ECLI:NL:RBMNE:2023:290

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 januari 2023
Publicatiedatum
27 januari 2023
Zaaknummer
C/16/549716 / KG ZA 22-622
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot nakoming van afspraken in het kader van een aandelenoverdracht met betrekking tot leningen van overgenomen vennootschap

In deze zaak, die voor de Rechtbank Midden-Nederland is behandeld, betreft het een kort geding waarin eiseres, een besloten vennootschap, vorderingen heeft ingesteld tegen gedaagden, eveneens besloten vennootschappen, met betrekking tot de nakoming van afspraken die zijn gemaakt in het kader van een aandelenoverdracht. De eiseres stelt dat gedaagden hun verplichtingen niet zijn nagekomen, met name het aflossen van leningen van de overgenomen vennootschap. Gedaagden betwisten de vorderingen en stellen dat eiseres wanprestatie heeft gepleegd, waardoor zij niet gehouden zijn aan de afspraken. De voorzieningenrechter heeft op 26 januari 2023 vonnis gewezen, waarin hij oordeelt dat eiseres niet kan aantonen dat er sprake is van een spoedeisend belang, wat een vereiste is voor toewijzing van vorderingen in kort geding. De rechter wijst de vorderingen van eiseres af en oordeelt dat de situatie niet zodanig urgent is dat een bodemprocedure niet kan worden afgewacht. Daarnaast heeft de rechter ook de vorderingen in reconventie van gedaagden afgewezen, omdat deze niet deugdelijk waren onderbouwd. De proceskosten worden toegewezen aan de zijde van gedaagden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/549716 / KG ZA 22-622
Vonnis in kort geding van 26 januari 2023
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. K. Horstman,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde sub 1] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde sub 2] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 3] ,
gedaagden in conventie,
eiseressen in reconventie,
advocaat mr. A.M. van Aerde.
Eiseres in conventie zal hierna [eiseres] worden genoemd. Gedaagden in conventie zullen hierna afzonderlijk [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] en gezamenlijk [gedaagde sub 1] c.s. (in vrouwelijk enkelvoud) worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met productie 1 tot en met 9;
  • de conclusie van antwoord, tevens eis in reconventie met productie 1 tot en met 50;
  • de mondelinge behandeling gehouden op 12 januari 2023, waarvan aantekeningen zijn gemaakt;
  • de pleitnota, inclusief eiswijziging, van [eiseres] ;
  • de pleitnota van [gedaagde sub 1] c.s.
1.2.
Aan het einde van de mondelinge behandeling heeft de voorzieningenrechter aan partijen meegedeeld dat hij op 26 januari 2023 vonnis zal wijzen.

2.Waar gaat het over?

2.1.
[eiseres] dreef een onderneming die onder andere [.] . [eiseres] is op 1 juli 2012 opgericht en haar huidige aandeelhouders zijn de vennootschappen van de heren [A] ( [onderneming 1] B.V.), [B] ( [onderneming 2] B.V.) en [C] ( [onderneming 3] B.V.). Zij houden ieder één derde van de aandelen. [onderneming 2] en [onderneming 3] zijn tevens bestuurder van [eiseres] .
2.2.
Op 17 december 2015 heeft [eiseres] [gedaagde sub 2] opgericht om daarin het pand aan de [adres] in [plaats] onder te brengen. Dit pand is een evenementenhal waarin [eiseres] [..] .
2.3.
