ECLI:NL:RBMNE:2023:2869

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 mei 2023
Publicatiedatum
19 juni 2023
Zaaknummer
C/16/553749 / FO RK 23-309
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om omgangsregeling tussen vader en minderjarige kinderen, proceskostenveroordeling

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 22 mei 2023 een mondelinge uitspraak gedaan in een verzoek van de vader om een omgangsregeling met zijn minderjarige kinderen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De vader verzocht de rechtbank om eenmaal per twee weken op zaterdagmiddag omgang te hebben met de kinderen. De moeder, die alleen het gezag over de kinderen heeft, verzet zich tegen dit verzoek en stelt dat er geen wijziging van omstandigheden is sinds de vorige beschikking van 21 juni 2022. De rechtbank heeft de verzoeken van de vader besproken tijdens de zitting, waarbij ook de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig was.

De rechtbank heeft geoordeeld dat er onvoldoende is veranderd in de situatie van de vader en dat het vaststellen van een omgangsregeling in strijd is met de belangen van de kinderen. De vader heeft niet voldaan aan de adviezen van de Raad, die hem had aangeraden om de Nederlandse taal te leren en contact met de kinderen op te bouwen. De rechtbank heeft de vader in de proceskosten veroordeeld, omdat zij van mening is dat de procedure nodeloos is gevoerd. De proceskosten zijn vastgesteld op € 1.510,-, waarbij de rechtbank heeft afgeweken van de gebruikelijke compensatie tussen gewezen echtgenoten, gezien de financiële situatie van de moeder.

De uitspraak is openbaar uitgesproken en de vader heeft de mogelijkheid om binnen drie maanden hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/553749 / FO RK 23-309
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in artikel 29a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering tijdens de zitting van 22 mei 2023
in de zaak van:
[de vader],
wonende in [woonplaats 1] ,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. A. Hashem Jawaheri,
tegen
[de moeder],
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. W.Y. Hofstra.

1.De procedure

1.1.
De verzoeken gaan over het de minderjarige kinderen van de ouders:
  • [minderjarige 1], geboren te [plaats] , op [geboortedatum 1] 2014;
  • [minderjarige 2], geboren te [plaats] , op [geboortedatum 2] 2015.
De moeder heeft alleen het gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Dat betekent dat zij alleen de belangrijke beslissingen over de kinderen mag nemen.
1.2.
De rechtbank heeft de volgende stukken ontvangen:
  • het verzoekschrift van de vader (met bijlagen), binnengekomen op 9 maart 2023
  • het verweerschrift van de moeder (met bijlagen) van 15 mei 2023.
1.3.
De rechtbank heeft op 9 maart 2023 een verzoekschrift ontvangen van de vader met bijlagen. De vader verzoekt de rechtbank om een zorgregeling vast te leggen waarbij de vader eenmaal per twee weken op de zaterdagmiddag van 12:00 uur tot 13:00 uur omgang met de kinderen heeft. Op 15 mei 2023 heeft de rechtbank vervolgens een verweerschrift ontvangen van de moeder. Zij is het niet eens met het verzoek van de vader, omdat zij een omgangsregeling met de vader op dit moment niet in het belang van vindt van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Daarnaast verzoekt zij de vader te veroordelen in de kosten van deze procedure.
1.4.
Het verzoek is besproken tijdens de mondelinge behandeling (zitting) van 22 mei 2023. Daarbij waren aanwezig: de vader met zijn advocaat en de heer J.W. de Man als tolk, de moeder met haar advocaat en de heer [A] namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna de Raad).
1.5.
Na afloop van de mondelinge behandeling heeft de rechtbank met toepassing van artikel 29a van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering mondeling uitspraak gedaan. De beslissing en de gronden waarop deze is gebaseerd zijn hieronder weergegeven.

2.De beslissing

De rechtbank:
2.1.
wijst het verzoek van de vader ten aanzien van het vaststellen van een omgangsregeling tussen hem en
[minderjarige 1], geboren te [plaats] , op [geboortedatum 1] 2014 en
[minderjarige 2], geboren te [plaats] , op [geboortedatum 2] 2015, af;
2.2.
veroordeelt de vader in de kosten van deze procedure aan de zijde van de moeder, begroot op € 1.510,-;
2.3.
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad.

