ECLI:NL:RBMNE:2023:2825

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
16 juni 2023
Publicatiedatum
15 juni 2023
Zaaknummer
UTR 23/1088
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens niet tijdige ingebrekestelling en verlenging beslistermijn

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland op 16 juni 2023, wordt het beroep van eiser, dr. [eiser], tegen het College van Bestuur van de Universiteit Utrecht beoordeeld. Eiser heeft een beroep ingesteld omdat hij van mening is dat het college niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag van 9 januari 2023. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat de beslistermijn nog niet was verstreken op het moment dat eiser zijn beroep indiende. De beslistermijn eindigde op 13 april 2023, en het college had deze termijn tijdig verlengd op basis van de complexiteit van de zaak. Eiser had op 9 januari 2023 zijn verzoek ingediend, maar het college heeft dit verzoek op 13 januari 2023 ontvangen, wat door de rechtbank als aannemelijk wordt beschouwd.

De rechtbank legt uit dat als een bestuursorgaan niet op tijd beslist, de betrokkene een ingebrekestelling moet sturen. Indien deze ingebrekestelling te vroeg wordt verzonden, is het beroep niet-ontvankelijk. Eiser heeft zijn ingebrekestelling op 13 februari 2023 ingediend, terwijl de beslistermijn nog niet was verstreken. De rechtbank concludeert dat het college de beslistermijn rechtsgeldig heeft verlengd en dat er geen sprake is van kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht door eiser. Daarom wordt er geen proceskostenveroordeling opgelegd aan eiser.

De rechtbank verklaart het beroep van eiser niet-ontvankelijk, en deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer in aanwezigheid van griffier mr. L. Ruizendaal-van der Veen. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/1088

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 juni 2023 in de zaak tussen

dr. [eiser] , uit [woonplaats] , eiser

en

het College van Bestuur van de Universiteit Utrecht, het college

(gemachtigde: mr. F. Hoogeveen).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiser heeft ingesteld omdat het college volgens hem niet op tijd heeft beslist op de aanvraag van 9 januari 2023.
1.1.
Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. [1]
Is het beroep ontvankelijk en gegrond?
3. Als de betrokkene de ingebrekestelling te vroeg stuurt, is het beroep niet-ontvankelijk. Dit betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk kan beoordelen.
4. In dit geval eindigde de beslistermijn op 13 april 2023. Eiser heeft op 9 januari 2023 het verzoek ingediend, welk verzoek op 13 januari 2023 is ontvangen. De beslistermijn voor het college is één maand, en afhankelijk van de complexiteit van een verzoek kan de termijn binnen een maand na ontvangst van het verzoek met twee maanden worden verlengd. Dat heeft het college in deze zaak bij brief van 10 februari 2023 gedaan, waardoor de termijn op 13 april 2023 eindigde.
5. Eiser betoogt in zijn ingebrekestelling dat het niet mogelijk is dat het college zijn verzoek pas op 13 januari 2023 heeft ontvangen omdat hij het op 9 januari 2023 heeft afgegeven op het universitair servicepunt [locatie] . In dat geval was het college te laat met het verlengen van de termijn, omdat dit binnen een maand na ontvangst van het verzoek gedaan moet worden. Dit volgt de rechtbank niet. Het college heeft het verzoek van eiser overgelegd met hierop de datum van 13 januari 2023 gestempeld. Hiermee heeft het college aannemelijk gemaakt dat zij het verzoek op 13 januari 2023 ontvangen heeft. Zij heeft de beslistermijn daarom op tijd verlengd.
6. Eiser voert verder in zijn ingebrekestelling aan dat verweerder de beslistermijn niet rechtsgeldig heeft verlengd, omdat het college niet heeft onderbouwd waarom dit een complexe zaak betreft. Ook dit volgt de rechtbank niet. Aan verweerder komt beoordelingsvrijheid toe om een verzoek als complex aan te merken. Niet is gebleken dat verweerder hierin onjuist heeft gehandeld en niet tot verlenging heeft mogen overgaan. Het college mocht de termijn dus verlengen.
7. Eiser heeft op het college 13 februari 2023 in gebreke gesteld. Op dat moment was de beslistermijn nog niet verstreken.
Conclusie
8. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
9. Verweerder heeft verzocht eiser te veroordelen in de proceskosten vanwege onredelijk gebruik van zijn procesrecht. Omdat de beslistermijn nog niet was verstreken toen eiser zijn beroep indiende, wist hij immers dat zijn beroep nergens toe kon leiden, aldus het college.
10. De rechtbank kan een natuurlijke persoon in de proceskosten veroordelen in geval van kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht. [2] Het moet dan voor eiser evident zijn dat met zijn beroep geen positief resultaat was te verwachten. Gelet op de beoordeling van de juistheid van de verlenging van het verzoek, is de rechtbank hiervan onvoldoende gebleken.
11. Voor een proceskostenveroordeling voor het college bestaat ook geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van mr. L. Ruizendaal-van der Veen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 16 juni 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Awb.
2.Artikel 8:75, eerste lid, van de Awb.