In 2021 heeft [gedaagde sub 1] aan [eiseres] en [gedaagde sub 2] kenbaar gemaakt dat zij de evenementenhal van [gedaagde sub 2] wil kopen. Op 3 februari 2022 sluiten [eiseres] , [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 1] een koopovereenkomst waarin zij onder andere overeenkomen dat [gedaagde sub 1] van [eiseres] alle aandelen in [gedaagde sub 2] , een deel van de activa van [eiseres] en de erfpachtovereenkomst met de gemeente [gemeente] ten aanzien van de grond waarop de evenementenhal is gevestigd, koopt. Partijen zijn onder meer het volgende overeengekomen:
Artikel 2 – verkoop, koop en levering aandelen
(…)
5. De koopsom voor de aandelen is bepaald aan de hand van de verwachte balans van de vennootschap per de overdrachtsdatum, tevens de balansdatum (…). De balans zal tevens als overnamebalans dienen. Zodra de overnamebalans vaststaat wordt de voorlopige koopsom als volgt aangepast tot de definitieve koopsom:
(…)
-
vermindering met een bedrag van de aanwezige verplichtingen van de vennootschap
(…)
Artikel 7 – koopprijs en betaling daarvan
1. De koopsom voor alle aandelen in de Vennootschap alsmede voor de activa (als bedoeld in de artikelen 3, 5 en 6) bedraagt € 854.704,00 (…);
(…)
5. Koper verplicht zich tot betaling van alle schulden van de vennootschap die blijken uit de bijlage “lijst schulden vennootschap”. Ter zekerheid van voldoening komen partijen overeen dat Koper genoemd bedragtoevoeging voorzieningenrechter: € 50.000)
zal storten op de derdenrekening van de notaris en de notaris onherroepelijk opdracht krijgt uit die storting de bedoelde schulden te voldoen, direct aansluitend op de levering van de aandelen.
Artikel 8 – garanties vennootschap
1. Verkoper garandeert Koper dat sinds 1 januari 2021 de vennootschap haar zaken nauwkeurig en consequent heeft gevoerd en dat zich geen aan Koper onbekende wezenlijke negatieve veranderingen hebben voorgedaan in de financiële positie van de vennootschap;
2. Verkoper garandeert Koper dat er tot de Overdrachtsdatum geen aan Koper onbekende situaties dreigen voor de vennootschap die zouden kunnen resulteren in enige wezenlijke negatieve verandering (financieel of anderszins) in de marktpositie, vermogensrechten of eigendommen van de vennootschap, of die haar winstkansen nadelig zouden kunnen beïnvloeden, anders dan de ontwikkelingen die Verkoper reeds bekend zijn (waaronder doch niet uitsluitend lockdown-risico’s);
Artikel 11 – exploitatie Onderneming
1. De tot de Overdrachtsdatum ontvangen voorschotten c.q. aanbetalingen uit lopende overeenkomsten, doch niet uitgevoerde overeenkomsten, zullen per de Overdrachtsdatum tussen partijen naar rato worden verrekend. Deze verrekening vindt gelijktijdig plaats met de betaling van het restant van de koopsom.”.
2.4.
In bijlage 5 bij de koopovereenkomst is de “lijst schulden vennootschap”, als bedoeld in artikel 7 lid 5, opgenomen. Uit dit overzicht volgt dat de koopprijs van het pand € 1.930.000 k.k. bedraagt. Op deze koopprijs zijn diverse schulden – rentedragende, niet-rentedragende en kortlopende schulden – in mindering zijn gebracht, zodat een voorlopig overnamebedrag van € 854.704,00 resteert. Onder de post “rentedragende schulden” is opgenomen
“lening [onderneming 4] BV Grond”van € 66.500,00 en
“Lening [D] ”van € 100.000,00. Verder is onder de post overige schulden voor de
“OZB, opstalverzekering, waterschapslasten eigenaar”een
“pm-bedrag”opgenomen.
2.5.
Op 7 maart 2022 heeft de aandelenoverdracht plaatsgevonden. Voorafgaand aan die overdracht hebben [eiseres] , [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 1] afspraken gemaakt die afwijken van de koopovereenkomst. Die afspraken zijn vastgelegd in een addendum. Daarin zijn partijen onder meer het volgende overeengekomen:
Artikel 2 – betaling vorderingen op de Vennootschap
1. In afwijking van het bepaalde in artikel 7 lid 5 van de Koopovereenkomst, voldoet Koper de volgende vorderingen uit de “lijst schulden vennootschap” niet direct aansluitend op de levering van de aandelen;
- lening [onderneming 4]
- lening [D]
- lening [A]
- lening [C]
- lening [onderneming 5] / [B]
2. Koper en de Vennootschap verplichten zich de vorderingen van de in lid 1 genoemde partijen te voldoen binnen vier (4) weken te rekenen vanaf de datum van levering van de aandelen;”.