3.De gronden van de beslissing

3.1.
De rechtbank legt aan deze beslissing de volgende overwegingen ten grondslag. De rechtbank is van oordeel dat het vaststellen van een omgangsregeling tussen de vader en de kinderen nog steeds in strijd is met hun zwaarwegende belangen. Er is te weinig veranderd in de situatie en het gedrag van de vader sinds de beschikking van 21 juni 2022, waardoor de argumenten die ten grondslag hebben gelegen aan die beslissing nog steeds gelden. De rechtbank snapt dat de vader zijn kinderen graag wil zien. Daarnaast is het in beginsel in het belang van kinderen om contact met hun beide ouders te hebben. De rechtbank zal daarbij echter wel de draagkracht van de kinderen als uitgangspunt moeten nemen. Dat maakt dat de vader – voordat er op een voor de kinderen onbelaste manier omgang kan plaatsvinden – moet laten zien dat hij doet wat nodig is voor de kinderen om dat mogelijk te maken. De kinderen kennen hun vader helemaal niet. De man is naar het buitenland vertrokken toen [minderjarige 1] een baby was, en de vrouw zwanger was van [minderjarige 2] . Voor de kinderen betereknt contact met de vader dan ook een eerste kennismaking met em. De Raad heeft al in juli 2021 geadviseerd wat de vader moet doen, om contactherstel met de kinderen eventueel mogelijk te maken. Zo moet hij zich inspannen om de Nederlandse taal te leren om met zijn kinderen te kunnen communiceren, de kinderen brieven of kaartjes schrijven en initiatief nemen tot een bemiddelingstraject met de moeder.
De rechtbank heeft het advies van de Raad onderschreven en de vader meerder keren – door de zaak aan te houden - de kans gegeven om te laten zien dat hij dat advies ter harte neemt. Op de zitting heeft de vader gezegd dat hij graag een tolk wil inschakelen om met zijn kinderen te praten. Dat is echter niet wat hem is geadviseerd. De vader heeft op de zitting verder uitgelegd dat hij is begonnen met een taalcursus Nederlands, maar hij heeft daar geen stukken van laten zien. Hij heeft één keer een kaart gestuurd maar heeft dat niet nogmaals gedaan omdat hij van de kinderen niks terug hoorde. Verder heeft hij verteld dat hij de moeder verwijt dat zij geen stap heeft gedaan in zijn richting. De man is bereid om inzicht te geven aan de Raad, als de Raad verder onderzoek wil doen naar zijn leven.
3.2.
De rechtbank constateert op grond van het voorgaande dat de vader de adviezen nog steeds niet ter harte heeft genomen, terwijl er inmiddels weer een jaar is verstreken na de vorige mondelinge behandeling. Er is in wezen niets veranderd. Er is een lange aanloop geweest naar de beschikking van de rechtbank van 21 juni 2022. De man heeft ruim de tijd en kans gehad om te laten zien dat hij doet wat de kinderen nodig om contact met hun vader eventueel mogelijk te maken. Dat heeft hij niet gedaan. Dat maakt dat de rechtbank omgang met de vader nog steeds in strijd vindt met hun zwaarwegende belangen.
3.3.
Tot slot zal de rechtbank de vader veroordelen in de proceskosten. De rechtbank vindt namelijk dat deze procedure nodeloos is gevoerd. Het is de vader al meermaals duidelijk gemaakt wat hij moet doen om een rol te kunnen spelen in het leven van de kinderen. Toch neemt de vader deze adviezen niet ter harte, en start hij opnieuw een procedure. Dat, terwijl de moeder onbetwist heeft gesteld dat zij, anders dan de vader, niet in aanmerking komt voor gefinancierde rechtsbijstand, omdat zij boven de vermogensgrens uitkomt. Dat vermogen betreft het door haar gespaarde geld dat zij spaart voor de kinderen. Zij heeft dat spaargeld moeten aanwenden voor juridische bijstand in deze procedure. Gelet daarop wijkt de rechtbank hier af van het uitgangspunt dat proceskosten tussen gewezen echtgenoten worden gecompenseerd.
3.4.
De rechtbank zal de proceskosten vaststellen met toepassing van het liquidatietarief op basis van de forfaitaire proceskosten in civiele zaken. De rechtbank begroot de proceskosten aan de zijde van de vader aldus op:
  • salaris advocaat € 1.196,- (2 punten x € 598,- (tarief II));
  • griffierecht
totaal € 1.510,-
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 22 mei 2023 door mr. T. Dopheide, (kinder)rechter, in aanwezigheid van de griffier, waarvan dit proces-verbaal is opgemaakt op 6 juni 2023.
Tegen deze beslissing kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep
worden ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen.
HM