waarde in het laten voortduren van de maatregel ITB Harde Kern. Ook is de Raad het met de jeugdreclassering eens dat regulier jeugdreclasseringstoezicht niet voortgezet hoeft te worden. De Raad adviseert [verdachte] een deels voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de duur van het voorarrest. Daarnaast wordt geadviseerd [verdachte] een taakstraf in de vorm van een leerstraf op te leggen, inhoudende Tools4U verlengd plus. Het is voor [verdachte] van belang dat ingezet wordt op het vergroten van zijn weerbaarheid en (h)erkennen van zijn grenzen.
[verdachte] heeft meegedaan aan een mediation-traject met aangever en dit is succesvol afgerond. De rechtbank weegt in het voordeel van [verdachte] mee dat hij verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen en berouw heeft getoond.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank houdt er rekening mee dat er voor wat betreft de bewezenverklaarde feiten sprake is van eendaadse samenloop in de zin van artikel 55 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de ernst van de feiten er met geen andere straf kan worden volstaan dan met het opleggen van een (deels) onvoorwaardelijke jeugddetentie. Zij zal een onvoorwaardelijke jeugddetentie opleggen gelijk aan de duur van het voorarrest. Dit betekent dat [verdachte] niet terug hoeft naar een justitiële jeugdinrichting. De rechtbank zal een groot gedeelte van de jeugddetentie voorwaardelijk opleggen, zodat [verdachte] een forse stok achter de deur heeft om zich te onthouden van gewelddadig gedrag.
Alles afwegende acht de rechtbank een jeugddetentie voor de duur van 150 dagen, met aftrek van het ondergane voorarrest, waarvan 108 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, in combinatie met een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 40 uren, te vervangen door 20 dagen jeugddetentie en een taakstraf in de vorm van de leerstraf, inhoudende Tools4U verlengd plus, te vervangen door 17 dagen jeugddetentie, passend en geboden.
Voorlopige hechtenis
Het verzoek tot opheffing van het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis wordt, gelet op de straf die de rechtbank aan [verdachte] zal opleggen, toegewezen.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 42.964,-. Dit bedrag bestaat uit € 17.946,- materiële schade en € 25.000,- immateriële schade, ten gevolge van het aan [verdachte] onder parketnummer 16/245776-22 ten laste gelegde. Daarnaast vordert de benadeelde partij een bedrag van € 5.285,- aan proceskosten.
Daarnaast heeft [aangever] zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 250,-. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade, ten gevolge van het aan [verdachte] onder parketnummer 16/236625-22 ten laste gelegde.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
Vordering benadeelde partij [slachtoffer]
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering tot een bedrag van € 3.204,- aan materiële schade (beschadigde kleding, aanschaf bril, extra personeelskosten en accountant kosten) en een bedrag van € 8.000,- aan immateriële schade, kan worden toegewezen. Voor het overige deel van de vordering vordert de officier niet-ontvankelijkheid. De officier van justitie heeft verzocht het toewijsbare bedrag hoofdelijk toe te wijzen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, waarbij er geen gijzeling kan worden opgelegd. De officier van justitie heeft zich niet verzet tegen gehele toewijzing van de gevorderde proceskosten.
Vordering benadeelde partij [aangever]
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering niet-ontvankelijk te verklaren.
9.2
Het standpunt van de verdediging
Vordering benadeelde partij [slachtoffer]
De raadsvrouw acht de materiële schadeposten van de beschadigede kleding, de aangeschafte bril en de accountant-kosten toewijsbaar. De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de gevorderde extra personeelskosten gerefereerd aan het oordeel van de rechter en verzoekt de rechter de benadeelde partij voor het overige deel van de gevorderde materiële schade niet-ontvankelijk te verklaren. Ten aanzien van de immateriële schade en de proceskosten heeft de raadsvrouw bepleit dat de gevorderde bedragen te hoog zijn en verzoekt deze te matigen.
Vordering benadeelde partij [aangever]
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de normschending niet van zodanige aard is dat een vergoeding van immateriële schade op zijn plaats is.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Vordering benadeelde partij [slachtoffer]
De rechtbank stelt vast dat de vordering benadeelde partij een dag voor de zitting is ingediend. Zij acht dit late moment van indiening onwenselijk, in het licht van de ‘equality of arms’. De rechtbank zal niet de gehele vordering niet-ontvankelijkheid verklaren, maar zal het late moment van indiening meewegen bij de beoordeling van de diverse posten.