2.6.
Eind maart 2022 is een geactualiseerde “lijst schulden vennootschap” opgesteld. Daarop is onder meer, in afwijking van de lijst die bij de koopovereenkomst is gevoegd, de “lening [D] ” van € 100.000 niet als schuld van [gedaagde sub 2] in mindering gebracht op de koopprijs. Onder de post
“OZB, opstalverzekering, waterschapslasten eigenaar”is het
“pm-bedrag”gewijzigd in € 123.432,00.
2.7.
Vervolgens hoort [gedaagde sub 1] eind april 2022 dat de heer [E] (hierna: [E] ) (zoon van de heer [A] , middellijk aandeelhouder van [eiseres] ) mogelijk een loonvordering op [eiseres] en [gedaagde sub 2] heeft en een gerechtelijke procedure voorbereidt. Volgens [E] heeft hij jarenlang voor [eiseres] en [gedaagde sub 2] gewerkt zonder daarvoor loon te ontvangen. [E] heeft conservatoir beslag gelegd onder [eiseres] en [gedaagde sub 2] en heeft beide vennootschappen op 5 juli 2022 gedagvaard. Hij vordert onder meer een bedrag van € 106.920,00 aan achterstallig loon.
2.8.
In de periode na de aandelenoverdracht is [eiseres] aangesproken tot aflossing van de lening door [onderneming 4] en betaling van rente over de lening door [D] . [eiseres] heeft aan [onderneming 4] een bedrag van € 19.010,41 en aan [D] een bedrag van € 2.997,00 betaald. [eiseres] heeft [gedaagde sub 1] gesommeerd tot nakoming van artikel 2 van het addendum en vergoeding van de door haar aan [onderneming 4] en [D] betaalde bedragen.
2.9.
[gedaagde sub 1] heeft aan deze sommaties geen gehoor gegeven, omdat zij – kort samengevat – van mening is dat [eiseres] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de koopovereenkomst en zij een vordering tot schadevergoeding op [eiseres] heeft. [eiseres] heeft dit betwist en vordert daarom (in conventie), na eiswijziging, in een (uitvoerbaar bij voorraad verklaard) vonnis:
I. [gedaagde sub 1] c.s. hoofdelijk te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 23.985,82, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 4 april 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
II. [gedaagde sub 1] c.s. hoofdelijk te veroordelen om binnen 72 uur na betekening van het vonnis, althans een termijn die de voorzieningenrechter in goede justitie juist acht, uitvoering te geven aan de verplichtingen zoals beschreven in artikel 2.1 en 2.2 van het addendum van 7 maart 2022 en zoals gespecificeerd onder punt 9 van de onderhavige dagvaarding, onder overhandiging van de betalingsbewijzen aan [eiseres] ;
III. [gedaagde sub 1] c.s. hoofdelijk te veroordelen tot betaling van een dwangsom van € 25.000,00 voor elke dag of deel daarvan dat gedaagden niet voldoen aan het gevorderde onder II, met een maximum van € 200.000,00, althans een door de voorzieningenrechter te bepalen dwangsom en maximum;
IV. [gedaagde sub 1] c.s. hoofdelijk te veroordelen tot betaling van de proceskosten, waaronder eveneens begrepen de nakosten.
2.10.
[gedaagde sub 1] c.s. heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Het verweer komt er – samengevat – op neer dat de vorderingen van [eiseres] :
niet-ontvankelijk zijn vanwege het ontbreken van een spoedeisend belang, of
moeten worden afgewezen, omdat:
a. de koopovereenkomst is gesloten onder invloed van dwaling. Volgens [gedaagde sub 1] c.s. heeft [eiseres] voorafgaand aan de aandelenoverdracht de mogelijke vordering van [E] op [gedaagde sub 2] verzwegen en is de koopovereenkomst daarom vernietigbaar;
b. [eiseres] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst, [gedaagde sub 1] c.s. daardoor schade heeft geleden en zij daarom bevoegd is de koopovereenkomst (geheel of gedeeltelijk) te ontbinden. Daarnaast is [gedaagde sub 1] c.s. bevoegd haar schadevergoedingsvordering op [eiseres] te verrekenen of zich te beroepen op opschorting.
