ECLI:NL:RBMNE:2023:2852

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 juni 2023
Publicatiedatum
16 juni 2023
Zaaknummer
16-009997-22
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing verzoek getuige niet te horen in strafzaak

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 13 juni 2023 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de officier van justitie tegen de beslissing van de rechter-commissaris. De rechter-commissaris had op 23 mei 2023 het verzoek van de officier van justitie afgewezen om van het horen van de getuige af te zien. De rechtbank heeft het hoger beroep gegrond verklaard en de beslissing van de rechter-commissaris vernietigd.

De procedure begon met het indienen van een bezwaarschrift door de officier van justitie, die stelde dat het welzijn van de getuige in gevaar zou komen door het afleggen van een verklaring. Tijdens de behandeling in raadkamer op 8 juni 2023 zijn de officier van justitie en de raadsvrouw van de verdachte gehoord. De officier van justitie voerde aan dat er een gegronde vrees bestond voor de gezondheid van de getuige, ondersteund door verschillende stukken, waaronder brieven van een kinderarts en andere betrokkenen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de getuige cruciaal is voor de bewijsvoering, maar dat de kwetsbaarheid van de getuige en de mogelijke negatieve impact van het verhoor zwaarwegende argumenten zijn. De rechtbank oordeelde dat het belang van de getuige om niet te hoeven getuigen zwaarder weegt dan het belang van de verdachte om de getuige te ondervragen. De rechtbank heeft daarom de beslissing van de rechter-commissaris vernietigd en het verzoek van de officier van justitie om af te zien van het horen van de getuige toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
parketnummer : 16-009997-22
Beslissing op grond van artikel 446 van het Wetboek van Strafvordering van de meervoudige raadkamer van 13 juni 2023,
in de zaak van de verdachte:
[verdachte] ,
geboren op [2003] te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] , [woonplaats] ,
(hierna: verdachte).

1.Inhoud van het bezwaarschrift

Door de officier van justitie is op 23 mei 2023 hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, van 23 mei 2023. Het hoger beroep richt zich tegen de beslissing van de rechter-commissaris tot afwijzing van het verzoek van de officier van justitie om van het horen van de getuige
[getuige]af te zien.

2.De procedure

Bij de behandeling in raadkamer achter gesloten deuren op 8 juni 2023 zijn gehoord de officier van justitie mr. M. Lousberg en de raadsvrouw van verdachte mr. S. Schilder, advocaat te Utrecht.
De officier van justitie heeft in de appelschriftuur verwezen naar vijf stukken die volgens het Openbaar Ministerie onderbouwen dat sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 288, eerste lid, aanhef en onder b van het Wetboek van Strafvordering, oftewel dat het gegronde vermoeden bestaat dat de gezondheid of het welzijn van de getuige door het afleggen van een nieuwe verklaring in gevaar wordt gebracht. De stukken betreffen twee brieven van behandelend kinderarts prof. dr. [kinderarts] van maart 2023, een brief van de moeder van de getuige [A] , een brief van de gezinswerker Buurtteams jeugd en gezin [B] , en een brief van de mentor van de getuige [C] van 21 april 2023.
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat er geen reden is om van het verhoor van de getuige af te zien en dat de rechter-commissaris al voldoende heeft gemotiveerd waarom een studioverhoor noodzakelijk is voor de verdediging. Voorts heeft zij aangevoerd dat deskundige [kinderarts] als behandelend arts niet onafhankelijk is.

3.De beoordeling

De rechtbank stelt vast dat het bezwaarschrift binnen de wettelijke termijn van 14 dagen is ingediend. Het bezwaarschrift is dan ook tijdig ingediend.
De rechtbank dient in het kader van onderhavig hoger beroep een oordeel te geven over de vraag of de rechter-commissaris in redelijkheid tot haar beslissing heeft kunnen komen.
De rechter-commissaris heeft op 23 mei 2023 het verzoek van de officier van justitie om getuige [getuige] niet te laten horen afgewezen en daartoe overwogen dat de getuige belangrijk is voor de bewijsvoering en dat zij als enige uit eigen wetenschap iets kan verklaren over de aan verdachte verweten gedragingen, die verdachte ontkent. Gelet op de kwetsbaarheid van de getuige zal zij worden gehoord in een kindvriendelijke studio door een speciaal daarvoor getrainde zedenrechercheur, buiten aanwezigheid van de verdachte, zijn advocaat, de rechter-commissaris en de officier van justitie, waarbij de vragen van de verdediging op voorhand aan de rechter-commissaris en de verhoorder worden toegestuurd, waarna deze toetsen in hoeverre de vragen te belastend zijn voor de getuige en op welke wijze de vragen het best aan de getuige kunnen worden gesteld.
De rechtbank overweegt dat uit de stukken van het Openbaar Ministerie, en met name de brieven van [kinderarts] , blijkt dat de wijze waarop de getuige gehoord zou worden, het sterk ontwrichtende effect bij de getuige niet zal kunnen verminderen. [kinderarts] heeft immers onder andere aangegeven dat een verhoor sterk ontwrichtend zal zijn voor de toch al wankele situatie en dat het niet zal uitmaken dat het verhoor zal plaatsvinden door een gecertificeerd zedenrechercheur. De rechtbank is daarnaast niet van oordeel dat de aangevoerde deskundige [kinderarts] niet onafhankelijk genoeg zou zijn, aangezien zij vanuit haar professionele hoedanigheid en ervaring heeft gerapporteerd. Het enkele gegeven dat zij de getuige al lang kent en bij haar behandeling betrokken is, doet niet automatisch af aan haar onafhankelijkheid bij het rapporteren als arts. Gelet daarop, in combinatie met het feit dat het welzijn van de getuige blijkens de overige overgelegde stukken in de afgelopen periode al een forse terugval heeft gehad, is de rechtbank van oordeel dat er sprake is van een reëel en objectief vast te stellen gevaar voor het welzijn en de gezondheid van de getuige. Het belang om niet te hoeven getuigen dient naar het oordeel van de rechtbank in dit geval zwaarder te wegen dan het belang van verdachte om haar te ondervragen. De rechter-commissaris heeft dan ook in redelijkheid niet tot de beslissing kunnen komen om de getuige alsnog te laten horen middels een studioverhoor, ook niet met de hiervoor genoemde maatregelen.
De rechtbank zal het hoger beroep gegrond verklaren en de beslissing van de rechter-commissaris van 23 mei 2023 vernietigen.

4.De beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het hoger beroep gegrond;
  • vernietigt de beslissing van de rechter-commissaris van 23 mei 2023;
  • wijst toe het verzoek van de officier van justitie om af te zien van het horen van de getuige [getuige] in de zaak van verdachte.
Deze beslissing is gegeven in raadkamer op 13 juni 2023 door mr. H.A. Gerritse, voorzitter en mrs. L.C. Michon en E.W.A. Vonk, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. Jaâter als griffier.
Deze beslissing is door een van de rechters en de griffier ondertekend.