Materiële schade
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de vordering van de benadeelde partij vast is komen te staan dat de benadeelde partij materiële schade heeft geleden als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van [verdachte] . De rechtbank acht de materiële schade – voor zover deze ziet op de beschadigde kleding, de aangeschafte bril, de extra personeelskosten en de accountantskosten – een rechtstreeks gevolg van het bewezenverklaarde en is van oordeel dat deze genoemde posten voldoende zijn onderbouwd. Het late moment van indiening van de vordering staat, gelet op de eenvoudige aard van deze onderdelen van de vordering, niet aan ontvankelijkheid in de weg. Uit de letselinformatie van de huisarts, aangeleverd ter onderbouwing van de vordering, blijkt dat de benadeelde partij vanaf 5 juli 2022 alles weer mocht doen van de huisarts zonder beperkingen (zoals het niet mogen sporten) meer zijn opgelegd. Gelet hierop zal de rechtbank, ten aanzien van de extra personeelskosten en de verzorgingskosten, het toe te wijzen bedrag berekenen over de periode van 29 mei 2022 tot 5 juli 2022, dus 5 weken. De rechtbank zal de gevorderde extra personeelskosten toewijzen voor een netto bedrag van € 701,32 (bruto: 1,25 x (€ 809,60 x 1,26) = € 1.275,12) en de verzorgingskosten voor een bedrag van € 1.050,- (5 weken x 21 uur x € 10,- = € 1.050,-).
De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. De behandeling van de vordering levert voor dat deel, waaronder de gevorderde schadevergoeding van gemiste omzetgroei, een onevenredige belasting van het strafgeding op, mede gelet op het late moment van indiening van de vordering. Voor het overige wordt de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij kan dat deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Immateriële schade
Op grond van artikel 6:106 lid 1 sub b van het Burgerlijk Wetboek kan een benadeelde partij
aanspraak maken op vergoeding van immateriële schade indien de benadeelde lichamelijk
letsel heeft opgelopen en/of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Van de aantasting
‘op andere wijze’ is in ieder geval sprake indien de benadeelde psychische schade heeft
opgelopen.
Naar het oordeel van de rechtbank is vast komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen immateriële schade heeft geleden, nu hij door het oplopen van zwaar lichamelijk letsel in zijn persoon is aangetast. Ook overweegt de rechtbank dat de aard en de ernst van de normschending in huidige zaak met zich meebrengen dat de nadelige psychische gevolgen voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat ‘aantasting in de persoon op andere wijze’ kan worden aangenomen. Op grond van de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden, begroot de rechtbank de immateriële schade naar billijkheid op € 15.000,-.
De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. De behandeling van de vordering levert voor dat deel een onevenredige belasting van het strafgeding op. Voor het overige wordt de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij kan dat deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Wettelijke rente en hoofdelijkheid
De rechtbank zal aldus de vordering voor een totaalbedrag van € 18.265,32 toewijzen, bestaande uit € 3.265,32 aan materiële schade en € 15.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 mei 2022 tot de dag van volledige betaling.
Daarnaast wordt het toegewezen bedrag hoofdelijk aan [verdachte] en zijn medeverdachte opgelegd. Dit betekent dat [verdachte] tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is. Indien een mededader een deel van het bedrag betaalt, is [verdachte] niet langer gehouden om dat deel te betalen (en vice versa).
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer] aan [verdachte] de hoofdelijke verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 18.265,32 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 mei 2022 tot de dag van volledige betaling. Als door [verdachte] niet wordt betaald, zal deze verplichting niet worden aangevuld met gijzeling.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Proceskosten
[verdachte] zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze
uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. Het uitgangspunt is dat de kosten voor
rechtsbijstand die de benadeelde partij heeft moeten maken in strafzaken op dezelfde wijze
worden begroot als dat gebeurt in civiele zaken, wat doorgaans neerkomt op het hanteren van
het liquidatietarief. De rechtbank is van oordeel dat het door de advocaat van de benadeelde
partij ingediende urenoverzicht onvoldoende onderbouwing biedt om af te wijken van het
liquidatietarief. De rechtbank begroot de kosten tot op heden conform het liquidatietarief kanton op (2 punten x € 1.183,-) € 2.366,-.
Vordering benadeelde partij [aangever]
De benadeelde partij heeft aanspraak gemaakt op vergoeding van immateriële schade op grond van artikel 6:106 lid 1 sub b van het Burgerlijk Wetboek. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de benadeelde partij onvoldoende onderbouwd dat hij door het onder parketnummer 16/236625-22 bewezenverklaarde psychische schade heeft opgelopen. De rechtbank neemt voorts in overweging dat de aard en de ernst van de normschending in dit geval niet met zich meebrengen dat de nadelige gevolgen voor de benadeelde zó voor de hand liggen, dat aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ kan worden aangenomen. De rechtbank komt dan ook tot het oordeel dat een wettelijke grondslag voor vergoeding van immateriële schade ontbreekt, zodat de vordering voor wat betreft deze gevorderde schade wordt afgewezen.