Indien de vordering van [eiseres] toch wordt toegewezen, dient het vonnis niet uitvoer bij voorraad te worden verklaard of dient [eiseres] zekerheid te stellen tot een bedrag van € 275.000,-, althans een in goede justitie te bepalen bedrag. Tot slot vraagt [gedaagde sub 1] c.s. [eiseres] te veroordelen in de proceskosten.
2.11.
[gedaagde sub 1] c.s. heeft ook een vordering tegen [eiseres] (vordering in reconventie) ingesteld. [gedaagde sub 1] c.s. vordert in een (uitvoerbaar bij voorraad verklaard) vonnis:
I. [eiseres] te bevelen binnen vier weken na het vonnis te bewerkstelligen dat [E] het ten laste van [gedaagde sub 2] gelegde beslag opheft en afstand doet van al zijn aanspraken jegens [gedaagde sub 2] , ofwel door met [E] een daartoe strekkende schikking overeen te komen en uit te voeren, ofwel door aan [E] te betalen al hetgeen [E] vordert van [gedaagde sub 2] in de procedure met rolnummer K/5001/10051278, zijnde:
- achterstallig salaris ten bedrage van € 106.920,00;
- niet-opgenomen vakantiedagen uit periode 1 ten bedrage van € 9.149,52 netto;
- onderzoekskosten ten bedrage van € 3.760,63 netto;
- buitengerechtelijke incassokosten ten bedrage van € 2.775,00 netto;
- de kosten van deze procedure (inclusief kosten beslagprocedure), een bedrag aan salaris van de gemachtigde, en de nakosten daaronder begrepen;
- de wettelijke verhoging ter hoogte van 50%;
- de wettelijke rente vanaf het tijdstip van opeisbaarheid van voornoemde bedragen tot aan de dag der algehele voldoening;
II. [eiseres] te bevelen binnen 72 uur na het vonnis de pinpas met pincode van [gedaagde sub 2] over te dragen aan [gedaagde sub 1] of [gedaagde sub 2] , alsmede alle instructies te geven aan de bank die nodig zijn om te bewerkstelligen dat uitsluitend [gedaagde sub 2] en/of haar vertegenwoordigers over de bankrekening van [gedaagde sub 2] kunnen beschikken;
III. [eiseres] te veroordelen tot een dwangsom van € 1.000,00 voor elke dag of deel daarvan dat [eiseres] niet voldoet aan het gevorderde onder I en II, met een maximum van € 250.000,00, althans een door de voorzieningenrechter te bepalen dwangsom en maximum;
De vorderingen IV en V op de voorwaarde dat enig deel van door het [eiseres] in conventie gevorderde wordt toegewezen:
IV. [eiseres] te veroordelen tot betaling aan [gedaagde sub 1] binnen 72 uur na het vonnis van de voor [eiseres] voor de overdracht reeds ontvangen aanbetalingen ten bedrage van € 130.908,30, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 17 mei 2022 tot aan de dag van betaling;
De vordering V op de nadere voorwaarde dat de voorzieningenrechter [eiseres] ’s vordering onder II. met betrekking tot de lening van [D] toewijst:
V. [eiseres] te veroordelen tot terugbetaling aan [gedaagde sub 1] binnen 72 uur na het vonnis van het bedrag van € 100.000, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 7 maart 2022 tot aan de dag van betaling.
2.12.
