In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland op 9 juni 2023, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om een WIA-uitkering beoordeeld. Eiser, die als chauffeur werkzaam was bij [derde-partij] B.V., had zich op 3 juni 2019 ziekgemeld en zijn dienstverband was op 1 september 2019 beëindigd. Na een periode van ziekte ontving hij een uitkering op grond van de Ziektewet, maar zijn aanvraag voor een WIA-uitkering werd door het UWV afgewezen op basis van de conclusie dat hij per 31 mei 2021 minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Eiser was het niet eens met deze beslissing en heeft beroep aangetekend.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV de afwijzing van de WIA-aanvraag op zorgvuldige wijze heeft onderbouwd met medische rapporten. Eiser heeft in zijn beroepschrift zijn standpunten herhaald, maar de rechtbank oordeelt dat hij niet voldoende heeft aangetoond dat de medische beoordeling onjuist is. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de psychische en fysieke klachten van eiser beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet leiden tot arbeidsbeperkingen. Eiser heeft geen nieuwe medische informatie overgelegd die de beoordeling van het UWV zou kunnen ondermijnen.
De rechtbank concludeert dat het UWV terecht heeft vastgesteld dat eiser per 31 mei 2021 voor 23,7% arbeidsongeschikt is en dat hij daarom geen recht heeft op een WIA-uitkering. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor vergoeding van griffierecht of proceskosten. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.