De benadeelde partij en [verdachte] dragen ieder hun eigen proceskosten.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 45, 55, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77gg, 141 en 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder parketnummer 16/245776-22 feit 1, primair en feit 1, subsidiair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt [verdachte] daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt [verdachte] daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart [verdachte] strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt [verdachte] tot
een jeugddetentie van 150 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door [verdachte] vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de jeugddetentie
een gedeelte van 108 dagenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat [verdachte] de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij
een proeftijd van 2 jarenvast;
- als algemene voorwaarde geldt dat [verdachte] zich voor het einde van de proeftijd niet
schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt [verdachte] tot
een taakstraf van in de vorm van een werkstraf van 40 uren;
- beveelt dat voor het geval [verdachte] deze taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door
20 dagen jeugddetentie;
- veroordeelt [verdachte] tot een taakstraf in de vorm van
een leerstraf (Tools4U Verlengd Plus) van 35 uren;
- ` beveelt dat voor het geval [verdachte] deze taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door
17 dagen jeugddetentie;
Benadeelde partij [slachtoffer]
  • wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 18.265,32;
  • veroordeelt [verdachte] hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 mei 2022 tot de dag van volledige betaling;
  • verklaart [slachtoffer] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de
vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • legt [verdachte] hoofdelijk de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 18.265,32 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente 29 mei 2022 tot de dag van volledige betaling. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt geen gijzeling toegepast;
  • bepaalt dat [verdachte] van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of zijn mededader op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
  • veroordeelt [verdachte] ook in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op dit moment begroot op € 2.366,-;
Benadeelde partij [aangever]
  • wijst de vordering van [aangever] af;
  • compenseert de proceskosten van de benadeelde partij en [verdachte] , in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt;
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.F. Haeck, voorzitter, tevens kinderrechter, en mrs. L.E. Verschoor-Bergsma en H.C. Piet, (kinder)rechters, in tegenwoordigheid van mr. N.W. Hekker, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 20 juni 2023.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
16/245776-22
1
hij op of omstreeks 29 mei 2022 te Hilversum, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] , opzettelijk van het leven te beroven,
- meermalen die [slachtoffer] (met kracht) op/tegen het hoofd en/of in het gezicht heeft getrapt/geschopt, terwijl die [slachtoffer] op de grond lag, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art 287 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 29 mei 2022 te Hilversum, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan [slachtoffer] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten verminderd zicht aan het oog en/of een gebroken oogkas, althans, letsel aan het oog en/of het gezicht, heeft toegebracht, door
- meermalen die [slachtoffer] (met kracht) op/tegen het hoofd en/of in het gezicht te trappen/te schoppen, terwijl die [slachtoffer] op de grond lag;
(art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 29 mei 2022 te Hilversum, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
- meermalen die [slachtoffer] (met kracht) op/tegen het hoofd en/of in het gezicht heeft getrapt/geschopt, terwijl die [slachtoffer] op de grond lag, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
2
hij op of omstreeks 29 mei 2022 te Hilversum, openlijk, te weten op/aan de Eemnesserweg, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer] , door
- die [slachtoffer] tegen het hoofd te slaan, ten gevolge waarvan die [slachtoffer] ten val is gekomen en/of
- (vervolgens) meermalen die [slachtoffer] (met kracht) op/tegen het hoofd en/of in het gezicht te trappen/te schoppen, terwijl die [slachtoffer] op de grond lag en/of
- die [slachtoffer] één of meerdere malen in/tegen het gezicht/het hoofd, althans het lichaam, te stompen/te slaan terwijl dit door verdachte gepleegde geweld zwaar lichamelijk letsel, althans enig lichamelijk letsel, te weten verminderd zicht aan het oog en/of een gebroken oogkas, althans, letsel aan het oog en/of het gezicht, voor die [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad;
(art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 141 lid 2 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 141 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht)
16/236625-22
hij op of omstreeks 9 februari 2022 te [woonplaats] , in de woning, het besloten lokaal en/of het besloten erf en/of de tuin gelegen aan de [adres] te [woonplaats] en in gebruik bij een ander, te weten bij Dhr. [aangever] , althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, wederrechtelijk is binnengedrongen waarbij hij zich de toegang tot voornoemd(e) woning en/of tuin heeft verschaft doordoor middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
(art 138 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 138 lid 2 Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 1 november 2022, genummerd MD1R022034, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 125. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , pagina 2.
3.Een proces-verbaal van het aanvullende verhoor van aangever [slachtoffer] , pagina 12.
4.Het proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting van 6 juni 2023, inhoudende de
5.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte] , pagina 91 en 92.
6.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 26 augustus 2022, genummerd PL0900-2022039002, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 24. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
7.Een proces-verbaal van aangifte van [aangever] , pagina 3.
8.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 8.
9.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 9.
10.Het proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting van 6 juni 2023, inhoudende de