[gedaagde sub 1] c.s. legt (ook) aan haar vorderingen ten grondslag dat de koopovereenkomst tot stand is gekomen onder invloed van dwaling. [eiseres] wist namelijk dat [E] het standpunt innam dat hij een loonvordering op [eiseres] en [gedaagde sub 2] had. [eiseres] had dit in het kader van de overname aan [gedaagde sub 1] moeten meedelen. Door deze mogelijke vordering op [gedaagde sub 2] te verzwijgen is [eiseres] ook toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van de koopovereenkomst. [eiseres] heeft hierdoor de garanties uit artikel 8 van de koopovereenkomst geschonden. Daarnaast heeft [eiseres] artikel 11 lid 1 geschonden, omdat de administratie ten aanzien van de boekingen onjuist was. [gedaagde sub 1] c.s. stelt dat zij gelet op deze tekortkomingen en de dwaling gerechtigd is om de op haar rustende verplichtingen uit de koopovereenkomst op te schorten, haar schadevergoedingsvordering te verrekenen met de mogelijke vordering van [eiseres] en zij de bevoegdheid heeft om de koopovereenkomst geheel of gedeeltelijk te vernietigen of te ontbinden. Ten aanzien van de “lening [D] ” is [gedaagde sub 1] c.s. [eiseres] geen betalingen verschuldigd. Deze lening is verdisconteerd in de koopprijs. [eiseres] dient de rente over die lening zelf te betalen en de lening zelf af te lossen.
2.13.
[eiseres] heeft hiertegen gemotiveerd verweer gevoerd. Het verweer komt er – samengevat – op neer dat de vorderingen van [gedaagde sub 1] c.s. niet-ontvankelijk zijn, althans moeten worden afgewezen. Tot slot vraagt [eiseres] [gedaagde sub 1] c.s. te veroordelen in de proceskosten.

3.De beoordeling

Conventie
3.1.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de vorderingen van [eiseres] niet in deze kortgeding procedure kunnen worden toegewezen. De voorzieningenrechter licht dit toe.
Spoedeisend belang
3.2.
Aan de zijde van [eiseres] ontbreekt het spoedeisend belang om haar vorderingen in een kortgeding procedure toegewezen te krijgen. [eiseres] vordert onder andere dat [gedaagde sub 1] c.s. wordt veroordeeld om artikel 2.1 en 2.2 van het addendum bij de koopovereenkomst na te komen. Op de mondelinge behandeling heeft [eiseres] toegelicht dat [onderneming 4] haar vordering op [gedaagde sub 2] , ook kan en mag verhalen op [eiseres] en/of haar aandeelhouders en [onderneming 4] daartoe ook iedere maand overgaat. Volgens [eiseres] heeft zij onvoldoende middelen om dit lang vol te houden en kan om die reden een bodemprocedure niet worden afgewacht. [eiseres] laat echter na deze stelling te onderbouwen. [eiseres] legt geen facturen, geen betalingsverzoeken, geen betalingsherinneringen of sommaties over waaruit blijkt dat [eiseres] wordt aangesproken door [onderneming 4] . Hetzelfde geldt ten aanzien van de betalingen aan [D] . Uit niets blijkt dat deze schuldeisers dreigen om (juridische) maatregelen te nemen richting [eiseres] indien [eiseres] geen betalingen meer zou uitvoeren.
Ook geeft [eiseres] geen inzicht in haar financiële situatie zodat de juistheid van het door haar geschetste beeld – dat zij onvoldoende middelen heeft om de betalingen gedurende een langere periode te kunnen voldoen – niet aannemelijk is geworden. Dat een financiële noodsituatie aan haar zijde is ontstaan of op korte termijn zal ontstaan, is ook niet gebleken.
3.3.
Daar komt bij dat uit de overgelegde correspondentie volgt dat deze kwestie tussen partijen al geruime tijd duurt. In ieder geval vanaf eind mei 2022. [eiseres] heeft ook niet aannemelijk gemaakt dat de situatie nu dusdanig spoedeisend is geworden dat een bodemprocedure niet kan worden afgewacht. Voor zover [eiseres] heeft willen betogen dat het door [E] gelegde conservatoire beslag daar (mede) voor zorgt, geldt dat zij in een kortgedingprocedure tegen [E] opheffing van het gelegde beslag zal moeten vorderen.
3.4.
De vorderingen van [eiseres] zullen daarom worden afgewezen.
Overigens
3.5.
Ten aanzien van de “lening [D] ” geldt overigens dat [gedaagde sub 1] c.s. gemotiveerd heeft betwist dat [gedaagde sub 2] partij is bij die overeenkomst. Volgens [gedaagde sub 1] c.s. is de overeenkomst tot geldlening gesloten tussen [eiseres] en [D] . Om meer duidelijkheid te verkrijgen over de posities en de verplichtingen van de betrokken partijen bij deze lening, is verdere bewijslevering, bijvoorbeeld het horen van getuigen, nodig. Daar leent een kortgedingprocedure zich niet voor.
