Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
2.Waar gaat de zaak over?
“inwoon-overeenkomst”met elkaar gesloten. [gedaagde] woont sinds 1 december 2018 op grond van deze overeenkomst in de woonruimte met nummer [nummer/letter] aan de [straat] [nummer] in [plaats] . Deze woonruimte maakt deel uit van de woon-werkgemeenschap van stichting [eiseres sub 2] . [gedaagde] is voor de woning maandelijks een bedrag van € 621,60 verschuldigd en als voorschot op de servicekosten betaalt hij maandelijks € 310,80. [gedaagde] heeft de afrekening van servicekosten over 2018 en 2019 en de gedragingen van stichting [eiseres sub 2] (onder meer de afsluiting van delen van het buitenterrein en de wijze van communicatie) ter toetsing voorgelegd aan de huurcommissie. De huurcommissie heeft in beide zaken uitspraak gedaan. De stichtingen zijn het niet eens met deze uitspraken en hebben een beslissing van de kantonrechter gevorderd.
3.De feiten
, zijnde woongemeenschap;
(..) met inachtneming van de volgende afspraken/voorwaarden.
- De Stichting[ [eiseres sub 2] , ktr.]
is overeengekomen een woonruimte ter beschikking te stellen tot het nog in oprichting zijnde “ [....] ” en de bewonersvereniging, een feit is. Doel is om op het terrein samen te leven en te wonen zodat een gezamenlijke en veilige woonsituatie gecreëerd kan worden. - De inwoner draagt op grond van de met hem/haar gesloten inwoon-overeenkomst (mede) zorg voor het gezamenlijk beheren en onderhouden van het pand en de bijbehorende tuin aan de [straat] [nummer] in samenwerking met de overige bewoners en levert een bijdrage aan het uitvoeren van activiteiten en zorgdragen voor elkaar, binnen ieders mogelijkheden.
- De inwoner dient in de kosten van de woning bij te dragen. Voor deze woning zal bij aanvang maandelijks een vergoeding van € 621,60 per maand verschuldigd zijn. Bij dit bedrag komt per maand een bedrag van € 310,80 voor servicekosten zijnde een bevoorschotting die jaarlijks berekend wordt naar de werkelijk gemaakte kosten en bijgesteld. Deze bedragen dienen vóór de 1e van iedere maand overgemaakt te zijn op bankrekeningnummer (..) [eiseres sub 2] ;
- (..)
- Bij beëindiging van de inwoonovereenkomst dient de woning na 3 maanden in goede staat opgeleverd te worden aan Stichting[ [eiseres sub 2] , ktr.]
(..)”.
4.Het geschil
5.De beoordeling
De kwalificatie van de inwoonovereenkomst
“(d)oel is om op het terrein samen te leven en te wonen zodat een gezamenlijke en veilige woonsituatie gecreëerd kan worden”, dat
“(d)e inwoner (mede) (zorg) (draagt) voor het gezamenlijk beheren en onderhouden van het pand en de bijbehorende tuin”, en dat hij
“een bijdrage aan het organiseren van activiteiten en zorgdragen voor elkaar, binnen ieders mogelijkheden, (levert)”. Voor het overige hebben de stichtingen geen nadere inhoudelijke toelichting gegeven. Zij hebben niet, althans onvoldoende duidelijk, aangegeven wat de feitelijke gang van zaken is (geweest) met betrekking tot de uitvoering van de overeenkomst. De kantonrechter acht hierbij met name van belang wat het tijdsbeslag is (geweest) dat het participeren in de woon-werkgemeenschap op de bewoners in de praktijk placht te leggen. De stichtingen hebben hierover onvoldoende feiten gesteld. De kantonrechter kan daarom niet vaststellen dat het standpunt van de stichtingen, dat het participeren in de woonwerkgemeenschap overheersend is ten aanzien van het wonen op het terrein van de woon-werkgemeenschap, juist is.
gasberekent stichting [eiseres sub 2] de kosten als volgt :
elektraleidt de berekeningsmethode van stichting [eiseres sub 2] tot de volgende uitkomst:
€ 62,09en over 2019
€ 576,19verschuldigd is voor het gebruik van gas en dat hij over 2018
€ 37,47en over 2019
€ 506,46verschuldigd is voor het gebruik van elektra.
€ 6,10betalen en over 2019
€ 80,65.
nietste betalen en over 2019
€ 0,91.
nietsverschuldigd en over 2019
€ 79,93.
€ 1,65verschuldigd is en over 2019
€ 22,79.
€ 55,58verschuldigd en over 2019 een bedrag van
€ 666,96.
€ 1,24aan administratiekosten over gas verschuldigd is, en over 2019
€ 11,52.
€ 5,04administratiekosten verschuldigd. De overige servicekosten over 2019 tezamen bedragen over 2019 € 1.357,77. Daarover is [gedaagde] dus
€ 67,89administratiekosten verschuldigd.