ECLI:NL:RBMNE:2023:2867

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 juni 2023
Publicatiedatum
16 juni 2023
Zaaknummer
10477280
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over loonvordering en proceskostenveroordeling

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 12 juni 2023 een kort geding vonnis gewezen in een loonvordering tussen [eiser] en [gedaagde]. [Eiser], vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. E.F.J. van West, vorderde betaling van achterstallig loon, toekomstig loon, wettelijke verhogingen, wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De gedaagde partij, [gedaagde], is niet verschenen op de zitting die op 5 juni 2023 heeft plaatsgevonden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de dagvaarding op de juiste manier aan [gedaagde] is betekend en heeft verstek verleend.

De vordering van [eiser] is gebaseerd op het feit dat hij sinds 1 september 2020 in dienst is bij [gedaagde] als parketteur en dat hij zich op 18 juli 2022 ziek heeft gemeld. Volgens de toepasselijke cao heeft [eiser] recht op doorbetaling van 90% van zijn brutoloon vanaf 18 januari 2023. [Eiser] heeft echter geen loon ontvangen over de maanden maart, april en mei 2023, ondanks een eerdere veroordeling van [gedaagde] tot betaling van loon over januari en februari 2023. De kantonrechter heeft geoordeeld dat er een spoedeisend belang is bij de vordering van [eiser] en dat de kans van slagen in een bodemprocedure aannemelijk is.

De kantonrechter heeft de vorderingen van [eiser] toegewezen, inclusief de wettelijke verhogingen en rente, en heeft [gedaagde] veroordeeld tot betaling van de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en [gedaagde] is gewaarschuwd dat hij in de na dit vonnis ontstane kosten kan worden veroordeeld indien hij niet binnen 14 dagen aan het vonnis voldoet.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Amersfoort
zaaknummer: 10477280 AV EXPL 23-13 SV/40160
Kort geding verstekvonnis van 12 juni 2023
inzake
[eiser],
wonende te [woonplaats 1],
verder ook te noemen: [eiser],
eisende partij,
gemachtigde: mr. E.F.J. van West,
tegen:
[gedaagde], handelende onder de naam [bedrijf],
wonende te [woonplaats 2],
verder ook te noemen: [gedaagde],
gedaagde partij, niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
De kantonrechter heeft kennisgenomen van het exploot van dagvaarding van
2 mei 2023 met 17 producties.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 5 juni 2023. [eiser] is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. Van West voornoemd. [gedaagde] is niet verschenen. Van wat op de zitting is besproken heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De vordering

2.1.
[eiser] vordert veroordeling van [gedaagde] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, bij wege van voorlopige voorziening, tot betaling van:
€ 2.991,89 voor het loon over maart 2023;
€ 2.991,89 per maand vanaf 1 april 2023 voor het reguliere salaris te voldoen op het daarvoor gebruikelijke tijdstip, te vermeerderen met de vakantietoeslag op het moment dat dit opeisbaar is;
de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW van 50% over de onder A. genoemde post;
de wettelijke verhoging oplopende tot 50% over de gevorderde bedragen onder B. vanaf het moment dat die opeisbaar zijn;
€ 513,27 (exclusief BTW) voor buitengerechtelijke incassokosten;
de wettelijke rente over alle voornoemde gevorderde bedragen vanaf de dag dat die bedragen zijn verschuldigd;
de proceskosten.
2.2.
Aan zijn vordering heeft [eiser] het volgende ten grondslag gelegd.
2.3.
[eiser] is sinds 1 september 2020 in dienst van [gedaagde] als parketteur. Het laatstelijk verdiende salaris bedraagt € 3.324,33 bruto per maand. [eiser] heeft zich op 18 juli 2022 ziekgemeld. Op grond van de toepasselijke cao heeft [eiser] vanaf 18 januari 2023 recht op doorbetaling van 90% van zijn brutoloon. Dit is een bedrag van € 2.991,89 bruto.
2.4.
[gedaagde] is bij vonnis van de kantonrechter van 11 april 2023 veroordeeld tot betaling aan [eiser] van het loon over de maanden januari en februari 2023. [gedaagde] heeft ook het loon vanaf 1 maart 2023 niet meer betaald. Volgens [eiser] heeft hij een spoedeisend belang bij de door hem gevraagde voorlopige voorziening, omdat hij door het uitblijven van de loonbetaling in financiële problemen komt.