3.6.
Tot slot heeft [gedaagde sub 1] c.s. het verweer gevoerd dat de koopovereenkomst tot stand is gekomen onder invloed van dwaling. Op voorhand is het niet uitgesloten dat dit verweer zal slagen. Uit de aan [eiseres] gezonden (stuitings)brieven volgt namelijk dat [eiseres] wetenschap had van de mogelijke vordering van [E] op [gedaagde sub 2] . Mogelijk kan [gedaagde sub 1] als gevolg daarvan een geslaagd beroep doen op dwaling en de koopovereenkomst (geheel of gedeeltelijk) vernietigen. In dat geval bestaat de mogelijkheid dat [gedaagde sub 1] niet meer hoeft te voldoen aan artikel 2.1 en 2.2 van het addendum en de grondslag aan de vorderingen van [eiseres] vervalt. In ieder geval leidt het beroep op dwaling ertoe dat niet voldaan is aan het vereiste voor toewijzing van een voorziening in kort geding. Daarvoor is namelijk vereist dat het in hoge mate waarschijnlijk is dat een in te stellen gelijkluidende vordering in een te voeren bodemprocedure, zal worden toegewezen.
Reconventie
3.7.
De vorderingen van [gedaagde sub 1] c.s. zullen worden afgewezen. Ten eerste vordert [gedaagde sub 1] c.s. dat het [eiseres] wordt bevolen om te bewerkstelligen dat [E] het ten laste van [gedaagde sub 2] gelegde beslag opheft en afstand doet van zijn aanspraken op [gedaagde sub 2] . Deze vordering is niet toewijsbaar, omdat de gewenste handelingen buiten de invloedsfeer van [eiseres] liggen. Daarnaast staat het [eiseres] vrij zich te verweren tegen de vordering die [E] (ook) tegen haar heeft ingesteld.
3.8.
Ten tweede vordert [gedaagde sub 1] c.s. afgifte van “de pinpas met pincode” van [gedaagde sub 2] . [gedaagde sub 2] laat na deze vordering deugdelijk te onderbouwen. Niet duidelijk is op welke pinpas en ten aanzien van welke bankrekening de vordering betrekking heeft. [gedaagde sub 2] motiveert dit niet. Verder onderbouwt [gedaagde sub 2] haar spoedeisend belang bij deze vordering niet. [eiseres] heeft onweersproken aangevoerd dat [gedaagde sub 1] c.s. sinds de aandelenoverdracht aan het betalingsverkeer heeft kunnen deelnemen en haar onderneming heeft kunnen exploiteren. Er is daarom niet gebleken dat er sprake is van een spoedeisende situatie waarin [gedaagde sub 2] de pinpas nodig heeft.
3.9.
Omdat voornoemde vorderingen van [gedaagde sub 1] c.s. niet worden toegewezen, wordt ook de gevorderde dwangsom afgewezen. Daarnaast hoeven de voorwaardelijke vorderingen van [gedaagde sub 1] c.s. niet worden behandeld, omdat niet is voldaan aan de daaraan gekoppelde voorwaarde (toewijzing van een vordering in conventie).
In conventie en reconventie
Proceskosten
3.10.
[eiseres] zal in conventie in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde sub 1] c.s. worden begroot op:
  • griffierecht € 2.837,00
  • salaris advocaat
Totaal € 3.853,00
3.11.
In reconventie worden de kosten aan de zijde van [eiseres] begroot op € 508,00.

4.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
4.1.
wijst de vorderingen af;
4.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde sub 1] c.s. tot op heden begroot op € 3.853,00;
in reconventie
4.3.
wijst de vorderingen af;
4.4.
veroordeelt [gedaagde sub 1] c.s. in de proceskosten aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op € 508,00;
in conventie en in reconventie
4.5.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A. Schuman en in het openbaar uitgesproken door mr. R.A. Steenbergen op 26 januari 2023. [1]

Voetnoten

1.type: MK/4850