3.De beoordeling

3.1.
[gedaagde] is in deze procedure niet verschenen. De dagvaarding is op de juiste manier aan hem betekend. Daarom wordt tegen [gedaagde] verstek verleend.
3.2.
Aangezien het in deze zaak om een loonvordering gaat, is het spoedeisend belang gegeven met de aard van de vordering.
3.3.
In dit kort geding moet, op basis van de processtukken en dat wat tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gebracht, worden beoordeeld of het in deze zaak aannemelijk is dat de vordering van [eiser] in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft dat, vooruitlopend daarop, toewijzing van de vordering in dit kort geding is gerechtvaardigd.
3.4.
Op basis van de door [eiser] overgelegde stukken en omdat er geen verweer is gevoerd, wordt in rechte uitgegaan van de juistheid van de stellingen van [eiser]. Dit betekent dat de kantonrechter ervan uitgaat dat [eiser] zijn loon over de maand maart niet uitbetaald heeft gekregen, terwijl hij daar wel recht op had. Op basis van de toelichting van [eiser] tijdens de zitting op 5 juni 2023 gaat de kantonrechter ervan uit dat [eiser] ook het loon over de maanden april en mei 2023 en het vakantiegeld niet uitbetaald heeft gekregen, terwijl hij daarop recht had. Nu [gedaagde] niet tijdig aan zijn loonbetalingsverplichtingen heeft voldaan is hij hierover ook de wettelijke verhoging verschuldigd. Het is verder aannemelijk dat in een eventuele bodemprocedure geoordeeld zal worden dat [gedaagde] het loon van [eiser] ook na 1 juni 2023 verschuldigd is, nu de arbeidsovereenkomst niet is beëindigd. Hoewel de vordering om het loon door te betalen voor zover die betrekking heeft op de periode vanaf 1 juni 2023 een toekomstige vordering is die nog niet opeisbaar is, zal de vordering ook worden toegewezen omdat er gegronde vrees is dat [gedaagde] het loon van [eiser] niet zal betalen. Hij heeft immers ook na een eerder veroordelend vonnis het daarna opeisbaar geworden loon niet op tijd uitbetaald.
3.5.
Gelet op het voorgaande komen de vorderingen de kantonrechter niet onrechtmatig of ongegrond voor. De vorderingen worden daarom toegewezen.
Wettelijke rente
3.6.
De gevorderde wettelijke rente wordt toegewezen over het verschuldigde loon en de wettelijke verhoging, omdat er geen verweer is gevoerd.
Buitengerechtelijke incassokosten
3.7.
De gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke kosten van € 513,27 is
(inclusief BTW) in overeenstemming met het Besluit voor vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten, zodat de gevorderde vergoeding tot dit bedrag zal worden toegewezen. De hierover gevorderde wettelijke rente, waartegen geen verweer is gevoerd, zal ook worden toegewezen met ingang van de datum van dagvaarding.
Proceskosten
3.8.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
- dagvaarding € 132,44
- griffierecht € 244,00
- salaris gemachtigde €
529,00(tarief kanton kort geding verstek)
Totaal € 905,44
3.9.
De nakosten en de wettelijke rente daarover worden toegewezen als hierna vermeld.

4.De beslissing

De kantonrechter:
geeft de volgende onmiddellijke voorziening:
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] tegen bewijs van kwijting te betalen:
- € 8.975,67 bruto aan achterstallig loon over maart tot en met mei 2023, te vermeerderen met de wettelijke verhoging van 50% op grond van artikel 7:625 BW, en de wettelijke rente daarover vanaf de datum van opeisbaarheid tot de dag van algehele voldoening;
- € 2.991,89 bruto per maand vanaf 1 juni 2023 voor het reguliere salaris te voldoen op het daarvoor gebruikelijke tijdstip, te vermeerderen met de vakantietoeslag op het moment dat dit opeisbaar is, totdat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is beëindigd; en deze bedragen te vermeerderen met de wettelijke verhoging van 50% op grond van artikel 7:625 BW, en de wettelijke rente daarover vanaf de data van opeisbaarheid tot de dag van algehele voldoening;
4.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van € 513,27 aan buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de datum van dagvaarding tot de dag van algehele voldoening;
4.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [eiser], tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 905,44, waarin begrepen € 529,00 aan salaris gemachtigde;
4.4.
veroordeelt [gedaagde], onder de voorwaarde dat hij niet binnen 14 dagen na aanschrijving door [eiser] volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 132,00 aan salaris gemachtigde;
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis;
4.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
4.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.M. Vanwersch, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 12 juni 2023.